06 november 2005

EGOSTRIP (35)

Ronse. Trouwzaal stadhuis. Beneden hangen gewezen burgemeesters eeuwigdurend te wezen in gruwelijk verstarde portretten. Boven staat burgemeester Luc Dupont zichzelf te zijn, in afwachting dat hij eindigt als portret. Burgemeester van een lastige stad in de kering. Wie nu burgemeester van Ronse wil zijn, verschaffe zichzelve een doos Quiesbollen. Tegen het oorverdovend gesakker.

Ze zijn allemaal gekomen voor de viering van wijlen ‘Mister Blue’. Etienne Verschueren, die Ronse internationale Jazzroem schonk. Ik begroet Jazzfreak Julot Pot die met het idee van deze viering is komen aandraven. Ik zie kunstenaar Roger Cnudde die een schilderij van Etienne heeft geborsteld. Jeugdvriend Paul Vandenhoeke, architect, acteur en miskend schilder (zijn Magritte-station : alle gekte van Ronse in één doek) en ere-commissaris José Plume, die zijn boezemvriend Etienne schitterend huldigt. Dan de andere muzikanten naast West Music man José. Vooraan aan de toetsen Tony Bauwens, ‘Bob Friend’ van het eerste uur . ‘De aristocraat van de piano.’ Bauwens, Ronsenaar, compaan van Etienne maar ook begeleider van Toots, Georgie Fame, Shirley Bassey. En helemaal weggestopt, vrijwel onzichtbaar op de voorlaatste bank : de nu al legendarische Roger Vanhaverbeke. Vijfenzeventig en als onvervalste jazzman nog altijd aan de slag in het Brusselse Sheraton Airport. Tien jaar is hij nu al dood Etienne. Maar de stad van zijn dromen vergeet hem niet. Voor een keer laat de schuchtere stad Ronse haar bescheidenheid varen, is zij groots in het unanieme enthousiasme van een terechte erkenning.

Ronse, waar alles mogelijk wordt als Ronsenaars er samen voor gaan. Cultuurschepen Joris Vandenhoucke en Cultuurraadvoorzitter Marc De Turck scoren een topmoment. Er komen er nog. Deze stad gaat voor cultuur met eindelijk een nieuw Cultuurcentrum. En de opvolging van Etienne is in goede handen, bij Serge Plume en Dieter Limbourg. De twee jonge Ronsese goden van het Brussels Jazz Orchestra..Claude Debie, geboren rasacteur, onvergetelijke ‘Nonkel Louis’ in ‘De Schietspoeldynastie’ introduceert de vrienden van Etienne. Hij doet dat met stijl. Het is alsof iedereen zich heeft voorgenomen Etienne Verschueren terug te halen uit de jazzhemel.

Een filmmontage op muziek van zijn Fiertelsuite toont de mijlpalen, afgebakend op de Fiertels van zijn leven. Ik herken in die prent talloze Ronsenaars, onderweg naar het licht van de eeuwigheid in een immer levendige Fiertel. Trommels en Fluitjes. Altijd andere, steeds hetzelfde lied. De Fiertel als metafoor van de vergankelijkheid. Eeuwigdurende Fiertel. Ronsenaars die heel eventjes meestappen in de karavaan van het bestaan. Op die beelden van vergankelijkheid, de tijdloze muziek van Etienne. Als gegoten op het ritme van het komen en het ter ziele gaan . De traagheid en de last van het schrijn. Het efemere van de eindeloze stoet mensenlevens. En Etienne die met zijn noten de eeuwigheid vastpint, op de balkjes van de schoonheid.

Troomoo Floatsie
Troomoo Floatsie
geift den boer
nen stamp ie zien gat.


Ik heb een déjà-vu effect, herken beelden van thuis. De Steenbrugge. De Fiertels van mijn jeugd, van Wijnstraat naar Kruissens, van Kruissens naar Wijnstraat. Je bent even terug, Johan, dode broer die maar voortleeft in mijn hart. Het is jouw film. Het is jouw eindwerk aan het Nationaal Radio en Filminstituut. Verknipt en verwerkt tot magische mozaiek van Ronsenaars.
Waar je nu zit, moet het goed toeven zijn. Misschien hoor je er Etienne op zijn altsax. Wie weet hoor je een deuntje op zijn eerste accordeon. Ze zeggen dat je altijd terugkeert naar vroeger als je dood gaat. Ik kijk door het raam van mijn schrijfhoek naar de sterren. Mars is goed zichtbaar in deze najaarsnachten. Ik zoek Mars in het zuidoosten, zie een ster met alle Ronsenaars bijeen. Grote beren, kleine beren. Recht voor de raap en hartelijk. Eindelijk verenigd in de broederschap en de liefde voor onze stad. Jij bent er aan het filmen, zoals altijd. Naast jou zitten je vrienden. Kapitein Zeppos. Johan en de Alverman. Joos Florquin. Fons Fraeters en zijn Annie huppeldepup. Nog wat verder tokkelt Ephrem Delmotte op de beiaard ‘Lieve Vrouwe van Ons land’. Klienen Beutsoo, de eerste nar, maakt bokkesprongetjes op het Bommelslied. Emile Cuvelier trekt aan zijn sigaar, schiet een paashaas. Raymond Vandeputte overhandigt een beker aan Jempi Monseré en bloemen aan Zuster Zenobie. En jij mama, waar zit jij in die fanfare van leven na de dood ? Eindelijk terug bij papa ? Zeg hem dat het een propere is. Dat hij zomaar is dood gevallen, alleen al van het verschieten van mij te zien geboren worden. En vraag aan bompa dat hij stopt van zo vals op zijn bombardon te blazen. Dat ik Etienne zijn trommelfluitje kan horen. Heel zacht. Hemels mooi.