08 november 2005

EGOSTRIP (37)

Saint-Sauveur. In het muziektempeltje van Johan Vanderaspoilden wordt hard gerepeteerd aan nieuwe nummers van De Gev(l)uigoode Mandolienen. Fabriseke Donckerwolcke zet een prachtige interpretatie neer van ‘Hiete Paane’ (Aline, Christophe). Fabrice is weg van De Panne. Van het een kwam het ander. Dit is zijn lied. Ik heb het speciaal aan hem opgedragen, in de tweede druk van Het Roonsies Beurookboekskie. Het is een uit de hand gelopen grapje maar het wordt een kaskraker. Een bisnummer voor onze komende optredens, zeker weten.
Johan probeert zelf ‘Mei Lucie an de zie’ uit (Memphis Tennesee, Chuck Berry), een nummer voor Philippe ‘Kari’ Verbruggen. Philippe zingt doorgaans ook een van mijn lievelingsliedjes : ‘t Kloert ien Roonse’ (Paris s’éveille, Jacques Dutronc). De nieuwe dageraad van Ronse, op tekst en muziek. Wat Luc Delcoigne op dat nummer uit zijn dwarsfluitpartij haalt, overtreft mijn stoutste verwachtingen wat betreft de symbiose tussen volkse eigenheid en muziek.
Peter Dhooge heeft zijn laatste patiënt van de dag gemasseerd. Achter zijn microfoon ontroert hij me telkens weer met die prachtige stem van hem in ‘Engookie’ (Angie, The Stones). Dit nummer, my song for Stanse, wordt soms ook ten hemel gezongen wordt door onze zangcoach zelve : Katrien Wemel. Een godsgeschenk.
Peter leeft zich verder uit met ‘Adieu Peire’ (A hard day’s night, Beatles). Ik popel al om hem ‘Baie des Canoubiers’ te horen zingen (‘In my life’, Beatles). En afgesproken, as soon as possible ook een paar leuke uit het rijke creatieve leven Rod Stewart. De muziek zit goed. Het werkt allemaal wel. Er wordt gesleuteld. Gecorrigeerd. Herbegonnen. Partiturenconnoisseur Delcoigne geeft elke noot haar plek. De gitaristen plukken de sterren uit de hemel. Jonathan tovert op zijn prachtige Les Paul Gibson, een juweel. Bassist Erwin is een begenadigd zanger.
Ik heb hem een verrasing gemaild, hij weet het nog niet. Drummer Gino houdt het ritme strak. Op 19 november treden we dezelfde avond op in zowel de Klijpe als op Sint-Pieter. Hoe we dat gaan flikken, is ons nog niet duidelijk. Een heksentoer wordt het zeker. Maar we zijn hectische omstandigheden al gewoon. Het leuke is dat het oorspronkelijke Tavi-repertoire inmiddels helemaal kon opengetrokken worden naar een echte 'Tuupe vuir Roonse Tour'. We zijn nu al goed voor een act van anderhalf uur steengoede muziek. En heu wat de zang betreft: naar best vermogen. Sinds Luc me heeft uitgelegd (gelukkig niet getoond) hoe ik een tong moet draaien, weze het op mijn chromatische Hard Bopper van Toots, ben ik even van mijn melk. Vanavond hou ik mijn mondharmonicacollectie veilig opgeborgen. In de mooie zwarte Stella Artois Music-tas die ik met de Gev(l)uigoode Mandolienen-ploeg gewonnen heb, op de Hermes quiz.
Cultuurraadvoorzitter Marc De Turck meldt me dat we het break even point gehaald hebben met het Roonsies Berooboekskie.Vanaf nu kunnen we doorgaan voor het goede doel. Johan van de Standaardboekhandel laat me weten dat ik meer Beurooboekskies gesigneerd heb dan Filip Meirhaeghe en Stan Laureyssens. Juist, maar ik speelde wel een thuismatch. Op de Boekenbeurs signeerde Meirhaeghe er meer dan achtduizend. Met zoveel Beurooboekskies zouden we voor het héél goede doel kunnen gaan.

Ronse. De reacties op mijn idee om hier voortaan ruimte te maken voor ‘De Nieuwe Ronsenaar’ en deze blog open te stellen voor ideeën en teksten en activiteiten van alle positieve Ronsese doemensen die het ideaal 'Tuupe vuir Ronse' onderschrijven, verwarmen mijn hart. Een jongensdroom gaat in vervulling.
Uitgerekend vandaag lees ik dat de printpers steeds meer onder druk staat van internet. Le Monde probeert nu terug te slaan met nog meer kwaliteit. Ooit ben ik Het Volk beginnen lezen op de trein naar Brussel omdat die krant, waar ik later zelf nagenoeg dertig jaar werken zou als journalist, toen voor de buitenlandverslaggeving het exclusieve copyright had van Le Monde. Ik verslond Jacques Amalric en zijn companen. Niets van wat in Chili of Nepal aan de hand was ontging me. 'De Nieuwe Ronsenaar.' Met alles erin wat u elders niet leest. Moe maar gelukkig ga ik slapen. Met een samenzweerderig knipoogje naar mijn bompa op wiens ouwe Remington ik mijn eerste stukjes tikte. Dan al met twee vingers.

Onder de nachtlamp lees ik 'Trois jours chez ma mère' (Grasset)helemaal uit. Goncourtwinnaar François Weyergans schrijft werkelijk als een god. Ik kan iedereen zijn dik verdiende prijs aanbevelen. Zelf stort ik me nu gretig op ‘Mijn leven met Mozart’ van Eric-Emmanuel Schmitt. (Atlas) Van Schmitt heb ik ook al ‘Oscar en oma Rozerood’ en ‘Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran’ en ‘Het kind van Noach’ verslonden. Stuk voor stuk pareltjes. Lezen en schrijven. Schrijven en lezen. Lezen om te schrijven. Leven om te lezen. Een geschreven leven. Het leven is mooi. Veel meer moet dat niet zijn. We zullen met zijn allen doorgaan. Met streelzachte violen als het kan. Met trompetgeschal als het moet. Zien wat Goldman daarover zingt.

Et même si le temps presse
même s’il est un peu court
si les années qu’on me laisse
ne sont que minutes et jours

Et même si l’on m’arrête
ou s’il faut briser des murs
en soufflant dans des trompettes
ou à force de murmures

J’irai au bout de mes rêves
tout au bout de mes rêves
j’irai au bout de mes rêves
où la raison s’achève
tout au bout de mes rêves.

Jean Jacques Goldman. ‘Au bout de mes rêves.’ Singulier.