03 december 2005

EGOSTRIP (48)

Insomnia

Toen de vogel van de slaap
zich in mijn oog dacht
te nestelen

Zag hij wimpers
en bang voor vangnetten
vloog hij weg.

Ibn-al-Hammarah. ‘Insomnia’.


Le businessman

‘Et que fais-tu de ces étoiles ?’
‘Rien. Je les possède.’
‘Et à quoi cela te sert-il de posséder les étoiles ?’
‘Cela me sert à être riche.’
‘Et à quoi cela te sert-il d’être tiche ?’
‘A acheter d’autres étoiles.’
‘Et qu’en fais-tu ?’
‘Je les gère. Je les compte et je les recompte.’
‘Moi, si je possède une fleur, je puis la cueillir et l’emporter. mais tu ne peux pas cueillir les étoiles.’
‘Non, mais je puis les placer en banque.’
‘Qu’est-ce que ça veut dire ?
‘Que j’écris sur un petit papier le nombre des mes étoiles. Et puis j’enferme à clef ce papier-là dans un tiroir.’
‘C’est amusant’, pensa le petit prince. ‘C’est assez poétique. Mais ce n’est pas très sérieux. Les grandes personnes sont décidément tout à fait extraordinaires.’

‘Le Petit Prince’. Antoine de S aint-Exupéry. (Ingekort).

Al wat de mensen ooit vermogen

Al wat de mensen ooit vermogen
drijft weg in de rivier der tijd,
en volk en vorst wordt meegezogen
in de afgrond der vergetelheid.

En blijft er toch iets ongeschonden
door zoete klank van lier of fluit,
‘t wordt door de eeuwigheid verslonden
en komt onder het lot niet uit.

Gavrila Romanovitsj Derzjavin.

Flemish writer

Dear Sir or Madam will you read my book ?
It took me years to write, will you take a look ?
It’s based on a novel by a man named Charlie
And I need another publisher
So I want tot be a
Flemish writer, Flemish writer

It's a thousand pages give or take a few
I’ll be writing more in a week or two.
I can make it longer if you like the style
I can write you a thriller too
Caus’ I want to be a
Flemish writer, Flemish writer

If you really like it you can have the rights
It could make a million for you overnight
Given it all away, I wish you goodnight
But now I need a break
Caus’ I want to be a
Flemish Writer, Flemish Writer

Vrij naar ‘Paperback Writer’. Paul McCartney.

Nog dikwijls moet ik denken aan die stad

Nog dikwijls moet ik denken aan die stad
zo oud, zo ijdel en zo decadent
doortrokken van geheimen en geruchten

Daar is een woonstee die niet ieder kent
alleen bereikbaar langs de Brug der Zuchten
alleen verlaatbaar, zegt men in een kist

De Loden Kamers…Nou, ik kon ontvluchten
met lust ben ik vertrouwd, maar ook met list
mijn leven is een dichtbeschreven blad

Ik heb geleerd, genoten en geboet
wat jammer dat men ook nog sterven moet

Giacomo Girolamo Casanova. ‘Nog dikwijls moet ik denken aan die stad.’


Tegen de Romeinse Curie

Hier smeden ze helm en zwaard uit vrome vaten
en overal is ‘t bloed van Christus veil
Kruishout en kroon wordt schild en lans en bijl,
en jij, o God, blijft lijdzaam en gelaten

Oh Heer, blijf weg uit Rome, waar prelaten
gedreven door een nieuwe levensstijl
je lichaam duur verkopen en je heil
verkwanselen voor wapens en soldaten.

Ikzelf heb nergens werk meer, en degene
die hier pontificaal de mantel draagt
kan mij nu als Medusa doen verstenen.

Maar hoe kan armoede, die God behaagt
zichzelf nog ooit aan ‘s hemels bronnen laven
als ‘t eeuwig leven zo wordt ondergraven ?

Michelangelo Buonarroti. ‘Tegen de Romeinse Curie.’


Notre Père qui êtes aux cieux,
restez-y.
(Jacques Prévert).

Een bergpaleis

Een bergpaleis
helemaal van kristal en zuiver :
geen sprankel stof op een
van deze bloemen.

Als we als gekken beginnen zingen
dansen alle bergtoppen.
en eens gaan we schilderen
wordt zelfs de hemel slechts versiering.

Voor jou en mij ligt de vreugde in het doen
en de duivel hale me als ik iets geef om ‘talent’.

Maar als je, mijn vriend, zo af en toe
iets hoort als geestelijk gelach…
dan zijn het alle grote, dode, gekke dichters
die even binnenpiepen om te luisteren.

Kuan Hsiu. ‘Een bergpaleis’.


La ville s'endormait

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
sur le fleuve en amont
un coin de ciel brûlait

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
et la nuit peu à peu
et le temps arrêté
et mon cheval boueux
et mon corps fatigué
Et la nuit bleu à bleu
et l'eau d'une fontaine
et quelques cris de haine
versés par quelques vieux
sur de plus vieilles qu'eux
dont le corps s'ensommeille

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
sur le fleuve en amont
un coin de ciel brûlait

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
et mon cheval qui boit
et moi qui le regarde
et ma soif qui prend garde
qu'elle ne se voit pas
et la fontaine chante
et la fatigue plante
son couteau dans mes reins
et je fais celui-là
qui est son souverain
on m'attend quelque part
comme on attend le roi
mais on ne m'attend point
Je sais depuis déjà
que l'on meurt de hasard
en allongeant les pas

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
sur le fleuve en amont
un coin de ciel brûlait
la ville s'endormait
et j'en oublie le nom
il est vrai que parfois près du soir
les oiseaux ressemblent à des vagues
et les vagues aux oiseaux
et les hommes aux rires
et les rires aux sanglots
il est vrai que souvent
la mer se désenchante
je veux dire en cela
qu'elle chante
d'autres chants
que ceux que la mer chante
dans les livres d'enfants
mais les femmes toujours
ne ressemblent qu'aux femmes
et d'entre elles les connes
ne ressemblent qu'aux connes
et je ne suis pas bien sûr
comme chante un certain
qu'elles soient l'avenir de l'homme

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
sur le fleuve en amont
un coin de ciel brûlait

La ville s'endormait
et j'en oublie le nom
et vous êtes passée
demoiselle inconnue
à deux doigts d'être nue
sous le lin qui dansait

Jacques Brel. La ville s’endormait.

02 december 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (15)

Is Zuster Magdaleen de grootste Ronsenaresse ?

Pater Damiaan is de grootste Belg. Althans voor de kijkers van Canvas en de luisteraars van Radio 1. Maar wie wordt de grootste Ronsenaar allertijden ?
Hierna exclusief het rijtje van kandidaten.

1. Sint-Hermes.

De man die vanuit de sterrenhemel alle zotten uit de buurt geneest maar zo verstandig is de Ronsenaars zelf met te rust laten. Sint-Hermes. De fiere stadsprefect van Rome die ons zijn mooie crypte, zijn Fiertel, zijn lekkere pralines, zijn heerlijke koffie, zijn zakenkantoor, zijn kwis, zijn fietsroute heeft nagelaten. Moeilijkheid : Hermes was een Romein, geen Ronsenaar.

2. Tavi Kloef

De man die de Ronsenaars leerde lachen. Wat van Hermes niet kan gezegd worden want zijn hoofd stond er niet naar. Het lag dan ook op de grond. Tavi Kloef heeft dan wel bestaan in de persoon van kloefkapper Octaaf De Baets. Maar de Tavi die iedereen in een deuk legt via de onnavolgbare acteerkunsten van Wim Van Coppenolle is eigenlijk een literaire creatie van Valère Depauw.

3. Valère Depauw.

Literaire daddy van Tavi en Madleeneki. Heeft sinds zijn ‘Tavi ees getraut’ (’34) niet opgehouden hele generaties Ronsenaars met zichzelf te doen lachen. Geen kleine verdienste. Valère heeft Ronse wel geruild voor Sint-Job-in ‘t Goor. Mijne god, Sint-Job-in-‘t-Goor. Was het dan nog Saint-Tropez geweest. Nee, Ronse verlaat je niet. Nooit. Jamais. Maar allez, Valère heeft Ronse een monument van leute nagelaten. En dat is niet om te lachen.

4. Den Bluten Pompier

Het voordeel van De Bluten is dat alle Ronsenaars hem kennen zonder te weten wie hij is. Wordt wel al heel zijn leven in de bloemen gezet. Het moeten niet altijd dezelfde zijn die gelauwerd worden. Bovendien heeft Den Bluten een hart van steen. De Grootste Ronsenaar kan onmogelijk iemand zijn met een hart van steen.

5. Mootie.

Créateur de la Fête des Bonmoss. Vive notre roi, ja leve onze koning. Ha, le professeur Ephrem Delmotte ! Quel talent ! Ne dites jamais Bommels, dites toujours Bonmoss. Ik ken er een paar van zijn Fondation die niet zullen aarzelen om hem tot grootste Ronsenaar, laat staan tot grootste Belg allertijden uit te roepen. Zijn Bommelsfeesten, zijn zot aan de statie, zijn zottenmuur, zijn boomookies, zijn boomoobier, zijn borstbeeld met muziekske, zijn etalage. Delmotte was ook een begenadigd beiaardier. Ik hore zijne bellekens nog zo schone rinkelen in mijne oren.

6. ‘t Woaf vaan Mootie

Monument van een vrouw. Zij het vol huiselijke zorgen. Ze staat daar al heel haar leven naar de canardkies van Cambiers vijver te kijken. Ocharme dat mens. Wat ze tegenwoordig bij nacht en ontij in haar perkje ziet, is niet meer om aan te zien. ‘t Woaf vaan Mootie is eigenlijk een beeld van Rik Wouters, geen Ronsenaar. Daartegenover staat dat vrouwen gelijke kansen moeten krijgen. Al heb ik me laten wijsmaken dat het vooral Mootie was die onder de sloef lag.

7. Snarie Bloedsoosiese

Helaas wat vergeten Ronsese wielerlegende. Won alle koersen waaraan hij deelnam. Op zijn één been. Merckx is niemand, vergeleken bij Snarie. In de tijd van Snarie bestond dat nog niet eens, doping. Snarie reed puur op bloedsoosiese. Zijn hematocrietwaarden hadden alle meters doen klakken. Zeker weten.

8. De koning van de Bommels.

Gaan we ons een beetje als macho’s gedragen, ja ? Wat doen we dan met onze Bommelsqueen ? En wat doe je met Michel Dhondt, de koning der koningen ? De Keizer de Bommels ? De grootste Ronsenaar allertijden kan ook moeilijk elk jaar een ander zijn. Komt boel van.

9. Den Duvoo

Interessante kandidaat. Veel truken in zijn lijf. Het probleem is : den duvoo loopt daar al heel zijn leven vastgeketend. Zowel in de Fiertel als op zijn vaste stek in de Sint-Hermeskerk. De grootste Ronsenaar allertijden aan de ketting ? We denken er niet aan. Ronsenaars laten zich niet ketenen. Nooit. Door niemand. Zelfs door Hermes niet.

10. Zuster Magdaleen.

Onze Sœur Sourire. Onze Sœur Emanuelle. Onze mother Theresa. De vrouw die de Ronsenaars leerde ziek zijn met manieren. Mij goed. Doch er is een klein probleem. Ik heb me laten wijsmaken dat Zuster Magdaleen eigenlijk een West-Vlaamse is. Past dan op van uw portemonnee ! Straks moeten we er nog voor betalen ook. Hoewel. Het ware mooi. Pater Damiaan als grootste Belg en Zuster Magdaleen als grootste Ronsenaresse. ( Het klinkt wel een beetje als zondaresse). Agneske Van Crombrugge moet dit dringend aankaarten bij haar grote vriend daar in Rome. Krijgen we er nog een heiligverklaring bovenop. Goed voor de Renaixance van Ronse.

DE NIEUWE RONSENAAR

BEGROET NU AL

ZIJN 3000 ste BEZOEK!

WE ZULLEN DOORGAAN:

TUUPE VUIR ROONSE.

01 december 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (14)

Ronse. Prettig weerzien met Annietje Blanckaert. Heel even, samen op een bank. Puur toeval. Zij met haar onveranderlijk sigaretje en haar eeuwige glimlach. Ik met mijn herinneringen. Want we delen iets leuks, Annie en ik. We hebben iets wat weinigen gemeen hebben. Iets van ons beiden alleen. We kunnen elkaars verjaardag nooit vergeten. We zijn geboren op dezelfde dag van hetzelfde jaar. In de politieke gloriejaren van Annie maakte ik mij er vanaf met een paar boutades.

‘Een ongeluk komt nooit alleen.’
‘Twee accidenten op één dag.’
‘Zij is begonnen.’

Onze jaren gleden voort. Gelijkvliedende levens. Als communicerende vaten.
Met op elke verjaardag die ene bijkomende gedachte. Ik aan Annie’s verjaardag, zij aan de mijne.

‘Stéphane, ne geleukkigen verjoerdaag.’
‘Uuk zuveil, Annietse.’
‘Me zoan ôl weire ‘n joerkie ouwer.’
‘Joom, Annie. Ge zeegt wui.’
‘’t Goe zierie.’
‘Dat zierie goet.’

Een gedeeld parcours. Al van in de papschool, aan de patronage in de Hoogstraat. Alover de enge besloten raadszaal van het Ronsese stadhuis. Zij op haar beleidsstoel, ik op de persbank. Ik spaarde Annie niet. Noch in mijn Pluspunten, noch in debatten. Hard pakte ik haar soms aan. Vooral in die ene verkiezingsuitzending voor Radio Hermes. Over haar landbouwbeleid voor Ronse. Eén van haar bevoegdheden toen. Het klonk stoer, maar het was ietwat goedkoop. Niets om fier over te zijn. Toen niet, nu niet. Wist ik immers zelf veel omtrent het landbouwbeleid van Ronse. Maar goed, ik was geen schepen van Landbouw. Ik zag Annie echter zwaar struikelen over mijn vragen. Ik wou ze rechthelpen, het ging van kwaad naar erger. Stress, verkiezingskoorts, een slechte dag, weetikveel.

Mijn lieve mama in het paradijs voor lieve mama’s had het voor Annie. Voor haar onveranderlijke vriendelijkheid. Voor haar ontwapenende eenvoud die haar hoog deed scoren op de Ronsese populariteitsladder. Voor dat ondefinieerbare iets dat haar in haar topjaren wind in de zeilen gaf, tot stemmentrekker en schepen van Ronse bombardeerde. Ja, ik weet het zeker, mama had het voor Annie. Ze heeft het me laten blijken. Want nooit, in heel mijn schrijvend leven niet, berispte ze me om wat ik schreef. Soms vielen vrienden van haar over stukken uit mijn pen die hen totaal niet zinden. Ze onderging daarbij gelaten alle venijnige steken onder water. Ze trotseerde de neerbuigende kritiek op hetgeen die sloeber van haar zoon weer eens geschreven had. En ze liet me vooral ten allen tijde ongehinderd schrijven wat ik vond dat ik schrijven moest. Ze wist beter dan wie ook dat schrijven het leven vulde van twee van haar vier zoons, haar oudste en haar jongste.
Doch zeker weten, voor Annie had ze een boontje. Misschien vanwege die bevalling van onze beide mama’s op dezelfde dag. Misschien vanuit solidariteit onder vrouwen. Misschien omdat mijn scherp geschrijf haar verontrustte. Hoogstwaarschijnlijk omdat ze schade vreesde en blessures verafschuwde.

‘Stéphane, woerom zoade zu hard mei Annietse ?’

Haar vraag heeft me lang achtervolgd. Tot op vandaag eigenlijk. Ik maakte me ervan af met de halve uitleg dat zoiets nooit persoonlijk is. Dat een politicus er als publiek figuur nu eenmaal zelf voor kiest een openbaar bestaan te leiden waarvan de opties vatbaar kunnen zijn voor kritiek in de media. Bovendien wees ik er haar op dat Annie nooit, maar dan ook nooit, enig ongenoegen daaromtrent had laten blijken. Noch in een brief, noch in een boze telefoon, noch in slinkse represaillepogingen. Anders dan anderen nu, toonde ze zich ze als politica van Ronse integendeel groots en waardig in de tegenkanting. Als ik zie hoe sommige untouchables van de Ronsese politiek vandaag tekeer gaan als ze een keer wat tegenwind krijgen, heb ik al heimwee naar de tijd van Annie. Goed, het ging er dan al eens wat luidruchtiger aan toe. Maar het was recht voor de raap. Zonder boogjes. Zonder omwegen.

Het ga je goed, Annie. Onze volgende verjaardag nadert alweer met rasse schreden.
Onze zoveelste al, sedert onze ‘kotske duikies’ en onze ‘lietse aanies’ op het koertje van de Hoogstraat. Bij zuster Zenobie en zuster Venantia.

‘De joeren vliegen.’
‘Me zien ze nie passeiren.’
'Nien. Me zien ze niet passeiren.'
‘Gelek dat giesteren waas.’
'Worden me noa oud?'
'Wa zoeme.'

30 november 2005

EGOSTRIP (47))

Telefoon van Paul De Baere, één van mijn zestien gewezen hoofdredacteuren. Vaak heb ik me afgevraagd of dat hoge cijfer aan mij lag, dan wel aan de vluchtigheid van hun functie.
Paul was directeur redactie en hoofdredacteur van Het Volk in de gouden jaren van die krant. Een gedreven vakman die je kon motiveren. En, niet onbelangrijk, een rechtschapen, loyaal en fideel mens. We hebben het even over onze onlangs overleden collega Eric Vertonghen. Eric was de chef krant van het redactiekantoor Brussel waar ik zeven gelukkige jaren van mijn journalistiek leven heb doorgebracht, als beginnend Wetstraatverslaggever voor het magazine Spectator.

Drie hoog en droog zaten we toen in de Koningsstraat, naast het Astoria hotel. Wij, jonge wolven van de Spectator-redactie. Met Frans Van Erps als onze vader, mentor, veeleisende leermeester, hoofdredacteur van Spectator. Diens persoonlijke hoogst zwijgzame secretaris André Regniers die Van Erps’ papierberg om de zes maanden binnen het kwart uur in grote rieten manden kieperde. De kleurrijke en boeiende Leuvense mediaprofessor Antoon Breyne, baas van De Nieuwe Gids. Op een griepmaandag per abuis ooit gebombardeerd tot gecoöpteerd (wij zegden gecopieerd) senator. Een vat vol anekdoten. Engel-doet-al Myriam Cyriez die docente zou worden in Nederland en auteur van ‘Gebelgd in Amsterdam’. Mijn goeie maat Hendrik Mertens, latere redactiemanager van Het Volk. En de onnavolgbare Wim Daems, die het magazine Eos vol wetenschappelijke bijdragen mikken zou. Wie liep daar al niet langs ? Literatuurprof Hugo Bousset, zondag nog op Radio 1 omtrent De Dietsche Warande & Belfort. Dichter Dirk Christiaens en zijn vader André. Cultuurkenner Dirk Lauwaert. Literair criticus Jos Borré. Filmautoriteit Jos Burvenich en zijn leerling wijlen de Antwerpse cinemaman Michel Apers. De Brusselse cartoonist Hugoké, later opgevolgd door de beginnende schitterende tekenaar Zak, nu De Morgen. Fotograaf Rik Van Cauwelaert, nu redactiedirecteur bij Knack. Buitenlandverslaggever en Zuid-Amerikakenner wijlen Dirk Vandersypen.
Een wereld ging voor me open. Een wereld van journalistieke bezetenheid en kameraadschap. Vol voortgezette redactievergaderingen in de Rotonde achter het parlement. Aanslepende maaltijden de Tuileries om de hoek. Nachtelijk beraad in Le Bilboquet. Achiel Samoy die nu en dan zijn kop binnen stak, zwijgend een lading kopij in zijn bakje mikte.

Eén verdieping onder ons het gecapitonneerde heiligdom van politiek directeur redactie Emiel Van Cauwelaert (met beneden op de koer zijn Mercedes, zijn chauffeur). Emiel, tegelijk burgemeester van Lombeek, soms helemaal in smoking, klaar voor een ontvangst ten paleize. Emiel die ons, ‘de overjaarse pseudo-hippies’ en ‘soixantehuitards’ van daarboven maar wat wantrouwde. Kryptocommunisten, dat waren we. En rond Emiel, zijn politiek-journalistieke garde. De verslaggevers van kamer en senaat Leo Marijnissen, Jef Claes en Eric Vertonghen. Deze laatste onveranderlijk met sigaartje in de mond. Persoonlijke vriend van VDB, met wie hij op de middag turnde. Eric, opklimmend in alle militaire graden als reservist.
Eric, die op een dag zijn kop door onze redactiedeur steekt, die ons toelacht met de terechte trots van een paraderend militair, op het défilé van de nationale feestdag.

Eric : ‘Mijne heren, tot u spreekt een nieuwbakken reservemajoor van het Belgisch leger.’
Wim Daems : ‘Proficiat. En wat kunde gij daarna nog worden ?’
Eric die de volgende graad op de ladder naar de hoogste militaire eer noemt. Daems die dezelfde vraag link telkens weer blijft herhaelen. Tot wanneer Eric snel aan de hoogst haalbare reservegraad zit, die ik vergeten ben.
Wim Daems, met lijzige stem: ‘En wat kunde gij daarna nog worden ?’
Eric : ‘Ah niks. Dan zit ik aan het plafond.’
Wim Daems : ‘Misschien kunde gij dan nog koning worden.’
Wij geplooid onder onze desk. Eric naar zijn redactie beneden. Meer dan ooit ervan overtuigd dat wij, anti-militaristische Vietnamoorlogbestrijders voor niets deugen, beter voor De Rode Vaan van Louis Van Geyt en Jef Turf kunnen gaan schrijven. Twee werelden in hetzelfde gebouw. Adieu Eric. Als er een hemel bestaat voor verslaggevers, dan zit jij er nu in. Met al je sterren, in de sterren.

Leven is reizen en de weg is kort.
Een doodgaan waar wij bij zijn is dit leven :
Gister het weerloos lichaam bijgebleven
en steeds opnieuw die grafkuil ingestort.

Een nauwelijks bestaan, een opgeschort
niets zijn, een snel vergeten tegenstreven,
nog even op de waanzin voortgedreven
dat stof al ademend vereeuwigd wordt.

Zo, voortbewogen op misleide ideeën,
verwachtingen onzinnig en verblind,
is het zijn open graf al ingeijld –

Als wie spelenderwijs in open zeeën
roerloos is meegedreven op de wind
en onverhoeds de haven binnenzeilt.

Francisco Quevedo y Villegas. ‘Leven is reizen en de weg is kort.’

Jan Verroken (88) mailt me dat hij een geboeid lezer is van De Nieuwe Ronsenaar. Het is een biezondere eer Jan in de herfst van zijn bestaan als lezer te mogen begroeten. Jan, de door franskiljons zo vaak verguisde ‘tombeur de Louvain’ die van Leuven-Louvain Leuven-tout-court maakte.
Je enige echte ware opvolger – hier, in Ronse - was Bernard Van den Daele, Jan.
I told you a long time ago. Wie Bernard die keer bezig heeft gezien in de Brusselse Magdalenazaal, opkomend voor de Vlaamse identiteit van Ronse, weet wat ik bedoel.

Ze kunnen hem nu misschien veel willen afpakken, Jan Verroken Ze kunnen zijn ongelooflijk rijkgevuld parcours uit hun selectief geheugen proberen te wissen, de wolven van de particratie. Maar die ene historische interpellatie, dàt stuk Belgische geschiedenis van de vervlaamsing van Leuven pakken de reuzen van de middelmaat hem niet af. Nooit.
Op naar de honderd, Jan. We zullen dat hier vieren. Met nog eens een verdraaid gedraaid scherp stuk. En dan denken we nog ‘s samen terug aan Hanske de Krijger Florent, voorzitter Albert, communistenvreter Antoon, Narke Omer, sportverslaggever André, boekhouder Adelin, neofiet Michel, drukker Vandevelde et tous les autres in dat kelderke. En ik, als broekje met mijn vermaledijde jeugdkrantje, met dichter Jotie en De Kobbe op pagina twee. Geniet alvast van het zeebriesje, in Oostduinkerke. En vliegt den blauwvoet, storm op zee.

Poëzie was met ons vanaf alle begin.
Zoals beminnen,
zoals honger, zoals pest, zoals oorlog.
Mijn verzen waren soms
verschrikkelijke dwaas.
Maar daarvoor verontschuldig ik me niet.
Ik geloof dat het zoeken naar mooie woorden
beter is dan doden en moorden.

Jaroslav Seifert. (1901-1985). ‘Schoonheid is waarheid, waarheid schoonheid’.
.

DE NIEUWE RONSENAAR (13)

De troeven van Ronse

Met het oog op het Strategisch Beleidsplan is er een sterkte-zwakte analyse gemaakt van Ronse. Wat maakt ons sterk ? Waar liggen onze kansen ? Wat maakt ons zwak ? Wat bedreigt ons ? Laten we er geen doekjes om doen : er zijn minpunten. Ze wegen zwaar. De gevolgen ervan zijn zichtbaar in het stadsbeeld. Ronse heeft een verouderd woonpatrimonium. Het compacte centrum is dichtbevolkt. Ronse is duidelijk een aantrekkingspool voor zwakkere groepen. Vrijetijdsinfrastructuur, vrijetijdsaanbod en verblijfsaccomodatie zijn ondermaats. Er is geen onsluiting. Het zwaar vervoer is hooguit een beetje verlegd vanuit het hart van de stad naar het bredere centrum. Concreet : vroeger zag je megatonners over een markt als een verkeerswisselaar schuren. Nu zie je ze door Glorieux en Ninovestraat donderen en schuiven.
Er is hoge werkloosheid. De financiële draagkracht van de Ronsenaars is dan ook navenant. Ga naar warenhuizen vanaf de derde week van de maand, je weet het. Werkgebrek geeft geldgebrek. Geldgebrek ondermijnt koopkracht en imago van de bewoners. De fiere bourgeois en koopkrachtige arbeiders van weleer zijn vervangen door een zienderogen verpauperende bevolking. Verouderde woningen. Verdere inkomensdaling. Voortschrijdende leegstand van het winkelcentrum. Zonevreemdheid van de grootste werkgever. Dit alles geeft de doemdenkers vrij spel voor de meest zwartgallige scenario’s. Koppel daaraan daar de typisch Ronsese slogans die elke Ronsese doemens naar het hoofd krijgt (‘daaden zaa nie goen’ en ‘wie poast ie daatie ees ?’) en we kunnen Ronse loslaten en vergeten.
Ronse loslaten ? Ronse vergeten ? Nooit. Jamais. Niemals. Never. Niet zo voor alle Ronsenaars die weigeren Ronse op te geven en deze stad haar Renaixance gunnen.
Want voor wie het nog niet was opgevallen : deze stad heeft ook een hoop troeven en kansen.
Om te beginnen is Ronse één van de mooiste steden van Vlaanderen. Geen chauvinisme. Wie de moeite doet om Ronse vanop één van de heuvelen te bekijken, ziet met wat verbeelding de glinsterende schoonheid van een Toscaans schilderij. Ronse is een prachtige compacte stad in een groen dal. Staan er in die stad nogal wat huizen te verkrotten, dan kan hetzelfde niet gezegd worden van de strateninfrastuctuur. Markt en centrum zijn grondig vernieuwd. Wie lange tijd uit Ronse is weggeweest, kijkt daarvan op. En het is nog maar een begin. In de komende jaren wordt de hele historische site rond Sint-Hermes aangepakt. Het oude hart van de stad.
We hebben een heel rijk verenigingsleven en een trouw kooppubliek. We winkelen misschien al eens elders, maar voor al onze basisaankopen vertrouwen we de degelijke service en dienst-na-verkoop van onze lokale zelfstandigen. Ontbreekt het ons aan wat hotelkamers, dan hebben we wel een voldoende aanbod voor jeugdlogies.
Ronse ligt niet alleen prachtig, zo midden in het groen, Ronse ligt bovendien op de grens van twee gemeenschappen. We wonen op best bereikbare afstand van TGV en vliegveld (Euralille, Lille Lesquin, Zaventem, Charleroi) en op een boogscheut van de A8. Daguitstappen naar Ardennen en kust zijn best haalbaar. De meertaligheid van de Ronsese Vlamingen is een troef. De laatste hardnekkige fransdolle unilinguisten die zich nu nog wat proberen te verschansen in hun overjaarse Franstalige serviceclubs of snoeverige gilden zijn aan hun laatste verloren achterhoedegevechten toe. En ze weten het. Ronse is nu in wezen al een Vlaamse veeltalige stad mét gegarandeerd hoffelijk onthaal voor alle anderstaligen. Een troef is en blijft daarom hoe dan ook de koopaantrek naar Wallonië toe en de kansen in de tertiaire sector.
Ook van dat verouderd woonpatrominium kunnen we een troef maken. Meer en meer krijgen oude Ronsese sites (Delbar, Incoplas, De Leie, Dumoulin, Cyr Cambier) andere bestemmingen. Overal krijgen afgedankte fabriekjes een nieuw eigentijds bestaan als loft. Vastgoed en bouwgronden zijn zoals overal elders fors gestegen, maar in vergelijking met elders gek genoeg nog relatief laag. Dit biedt kansen voor de renovatie van het woonaanbod.
Op al deze troeven wil het Strategisch Beleidsplan van àlle Ronsenaars (niet van meerderheid versus oppositie) de komen tien jaar inspelen. Het loont dan ook zeker de moeite om de komende weken en maanden op elk deelaspect ervan grondiger in te gaan.
Dit zal dan ook gebeuren in dit massaal bezocht webplatform voor alle Ronsenaars.
Als razendsnel groeiende mediaspeler in Ronse zal De Nieuwe Ronsenaar daartoe het forum van alle Ronsenaars zijn. Uw forum, fidele lezer.

29 november 2005

EGOSTRIP (46)

Blog Note

‘Welkom bij uw netwerkbeheerder. Om u sneller van dienst te zijn, toets uw postnummer in.’
Vivaldi. Flautino Concerto in C Major (Allegro)
‘Wij schakelen u door.’
Violin concerto opus 8 no. 12 in C.
‘Wij schakelen u door.’
Flute concerto in F major. La tempesta di mare.
‘Wij schakelen u door.’
Concerto in E minor Op.3 No.4. Andante.
‘Wenst u bediend te worden in het Nederlands, toets 1.’
Oboe concerto in D minor. Allegro moderato.
‘Wij schakelen u door.’
Lute concerto in D major. Allegro iusto.
‘Belt u voor een defect, toets 1. Heeft u vragen over uw factuur, toets 2. Wenst u deel te nemen aan onze wedstrijd, toets 3. Heeft u andere vragen, toets 4.’
Violin concerto in E flat. Major op. 8 No. 5. Presto.
‘U heeft gekozen voor 1. Wij schakelen u door.’
Concerto in B minor opus 3 no. 10. Allegro.
‘Al onze medewerkers zijn in gesprek. Even geduld.’
Autumn. Allegro. Four seasons.
‘Al onze medewerkers zijn in gesprek. Even geduld.’
Flautino concerto in C major. Allegro.
‘Met Vladislas Katchatourrrian. Helpdesk. Goeie morrrgen.’
‘Goeie morgen. Ik bel voor…’
‘Woarrrmee kan ik oe ghelpen ?’
‘Ik bel dus voor..’
‘Wat is oew adrrres?’
‘Broeke, Ronse.’
‘Een oegenbliek’
‘B R O E K E. ‘
‘Ik kijk oep oenze compoeter.’ ’
‘B R O E K E in RONSE.
‘Zeg da nonne keerrr.’
‘Broe-ke in Ron-se.’
Concerto in D minor op.3 no 11. Largo e spiccato.
‘Een ogenblik geduld. Onze medewerker behandelt uw geval.’
Flute concerto in A minor RV 108. Allegro Molto.
‘Een ogenblik geduld. Onze medewerker behandelt uw geval.’
Concerto in B Flat major for 2 trumpets. Allegro.
‘Menoer uit Rrronse? Bent oe daarr nog ?’
‘Jawel hoor.’
‘Big prroblem.’
‘U zegt ?’
‘Brrroeke in Rrronse bestoat niet.’
‘Beg you pardon ?’
‘Brroeke zegt u ?’
‘Broeke. Broe-ke. Broe-ke-straat in Ron-se..’
‘Big prrroblem.’
‘Hoezo ?’
‘Brroeke bestaat niet op mijnen compoeterrr.’
Mozart. Serenata notturna. Maestuoso.
‘Hallo meneerrre ?’
...
‘Hallo meneerre ? Bent oe daarrre nog ?’
Eine Kleine Nachtmusic. Allegro.

28 november 2005

DE NIEUWE RONSENAAR (12)

Het Vlaams Belang en de Ronsese kloof

Alle Ronsenaars willen meer veiligheid, werk, een betere commerce,vlottere mobiliteit. Het voormalig Vlaams Blok heeft hier de voorbije jaren vooral gehamerd op het gevoel van onveiligheid bij de Ronsenaars. Systematisch werd dat gevoel gelinkt aan het reilen en zeilen van de Ronsese migrantengemeenschap. Hierdoor werd de dubbele indruk gevoed dat Ronse niet langer veilig is en dat alle onheil komt van de 'vreemdelingen'.In de volksmond 'de grauwe'.
Met het oog op beleidsdeelname is de opvolger van Het Vlaams Blok ook in Ronse wat subtieler geworden. In wezen is het nog wel hetzelfde discours als voordien. Maar de soep wordt al wat minder heet opgediend naarmate een deelname aan het bestuur in het vizier komt. Wil dat zeggen dat Het Vlaams Belang genuanceerder is geworden ? Neen. Alleen voorzichtiger. Het Vlaams Blok is gesneuveld op een veroordeling. Daarmee zijn de grenzen van het wettelijk haalbare afgetast. Het Vlaams Belang wil zich aan dezelfde steen niet stoten.
Ten gronde gaat het echter nog altijd om precies dezelfde benadering. Alleen de verpakking is anders.
Er zijn drie manieren om migratie in te passen in een geavanceerde democratie. Twee ervan deugen niet.
Eén. Door te beweren dat alle onheil van de migranten komt, stigmatiseer je een hele ethnische bevolkingsgroep. Daarmee trek je de deur open voor gettovorming, repressie en racisme. Wie ‘The Pianist’ heeft gezien, behoeft geen tekening om te zien waartoe zoiets leidt. Joden, zigeuners, homo’s, mindervaliden, kleurenblinden, diabetici, migranten, ouderen, autisten, mongolen, ‘foute’ boekenlezers... Al wie niet beantwoordt aan het perfecte Arische ideaal, al wie niet even sterk en intelligent is als Nietzsche’s Uebermensch, is dan een vogel voor de kat.
Twee. Ervan uitgaan dat de westerse maatschappij omwille van de solidariteit onder alle mensen de ontsporingen van om het even welke godsdienst of sekte moet tolereren, is even grote onzin. Zo gooi je de duurzaam bevochten verworvenheden van onze tolerante westerse democratie overboord. Denk maar aan die van het feminisme. Dan laat je je gijzelen door je eigen politiek correcte discours en gooi je je eigenheid weg.
Drie. De weg van de toekomst is die van een zelfbewuste geavanceerde democratische westerse gemeenschap die zichzelf respecteert, haar wetten steeds verder uitfijnt en doet eerbiedigen. Een complexloze gemeenschap die geen enkele mens uitsluit op basis van diens eigenheid, afkomst, huidskleur, overtuiging of wat dan ook.
Het Vlaams Belang van Ronse wil de migranten van Ronse ontraden nog naar hier te komen. De partij hoopt ook diegenen weg te krijgen die er al zijn. Ze wil de migrantengemeenschap duidelijk maken dat ze in Ronse niet langer even welkom is als voordien. Allicht klinkt dat als muziek in de oren van al diegenen die zich laten in slaap wiegen door het lied der opgekropte frustraties. In werkelijkheid biedt deze optie geen enkele oplossing ten gronde. Je kan migranten misschien ontmoedigen en proberen weg te pesten. Maar je zal van Ronse nooit een reservaat maken van het zuivere blanke westerse ras, of wat daar graag voor doorgaat. En wat doe je bijvoorbeeld met de – westerse - migratie uit Wallonië? Het al te vaak verzwegen echte ‘integratieprobleem’ van Ronse.
De Ronsese Renaixance ligt in klare afspraken omtrent veiligheid en integratie. De volgende multiculterele generatie Ronsenaars zal er een zijn van allemaal mensen met dezelfde verzuchtingen en verwachtingen, rechten en plichten.
De dag dat het Vlaams Belang inziet dat ook voor Ronse enkel die derde democratische en solidaire weg die van de toekomst is, zullen we de diepe Ronsese kloof dichten. Kunnen we tuupe gaan voor Ronse.