08 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (34)

Het was een nacht zoals je die alleen in Ronse ziet

De obelisk staat in vuur en vlam. Ten zuidzuidwesten van mezelf kleurt de kertsboom violet. The masters of Fireworks geven de Ronsese nacht de volle schittering die hij verdient. Het is een nacht zoals je die alleen in Ronse ziet. Ik word aangepord door piraten, Roodkapje en haar zeven musketiers (gewoon dwergen ware niet gek genoeg, verduidelijkt Roodkapje me), twee Hiltonkoks, een duvel, een vogelschrik, een markies en Sherlock Holmes.

Julien, mijn jeugdvriend, wordt weer vijftien. ‘Zie je ons daar nog lopen als snotneuzen met heel onze bende, veertig jaar geleden? Ik heb de foto nog.’ ‘Ik ook', zeg ik. Hij als beatnik, ik als beatnik. Twee Ferre Grignards. Oh don’t cry my baby don’t cry all the while, don’t cry my baby just give me a smile. Vanmiddag heeft hij me gebeld uit Brussel waar hij zijn leven lang al tanden trekt. Maar vandaag wil hij wil zijn vrouw Sofie, zijn dochter Julie en zijn zoon Louis de Bommelsfeesten tonen. Het knaagde. En of we afspreken ? Natuurlijk zullen we dat. Recht tegenover het aloud huis Spiers. Alwaar we veertig jaar geleden samen des ochtends op onze schoolroute vol begeerte uitkeken naar de deernen van de Sancta. Waar hij zijn wagen geparkeerd heeft ? Ah ba tiens, in de Kasteelstraat. Natuurlijk de Kasteelstraat. Waar hij woonde en ik hem nu en dan ging oppikken. Non, non rien n’a changé tout tout a continué. Radio Nostalgie. Nu staan we daar weer te gapen, samen. Eerst recht tegenover Spiers, erna naar de lucht op de Markt .

Nooit, nooit was het vuurwerk mooier dan vannacht. Nooit was de Ronsese Markt veelbelovender. Geloven in Ronse. Er blijven in geloven. ‘Heb je even voor mij’, vraagt ons de heer Frans Bauer door de luidsprekers van Rudy Baguet, onvermoeibare dwangarbeider van de perfecte sound. Op het podium dansen de leden van het Bommelscomité samen de farandole. Voor het eerst besef ik ten volle wat die mensen voor Ronse vermogen. Jaar na jaar halen ze de vrolijkheid terug naar Ronse. Ze doen de Ronsenaars zingen en dansen. Geen kleine verdienste, ‘den daag vaan vandoege’.

‘Waar hebt gij die muile van u gevonden, Stef?’ vraagt iemand me. De jaarlijkse Bommelsklassieker. Want hij bedoelt natuurlijk mijn eigen wezen, ik mijd maskers, ik heb geen politieke ambities. ‘Hier op de Markt’, antwoord ik. ‘Ze wilden me uw eigen muile verkopen, maar ik wilde de mensen niet allemaal wegjagen met uw fruute.’ Daarop heffen we samen blijgezind het glas van de vriendschap.

De platenjongen draait 'Love Generation' van Bob Sinclar. Julien en ik fluiten vrolijk mee, zoals vroeger naar de pieskousen van de Sancta. Er is geen vierkante centimeter ruimte meer vrij. Een drankje bestellen voor de compagnie wordt een survivaltocht. Naast mij vraagt een jongen uit Rabat waar de origines van dit feest liggen, zo mooi vindt hij dat. Hij heeft universitaire studies achter de rug, werkt als onderhoudsman, houdt zoveel van Ronse. Zo houden broeder, zeg ik. Tuupe vuir Roonse. Dit is een plek om van te houden. Niemand zal daar ooit wat aan veranderen.

Ik zie een harlekijn, vier konijnen, een Love Boat Captain die me salueert de rechterhand aan de kepi, drie melkkoeien met uier op de buik. Ik zoek een jongen, mijn jongen, het hoofd vervat in een verknipte basketbal. Ik zoek een meisje, mijn dochter (jawel Julie zoals de Julie van mijn maat Julien, niets is toeval), met een boa allicht. Dit zijn althans de rekwisitieten die ik vanmiddag in eigen kring heb weten opdiepen uit Bommelskoffers. Maar er was grote geheimhouding rond, ik weet niks zeker. Elke Ronsenaar die zichzelf respecteert heeft op zolder zijn Bommelskoffer. Bommels herken je aan een blik, een detail, een démarche. Aan All Stars die ik heb uitgeleend voor een jongen met het hoofd in een verknipte basketbal.

Op een sjieke charrette huldigt keizer Michel (tien jaar keizer) met superstrik en dito hoed Ephrem Delmotte. ‘Huldigd,’ staat er. Moet het nu allemaal zo correct zijn ? Neen, anders waren dit de Bommelsfeesten niet. Bonmoss, zou Ephrem ons gecorrigeerd hebben. Moet het nu allemaal zo correct zijn, professor? Zesenvijftig jaar na zijn geniaal idee om carnaval in Ronse een aparte muile te geven, verdient Ephrem inderdaad hulde, Keizer Michel. Hij ging de verzuring tegen avant la lettre. Daarvoor postuum dank en respect, professeur Delmotte.

Het Bommelcomité slaat elk jaar een of andere verdienstelijke Ronsenaar in de ban van de feesten. Hoogtijd dat iemand eens al die mensen van het Bommelscomité zelf een pluim op de hoed steekt. Voor de manier waarop ze er jaar in jaar uit voor zorgen dat de Ronsenaars weer even zichzelf kunnen zijn. Altijd doorgaan hiermee, achtbare leden van het Bommelscomité. Jullie tonen ons Ronse op zijn vrolijkst. Authentiek, volks, jong. Schuune, wried schuune.

Mijn vriend Julien nokt weer af naar Brussel. Maar eerst haalt zijn Julie nog een barbapapa voor haar broertje Louis. Iedereen content. Sofieke content dat haar Julien content is. Julien content en met de batterijen opgeladen weer op naar Brussel. Ik zou niet graag hebben dat hij mij morgen een tand trekt, ik vrees dat hij van enthousiasme onderwijl ons melancholisch babbelen heel mijn ‘muile’ ledigt. Vagelijk spreekt hij me van de Fiertel. Ik zie hem al afkomen, op zijn stapschoenen.