27 januari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (42)

Aan een giftig geschenk heeft Ronse niks.

Tegenover het bekrompen beklag, tegenover het waarde(n)loze lozen van almaar hetzelfde klaaglied, tegenover het bodemloos chagrijn, tegenover het fluitspel van volksverleiders wint Ronse vleugje bij streepje zijn glimlach terug.

Zoals onlangs op deze snelgroeiende weblog (met nu al meer vrijwillige lezers dan om het even welke Ronsese partij stemplichtige kiezers telt) is voorgesteld, krijgt de poëtische knipoog van Ronse vaste vorm in het stadsbeeld. Schepen van Openbare Werken Yves Deworm bekijkt daartoe ten stadhuize de mogelijkheid om op elke geschikte plek Ronse die mooie invulling te geven. De kinderen van Ronse zullen opgroeien in een stadsbeeld met oog voor de schoonheid van taal. Onverwacht op een straathoek, op een bank in het park, op een spandoek voor een werf, zullen ze eraan herinnerd worden dat het goed toeven is in Ronse. Dat hier leven de moeite loont. Stadsdichters en woordkunstenaars zullen tonen dat Ronse geen stad is van haat en nijd, maar een hartelijk gastvrij oord voor gewone mensen op zoek naar hun hapje simpel geluk. Zoals daar is: je kleinzoontje oud brood leren gooien naar de eenden in de vijver aan het Bruulpark.

Hoe schoon dat Ronse toch kan zijn

Ver van de zwartkijkers nog durven gelukkig zijn in dit prachtige Ronse. Met een zonsopgang boven het Muziekbos. Met de volle maan dansend op het bovenste puntje van Sint-Hermes. Met de zon boven Wittentak die je welterusten wenst. Niemand van de brulboeien neemt ons het plezier af fiere Ronsenaar te zijn en van deze broze, kwetsbare, zachte, prachtige stad te houden. Ronse, stad met uitzicht op een steeds veranderende wereld van gelukszoekers en geluksvogels, van kraaien en haaien, van dynamische werkgevers en fidele werknemers, van oude Ronsenaars en nieuwe Ronsenaars. Houden van dit Ronse, voor altijd. Om de warme stem en de prachtige dictie van Claude Debie die het nieuwe stadsgedicht van Ronse tot leven brengt. Om Max, de zot van Ronse. Om de belleman en de Fiertel. Om de beiaard en de crypte. Om de wandelpaden en de fietsroutes. Om al de Ronsenaars tuupe. Met hun dromen, hun verlangens, hun verwondering, hun talent.

Geen wonderdokter die van Ronse enkel de kwalen ziet, die ons dat genoegen zal afpakken. En met ons, zo te lezen aan de teller van deze weblog, duizenden Ronsenaars die rotsvast geloven in de Renaixance. Zonder polarisatie noch confrontatie. Maar met zijn allen tuupe.

Wie de pretentie heeft burgervader te willen zijn van deze prachtige stad, een andere dan de integere en bekwame man die nu aan het roer staat, die zal het moeten zijn voor alle mensen van Ronse. Of het wordt niks. Aan een giftige cadeaubox vol venijn heeft Ronse niks.

De fluitspelers van de arrogantie

De Cultuurraad, onder leiding van Cultuurschepen Joris Vandenhoucke en voorzitter Marc De Turck, is alvast aardig bezig dat veerkrachtige Ronse op de kaart te zetten van de Vlaamse steden waar taal van tel is. Waar taal tot bloei komt in al haar schoonheid. Het is dan ook uitgerekend hier in Ronse dat Antje De Boeck, topkunstenares van het gesproken woord, op Vlaanderens Gedichtendag in De Brouwerij is komen etaleren wat een mens met poëzie vermag. Sublieme verdichting tegenover de brulboeien van het grote ongenoegen. Verstilde verwondering tegenover het briesend egoïsme, tegenover de gladiatoren van de haat, tegenover de fluitspelers van de arrogantie en de zelfgenoegzaamheid.

Tegenover de verbittering van de malcontente welvaartkanker, klinkt hier aldus zacht maar steeds indringender het lied van het fiere Ronse dat in zijn Renaixance durft geloven. Tuupe vuir Ronse.