20 januari 2006

DE SCHRIJFHEREN (4.5)

Roman

Zolang Nielsen wegbleef, zat ik opgesloten in de break van mijn hoofdredacteur Tonijn. Het kameraadschappelijke teamwork van onze redactie moest afstralen van Embargo, zei hij.

‘De lezer ziet direct of het klikt in zijn blad.’
‘De lezer is een meneer.’
‘En die meneer betaalt ons.’
‘Capito Charlie?’

Andermaal vroeg hij of ik scout was geweest.

‘Een scout flikt niemand.’
‘Flik mij nooit, Charlie.’
‘Of ik smijt u buiten.’

Ik moest niet denken dat onze broodheren beslisten wat er in het blad kwam.

‘Wij weten welke waarden wij verdedigen. Toevallig dezelfde als die van onze broodheren.’
‘Onze broodheren bezorgen ons de nodige gelden.’
‘Voor het papier, voor de drukker.’

Was het dan abnormaal dat hij al ‘s bij hen op het appel moest ? Volgens Tonijn werkte dat zo in alle bladen. Allemaal verknocht en verkocht aan hun eigen waarden en hun eigenwarde.

Vooruit en de Volksgazet : zo rood als uw tomaat-garnaal.
Het Volk, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen, Belang van Limburg : kaloten
Het Laatste Nieuws: zo blauw als de smurfen.

Die van de Vooruit en die van Het Laatste Nieuws vonden mekaar terug in de loge, onder papenvreters. Ik zou dat allemaal wel nog ondervinden. Als ik maar vaak genoeg bleef hangen in het peristylum van ‘t parlement. Hij zou me overal introduceren. Het kwam er op aan dat ik mijn antennes open trok.

‘Zelf ben ik een vrijzinnige gelovige’.
‘Een agnosticus.’
‘Ik weet dat ik niet weten kan.’
‘Steek ze allemaal in dezelfde zak, Charlie’.
‘Schud eraan.’
‘Le Bon Dieu reconnaîtra les siens.’

Persvrijheid was de som van vele opinies. Als journalist van Embargo diende ik me te houden aan de corridor, zei hij.

‘De corridor waarin wij met onze opinie naar de lezer toestappen’.
‘Onze geldschieters zeggen mij Tonijn, uw journalisten, ze mogen gerust.’
‘Ze mogen de corruptie aanklagen in ons boekske.’
‘Maar dat ze het doen bij onze vijanden.’
‘Niet bij onze eigen mensen’
‘Weet ge weet ik hen dan zeg, Charlie ?’
‘Heren van het bestuur zeg ik, opgepast !’
‘Artikel achttien van de Belgische Grondwet !’
‘De drukpers is vrij !’
‘Er kan geen censuur worden uitgeoefend !’
‘HET IS EEN HEILIG RECHT !’
‘HOORT GE DAT GOED ?

Ik hoorde hem goed. De honderden meeuwen boven ons hoofd hoorde ik ook. Het was anders dan in de zomer. Dan kwamen ze boven je hoofd cirkelen, verdwenen dan snel weer richting plezierhaven. Nu stonden ze roerloos gapend op de arcade rond het monument van koning Albert. Een meeuw speelde voor voorkrijser. Honderden anderen vielen hem bij. Je werd er na een tijdje gek van. Gods wondere natuur. Duizenden krijsende earlybirds. Nu nog Hitchcock .

‘Jamaar Tonijn, zeggen ze, laat die kryptogauchisten van uw redactie niet overdrijven’

Hij stak zich weg achter het bestuur maar haatte zelf wat hij het langharig werkschuw tuig op zijn redactie noemde. Subversievelingen. Dienstweigeraars. Plantrekkers. Overjaarse hippies. Nieuwe volgelingen van die groene pater daar. Die verloren gelopen Jezuiët met al zijn gekke gedachten.

‘Heren zeg ik hen, mijn baan is de journalistiek’.
‘En de journalistiek is mijn heilige plicht !’

Zolang de cijfers goed zaten en we bleven stijgen, konden ze allemaal zijn kloten kussen.

‘Goede verhalen.’
‘Sterke interviews.’
‘En nieuws. Veel nieuws.’
‘Wat niet in Embargo staat, is geen nieuws.’

We moesten schandalen blootleggen, betrouwbare tipgevers vinden. Hij wou dat ik werk maakte van eigen netwerken vol informanten.

‘Zet ze op fiches , Charlie.’
‘Bel ze op, ga ermee praten.’
‘Ook als ze niets te vertellen hebben.’
‘Nu en dan vangt ge dan iets op.’
‘En dan bingo. Capito Puis ?’

Soms noemde hij me Charlie, soms Puis. Het was al naargelang de aard van zijn boodschap.

(Vervolgt).

Uit: 'De Schrijfheren'. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.