27 februari 2006

EGOSTRIP (64)

Cowboys waren helden. Ze hadden niemand nodig, behalve Jolly Jumper. Ze bouwden hun tentje, stookten een kampvuur tegen de coyotes, roosterden een vers gestroopte prairiehaas, tuurden wezenloos naar de moonlight shadow, zongen zeer nasaal Oh, Suzanna don’t you cry for me.

Wil je dit beeld van het wilde westen op je harde schijf bewaren, ga dan niét naar die hypefilm Brokeback Mountain. Jawel, Golden Globes genoeg en straks een paar oscars, welzeker. Maar de lonesome cowboy, de Marlboro Man, de onoverwinnelijke John Wayne, de ondoorgrondelijke Clint Eastwood kan je dan wel voorgoed in je zadeltas stoppen.

Vroeger was het simpel. Voor elke jongen die Cinema Familia bezocht, was de cowboy de Ultieme Man. Later zou je zelf ook cowboy worden. Je liep daartoe nu al met je benen in een omgekeerde u de cinema weer uit. Je hield de rechtherhand losjes tegen de dij: schietensklaar.

Zo’n cowboy zat toch de hele dag op zijn paard in de omgeving van de Rio Grande? Vandaag werden er geen rookpluimen gesignaleerd. Zodus: weer zoveel kostbare kogels gespaard uit de halfnaakte lijven van Apaches.

Na Brokeback Mountain ligt dat plaatje nu finaal aan diggelen. Twee cowboys die nochtans beter kunnen weten, ze hebben immers de hele dag al in het zadel gezeten en dat wreekt zich op diverse onderdelen, kruipen in de tent en vrijen er met malkander als hadden ze net de knapste squaw uit de tipi om de hoek weten te versieren, achter het gat van Geronimo die weer teveel vuurwater binnen had.

Ze doen maar, natuurlijk, de Cinema Familia is dicht en de zedelijke zeden zijn nogal gewijzigd. Ook voor cowboys. Maar die Lucky Luke in mijn hoofd pakt niemand me af. Net zomin als de pure prairieromantiek van ‘Chariot’, dat liedje van Petula Clark. ‘La terre n’aura ploe de frontière. Si toe veux de moi.’