30 maart 2006

DE SCHRIJFHEREN (9.6)

Roman

Al Casar werkte zijn laatste klanten hun kop af. Hij zeepte ze in met diverse kleurspoelingen. Zelf had hij een purperen piekhoofd vol roze mèchekes. In de achterplaats van zijn kapsalon stond een orgeltje. Aan de muur posters van Engelbert Humperdinck, Tom Jones, Mike Brant en Ivan Rebrof. Overal lagen singles van onbekende zangeressen en zangers die hij had gelanceerd zogezegd. Bovenaan in elke kamerhoek hingen reuzeboxen van Telefunken. Ze spuiden ‘Concerto voor jou Natscha’ van Johan Stollz.
Hij schonk ons kirr in met Loirewijn en Crème de Cassis de Dijon, ging dan aan zijn orgeltje zitten. Gegrepen als hij was door een creatief moment. Hij wou ons Summer Memories laten horen. Dat was zijn nieuwste creatie voor Tony Savonalola, het nieuwe zangwonder uit Overboelare. Hij had het de ochtend zelf gecomponeerd. Tussen brushing en mise-en-plis.
Hij toetste wat klanken in. Onmiskenbaar plagiaat van Wintermemories van Yvan Guilini. Al Casar beoogde niks minder dan de volmaakte harmonie tussen melodie en woord, zei hij. Zon in je ogen. Zomer in mijn hart. Zon zee het mulle zand. Jij en ik hand in hand. Goed gevoel. Dat was de sleutel tot zijn succes. ‘Zal ik jullie wat voorzingen ?’

'Hoe hoeoeoe
Hoe zeg ik dat ik van je hou
Hoe hoeoeoe..
Hoe zeg ik wat ik voel voor jou
Geef mij een doel om te leven
ti amo ti amo
piu forte piu forte.’

Het afgewerkt product gaf hij aan de beginnende zanger. Die betaalde dan zelf de opnamestudio. En het persen van het plaatje. En de promotie. En de distributie. Vaak met het geld van mama die haar oogappel beter vond dan Roy Orbison. Van nul tot duizend platen nam hij niks. Boven het miljoen werd alles herbekeken. Een miljoen platen had hij nog nooit gehad. Maar wat niet was, kon altijd nog komen.

‘Djiezus! Lieve mensen allemaal! Dit is Vlaanderen. Djiezus.’

Hadden we al werk gehoord van Dana Vlinder ?

‘Een zingend engelke. Die trillende lippen. Dat wipneusje. Een uit-zon-der-lijk-e voice. Radio 2 Hasselt is geïnteresseerd.’

De fotograaf zette de Vlaamse Johnny Hoes eerst achter zijn kaptafel, dan achter zijn orgeltje. Al Casar lachte de tanden bloot, een dozijn singles in de schoot. Dikke human intrest, zei Vanderweyden. Dubbele pagina midden. De muziekdoos van Al Casar. De goudmijn van Dendermonde. Golfdinger Al Casar ontdekt Vlinder met trillip. Tussen salon en chanson.
Doch er was nood aan meer sport in het blad, vond Vanderweyden nu. Wist ik wel dat Paul Van Himst en Eddy Merckx boezemvrienden waren geworden ? Wist ik dat niet ? Amateur. Erop af, Charlie.

Paul Van Himst als koffiebaron
Met Merckx en Van Himst naar de Tour
Roger De Vlaeminck : een zolder vol bekers
Lucien Van Impe droomt nog van Alpe Dhuez
Jacky Ickx : mijn dochter Vanina en ik
Jean-Marie Pfaff : Carmen is mijn doel
Raymond Goethals : savon de Marseille
Michel Pollentier : Die peer bezig ik nog altijd

Vanderweyden stuurde me naar Louis Leroy, de erfgenaam van Lodewijk XIV. De Franse monarch woonde zeven hoog achter de dijk van Oostende met zijn oude moeder. Hij toonde me dozen vol verhalen uit De Post, Ons Land en Panorama die zijn gelijk moesten bewijzen. In afwachting kwam hij aan de kost als garçon, in de Versailles.

De maanden daarop zag ik alle kindsterren, wonderkinderen, sportsterren, gevallen goden, gewezen idolen van Vlaanderen. Geen geflipte charmezanger, geen zot gedopeerde coureur, geen halve gare goeroe, geen vermeende paragnost, geen zogeheten ziener ontsnapte aan het verhaal van tien vellen. Wie nieuwe interpretaties bedacht omtrent Nostradamus, wie Near Death Experiences kon navertellen, wie de rollen van de Dode Zee mooi kon verklaren kreeg een serie. Ze toonden me hun gouden platen, hun foto-albums, hun trofeeën, hun kinderen, hun huisdieren, hun schoonmoeders, hun adoptiekindjes, hun papa’s, hun paardenstallen, hun zwembaden, hun verzorgers, hun fans, hun villa, hun studio, hun helikopter. Hun snookerpaleis, hun eigen danszaal, hun cafetaria, hun pretpark, hun lievelingspaard, hun Ferrari’s, hun manege, hun atoomschuilkelder, hun echtelijke twisten, hun leugencapaciteit, hun restaurant, hun poesje, hun paranoia, hun lichaam, hun visvijver, hun bonsai-collectie, hun nieuwe neus, hun beschetenheid, hun geheime vriend, hun dochter. Nooit toonden ze het achterste van hun tong. Wat ze werkelijk te vertellen hadden, was nooit geschikt voor publicatie. Wat er wel in kwam, wilden ze vooraf lezen. Verhoopte glorie. Miserabele ondergang. Lulkoek, gezeik, melo. Geld maakt niet gelukkig. Bekendheid geeft paranoia. Liefde is waar het om draait.

Op een dag meldde Vanderweyden ons dat er in de rimboe van Borneo een voorhistorische tijger rondliep. Als we die in beeld konden krijgen, had Embargo een wereldprimeur. Hij vroeg of ik misschien…de rimboe. Borneo ? Neen, zei ik. Geen sprake van. Bull shit is het. Nep. Larie. Denk aan Jack London, zei hij. Denk aan Joseph Kessel met zijn leeuw. Denk aan al die grote namen. Hij begon me op te smijten met verhalen over Georges Simenon die helemaal naar de Noordkaap was getrokken. Jef Geeraerts op berenjacht naar Alaska. Arthur Rimbaud naar Aden. Marcel Proust van Parijs naar Cabourg. Wagner naar Palermo. John Irving naar het Sacherhotel in Wenen. Kende ik John Irving ? Niet ? Hij zou me wat. Denk aan Goethe zei hij, in Leipzig. Edward Douwes Dekker in Den Haag. Oscar Wilde in Londen. Hotel Cadogan. Casanova in Rome. Café Greco. Nietzsche in Sils-Maria. Rilke in Trieste. Hemingway in Stresa. Agatha Christie in Istanbul. Hotel Pera Palace. Jean Cocteau in Villefranche-sur-Mer. Hotel Welcome. Lawrence of Arabie in de Golf van Aqaba. Stendhal in Rusland. Céline in New York. Bernanos in Brazilië. Baudelaire in Mauritius. Honoré de Balzac in de Oekraine bij zijn prinses Eva Hanska. Scott Fitzgerald met zijn Zelda in de Golf Juan. Bertus Aafjes op zijn voettocht naar Rome. Kuifje op de maan.

‘Als niemand het wil doen, trek ik zelf naar Borneo. Amateurs !’

Hij kreeg er de kans niet toe. De directie liet ons weten dat er met Vanderweyden een regeling was getroffen. We zouden hem niet meer terugzien. In afwachting werden we geacht Embargo naar best vermogen op de markt te houden. Er werd gerekend op ons vakmanschap. Ze hadden er het volste vertrouwen in dat we het zouden redden. We waren toch geen amateurs ?

(Vervolgt).

Uit :’De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem