31 maart 2006

EGOSTRIP (70)

Gaandeweg lijkt die hele geschiedenis van filosofische denksystemen me steeds meer een wonderbare puzzel. Hoe meer stukjes ik in kaart heb, hoe meer mijn kijk op de ultieme werkelijkheid verbrokkelt.
Wittgenstein, die taal als een spel beschouwde meer dan als de vertolking van de werkelijkheid (zoals een zet op het schaakbord alleen betekenis krijgt in relatie met alle voorgaande zetten) zag de filosofie als een strijd tegen de beheksing van onze intelligentie door taal.
Wittgenstein: ‘‘Alles wat gezegd kan worden, kan helder gezegd.’
De Filosofie leert helaas ten overvloede hoe weinig dit het geval is. Wittgenstein: ‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.’

Of toch niet helemaal? Diezelfde filosofie levert behalve elkaar steeds weer tegensprekende denksystemen ook wijsheden op. De oosterse filosofie staat er bol van. Boekhandels bulken van de Confusiusgidsjes voor haastige westerlingen. Die westerse filosofische traditie doet overigens zelf niet onder.
Het begon al bij de pre-socratici. ‘Het is beter uw eigen fouten te verbeteren dan die van een ander’, bedacht Democritus. ‘De weg omhoog en omlaag is een en dezelfde’ voegde Heraclitus eraan toe. Socrates, de man die wist dat hij niks wist en het leven zag als een dauwdruppel op een blad noemde zichzelf geen Athener of Griek maar een wereldburger. Brandend actueel.

‘Wijze mensen spreken omdat ze iets te zeggen hebben, dwazen om iets te zeggen te hebben,’ voegde zijn leerling Plato eraan toe.
Plato: ‘Mensen hebben altijd idolen nodig die ze boven zichzelf plaatsen en tot held verheffen. Dit is de wortel waaraan de tiran ontspruit. Aanvankelijk gedraagt hij zich als een beschermer.’
Met die ideale staat van hem wou het bij een poging in Zuid-Italië echter niet al te best lukken. Plato’s ideaal was er een voor meesters en knechten. Diens knappe leerling Aristoteles zag dat wel even anders.
Aristoteles: ‘De basis voor democratie is vrijheid’. En: ‘Geluk hangt van onszelf af’. Om dat te bewijzen, pakte hij na de dood van zijn discipel Alexander de Grote wijselijk zijn biezen. Hij wou niet eindigen zoals Socrates: met een beker dollekervel in de hand, de mond vol gif en en ‘goddeloze’ wijsheden.

Augustinus, kerkvader en bisschop van Hippo, koppelde dat oude Griekse ‘goddeloze’ denken weer terug naar één god: de zijne.
Augustinus: ‘Geloven is aannemen wat men niet kan zien. De beloning hiervan is te zien wat men gelooft.’
Voor de rest wel een schrander mens : ‘Geweten komt van uzelf, reputatie komt van uw buurman.’
Bovendien een grapjas: ‘Oh Heer, help me zuiver te leven, maar nu nog niet.’

Wie ook al zijn god probeerde te verenigen met de aristotelische filosofie was Thomas van Aquino. ‘Hoed u voor de man die maar één boek kent’. Goeie tip voor Bush. Maar zo slim was die Thomas van Aquino blijkbaar nu toch ook weer niet. ‘Wat betreft haar natuur is de vrouw onvolkomen en gebrekkig, want de actieve kracht van het mannelijk zaad streeft ernaar om een perfecte vertegenwoordiger van het mannelijk geslacht voort te brengen.’ Hoed u voor een man die zo’n onzin bedenkt.

‘Niets is eerlijker verdeeld dan het gezond verstand: niemand vindt dat hij er te weinig van heeft,’ zei René Descartes die zijn voorganger hiermee fijntjes naar de middeleeuwen verwees. En wanneer ik het gedoe bezie omtrent de lijstvorming voor de verkiezingen denk ik zelf wel eens aan Hobbes:
‘Bovenal zie ik als de meest algemene neiging van de hele mensheid een eeuwig en rusteloos verlangen naar macht, steeds meer macht, dat pas verdwijnt met de dood.’

Al die filosofische wijsheid wat moet je ermee? Immanuel Kant geeft een paar opties. ‘Blijf altijd het menselijk individu als doel zien en gebruik het nooit als middel tot uw doel.’ ‘Alleen de afdaling naar de hel van de zelfkennis, bereidt de weg naar goddelijkheid.’

Al die filosofen hebben volgens Marx de wereld alleen maar geïnterpreteerd. Marx: ‘Het gaat er echter om de wereld te veranderen.’
Veel werk aan de winkel. Want volgens de filosoof van de actie zijn heersende ideeën altijd die van de heersende klasse.
Marx: ‘In de vlakte ogen molshopen als heuvels. De geesteloze vlakte van de bourgeoisie moet je meten aan de hoogte van haar grote intellectuele lichten.’

Als ik hier dingen schrijf die al eens weggehoond worden door de lokale reuzen van het eigenbelang, heb ik wat aan deze van Arthur Schopenhauer: ‘Alle waarheid kent drie stadia. Eerst wordt ze geridiculiseerd. Vervolgens wordt ze hevig bestreden. Daarna wordt ze geaccepteerd als vanzelfsprekend.’ Van deze hou ik ook: ‘De jaren op het eind van iemands leven zijn als het einde van een gemaskerd bal wanneer de maskers vallen.’
Van Nietzsche onthou ik vooral deze: ‘Wat me niet vernietigt, maakt me sterker.’ Helaas inspireerde een (mede door zijn anti-semitische zus geïnspireerde) postume foute en extreme interpretatie van zijn oeuvre de nazi’s tot de grootste menselijke vernietigingsoperatie ooit.
En dan was er Sartre. ‘Als de rijken oorlog voeren, zijn het de armen die sterven.’ ‘Eén plus één is in de liefde één.’ ‘Alleen iemand die niet roeit, heeft voldoende tijd om de boot te doen schommelen.’ ‘Vrijheid is wat je doet met wat je is aangedaan.’ Doch vooral deze wil u ook niet onthouden: ‘Een schrijver moet weigeren zich tot een instituut te laten maken.’

‘De l’utilité de la philosophie.’ Bertrand Vergely. Editions Milan. ‘Filosofie’ . Gregory Bergman. Rainbow Pocket. ‘Apprendre à vivre. Traité de philosophie à l’usage des jeunes générations’. Luc Ferry Plon.