01 juni 2006

VADER DAG

17. Gisteren was je er. Heel eventjes. Een glimp van jou op mijn netvlies, in mijn hoofd, in mijn hart. Ze toonden een televisiefilm over de Franse verzetsheld Jean Moulin. Ik zag je daar rondtoeren, in je zwarte Citroën Traction. Als mijn persoonlijke verzetsheld kwam je de Generaal de Gaullestraat oprijden. Voor de kapel stapte je uit. Op de lippen de triomf van de man die ze stijfhield. Ze hebben je de nacht door gemarteld in de Commandantur. De burgemeester had je een geel kaartje gestuurd: ‘Gelieve u aan te melden op mijn Bureeel.’ Jij, met je beste pak aan. Op maat gemaakt bij Huis Georges Boucquet. Voor de communie van je eerstgeborene.

Elektriciteitsdraden. Koud water. Dreunen. Dreiging. Kluisters. Geschreeuw. Niks heeft je klein gekregen. Niemand is verklikt. Noch codenaam Renaud, noch codenaam Renard. Niks wijst er vandaag nog op dat je net je donkerste Nacht und Nebel van je bestaan achter je hebt liggen. Je moest en je zou de communieviering halen in de kapel van het College van de Heilige Antonius van Padua. Hoe je het klaarspeelde om weg te geraken uit de kelders van de beschaving, vertelde mijn film me niet.

Jean Moulin eindigde als een wrak in een beestenwagon, onderweg naar hun Zyklon B- stortbaden. Gott mit uns. Jij stapt vrolijk uit je Traction, legt teder je arm op het linkerschoudertje van mijn oudste broer. Grote broer straalt van blijheid. Dit is de dag waarop Jezus tot zijn ziel toetreden zal. Waar zat God toen Moulin krepeerde in zijn wagon? Op de verkeerde plek op het verkeerde moment. De alziende god wou het niet zien wat ze met hem deden. Noch met Théodule D. Noch met de andere verklikte verzetsjongens. Noch met zes miljoen joden. De Alziende was op dat moment stekeblind voor zijn schepselen. Verblind door zijn eigen goddelijke schone schijn. Ich habe es nicht gewusst. Zijn Zoon had hij al eens gestuurd. Het had niet mogen baten. Holocaust. Shoah. Final Solution. Verzetshelden. Joden. Gehandicapten. Zigeuners. Zyklon B.

18. Van je traction vond ik na je verdwijning nog een koplamp, gesmeten in een hoek van de garage naast de roze Opel Kapitân van mama. Die wou ik op mijn kart monteren. Om je bij me te hebben als geluksbrenger bij mijn selectiewedstrijden voor het Wereldkampioenschap. Ik zou de Belg Goldstein, de Amerikaan Cheever, de Italiaan Pernigotti, de Duitser Brandhofer naar de kroon steken. Ik zou wereldkampioen worden. Om jou te plezieren, papa. Om jou te overbluffen. Zo dat je je hand op MIJN schouder leggen zou. Jij met je Traction waarmee je alweer traag naar het Grote Niets terugreed.

19. Er is hier een jongen neergestoken voor een MP-3 speler, nee laat maar zo’n nieuw technisch snufje dat jij niet kent. Eerst zegden ze: door migranten. Toen bleek het om Poolse daders te gaan, kwamen er publieke excuses van de politiechef. Nu zeggen de Polen: wel geen echte Pool maar een zigeuner. Dat verlangen van elk volk om systematisch beter te willen zijn dan de rest. Wat is dat toch papa? Heiddegger, Nietzsche, de ravages van de Uebermensch en de Herrenmoral. Geef mij Emmanuel Levinas. Het oneindige toont zich in de aanwezigheid van de ander. Waarom moet ik dat in godsnaam allemaal zelf gaan uitzoeken? Waarom vertel je me dat niet? Jij met met je zes kinderen, je vroege dood en al je nagelaten boeken. Zo kan ik het ook.

20. Je kleinzoon mailt me uit Hong Kong, Manilla, Tokyo, Kyoto. Toch één nazaat van jou die in de wereld van de weefsels is blijven hangen. Katoen. Wat zocht jij eigenlijk in Buenos Aires? Wolleveranciers? Je reisverslag maakt me niet veel wijzer daarover. Wat moet ik met je histories over het eetvermogen van slangen?

‘Op zekeren dag werd een man vermist. Niemand kon zijne plotselinge verdwijning opklaren. Men ging op zoek. Op een openbare weg vond men een overgroote slang liggen, welke bij het naderen der zoekenden zich niet verroerde. Goed op de hoogte van de listen der slangen zijnde, naderen de mannen slechts het dier na het met revolverschoten te hebben afgemaakt. Aldra bleek, dat de slang zich had overeten, zoodat ze niet verder meer kon kruipen. Er dient opgemerkt dat dergelijke slangen soms geweldige hoeveelheden voedsel kunnen verslinden, maar dan ook langen tijd, men zegt tot drie maanden, zonder eten kunnen blijven. Uit nieuwsgierigheid om te zien wat den buit der slang was geweest, sneed men het dier open, en, men vond den vermisten man in het lichaam. Hij was gansch ineengedrukt en bijna in éénmaal ingezwolgen door het ondier. Dit feit scheen me een vertelsel. Naderhand kon ik echter ondervinden dat het geval niet zoo onwaarschijnlijk was. Trouwens, aan bezoeken van die weinig aantrekkelijke kruipdieren kan men zich steeds verwachten. In het klooster Christi Redemptor, waar ik een mooi bezoek bracht, vernam ik, dat een zuster, welke een deur niet gansch toesluiten kon, als oorzaak een slang ontwaarde welke bovenop de deur vreeselijk aan het kronkelen was. Het dier hing met de eene helft naar binnen en de andere naar buiten. Dat de arme zuster verschrikt was, hoef ik niet te zeggen. Meermalen gebeurt het, dat men ’s nachts in de slaapzaal der kinderen op een binnengeslopen slang jacht dient te maken. Dat zulks niet aangenaam is, kunt ge wel begrijpen.’

Ik begrijp het papa. Ik lees je graag. Maar wie hield de fabriek draaiend terwijl jij die reizen deed en al die verhalen schreef? En hoe zat het met die Argentijnse wol? Of had je je schaapjes dan al op het droge? Niksen lag nochtans niet in je haard, lees ik.

‘Maar de Argentijners zelf wat voor volk is dit? In ’t algemeen gemakkelijk, bekommeren zij zich weinig om vooruitgang. Zoo werd mij verteld dat een schatrijk heer, die een fortuin van over de 2 millioen pesos bezat hier als bediende in een bank van Buenos Aires werkt. Zulks om niet te veel geld te moeten verteren door dag-in-dag-uit zonder bezigheid langs de straat te loopen. Ik vraag me af hoe het mogelijk is. Een onzer landgenooten zou met dergelijk fortuin in handen eerst voor goed beginnen werken in allerhande nijverheden.’

Je bent een geboren verteller, papa. ‘Dat zulks aangenaam is, kunt ge wel begrijpen’. Je doet me denken aan mijn idool (na jou, ver na jou) Jack Kerouac. Diezelfde gedrevenheid. Diezelfde stream of consciousness. Diezelfde monologue intérieur. Slangen. Opgeschrikte nonnen. Waar je de wol haalde, vertel je me een andere keer. De vijftig kilometer van Kluisbergen wachten op mij. Patersberg Koppenberg. Was jij een stapper?

Uit ‘Vader Dag’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.