05 juli 2006

VADER DAG

46. Een heer, die me naar de Estancia Anita vergezelde, had me verwittigd dat er op de hoeve slechts schapenvleesch geëten werd. Ik was te vlug om te zeggen, dat ik dit nog zelden had geëten, maar dat de weinige keeren me geen lust hadden gegeven er nog van te eten. Mijn begeleider lachte even en zei dat het schapenvleesch in Patagonië beter was dan elders, en trouwens dat de keus niet ruim was.

Toen ik reeds een week op de hoeve was, viel het mij in te vragen wanneer er schaapsvleesch zou geëten worden. Ik moest, tot mijn groote verbazing vernemen dat ik nog geen ander vleesch genut had!

47. Kom dat eens tegen! Een echte page-turner, je reisverhaal! Ik en kan hier bijkans niet stoppen van je te leezen, voadere! Vooral omdat je me eindelijk duidelijk maakt waarom ik tot mijn vijftiende totaalvegetariër was. Jawel meneer. Jij kan dat natuurlijk niet geweten hebben. Je was er niet. Je was dood, zoals altijd.

Oh mijn lieve papa
je was lang dood
in de eerste sneeuw

kijk ’s naar omhoog
de lucht is grijs
en zit vol doden.

kijk ’s naar beneden
naar mijn papa
in de zoden.

Oh mijn lieve papa
dat je dood bent
is mijn diepste snee

Mama reed met mij naar Gent, bij professor Hooft. Hij wil geen vlees eten professor. Breekt er uw Hooft niet over madam. Prepareert hem veel Petits Suissen. Ziet dat hij surtout veel Stabilac drinkt. Mama reed om grote kaasbollen naar Holland . Ik werd lid van de Melkbrigade. Drink Elke dag Een Glas Melk Meer! Twee maanden hield ik het vol. Ik zat aan zestig glazen per dag toen ik stopte. Ik stond op ontploffen. Mijn eerste opgave. Er zouden er nog volgen. Ik ben een opgever, doch steeds met ere. Zie mijn opgave in de Tour du Petit Suisse, als lid van de Rode Melkbrigade van Rik Van Looy. Faema-Fladria-Stabilac.

48. Nee ik wou geen vlees. Op de preekstoel had ik de onderpastoor van Sint-Hermes horen donderpreken over de Verdoemden der Zonde Van Het Vlees! Om mijn zieltje rein te houden, wou ik geen enkel risico lopen. Als ridder in de Kruistocht van Wardje Poppe mocht je niet zondigen. Nog geen dagelijks zondeke. Of je lag eruit. Wie zondigde, werd verbannen bij de heidenen. Hem wachtte hellevuur en vreselijke plagen.

Het eerste vlees dat ik nuttigde was Salami Imperial, gewonnen met het bolderen op de Fancy Fair van Sint-Martinus. Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken, zei grootvader. Hij nam zijn zakdoek met het Atomium en ernaast de ster van Expo ’58. Plooide hem traag open op de wankele plooitafel van Brouwerij Roman Bieren. Toverde zijn machtig scherp knipmes van Solingen aan het kettinkje uit zijn broekzak. Sneed de Salami in allemaal gelijke vleesjetons. Werkte er een paar naar binnen. Gooide zijn Export achterover. Bestelde er nog een. ’t Is gelijk een engelke dat in mijn kele piest. Stak een vleesmuntje op zijn mes. Duwde het mes tegen mijn lippen. En nu proeven of nu sterven. Het zou doodzonde zijn van dat hier te laten liggen.

49. Grootvader heeft je vervangen, papa. Ik heb hem op mijn twaalfde verjaardag offcieel benoemd tot mijn persoonlijke vervangvader. Vier jaar heeft hij het volgehouden. Dan brachten ze hem naar het Academisch Ziekenhuis. De hele nacht heb ik de Grote Programmator gesmeekt om hem te laten leven. ’s Anderdaags amputeerden ze zijn been. Ik zei oke goed op één been dan maar laat hem leven, deal. Doe het voor je Ridder. Geen antwoord.

Ik vroeg het aan Onze Lieve Vrouw van Wittentak. Aan Wardje Poppe. Ik vroeg het aan mijn patroonheilige, de eerste martelaar. ’s Anderendaags gaven ze hem een spuit morfine. Zo zou hij geen pijn meer hebben. Goed geen been geen pijn maar laat hem leven, deal. Hij is mijn enige vriend op aarde. Hij is een crême van een vervangvader ik zou geen ander meer willen. Dat betekent toch ook iets of niet? Op zijn tikmachine mocht ik mijn eerste verhaal schrijven. Hij leerde mij lezen, hij leerde mij zonder vader leven. Hij leerde me Salami nuttigen en dat je hoe dan ook maar een mens bent en dat niks menselijks je vreemd is. Zelfs vlees moet kunnen, behalve op vrijdag, dan is het karnemelksoep en kabeljauw.

Ik bad tot de hele Drievuldigheid tegelijk. Ik dacht met zijn drieën kunnen ze het wel aan. Ze gaan mij horen. Ze gaan dit beletten tegenhouden voorkomen. ’s Anderendaags was hij dood en stierf ik drievuldig. In mijn hoofd, mijn hart, mijn ziel. En jij was er niet om me te troosten dat je er niet was. Hoe moest het nu verder met die tikmachine in mijn hart, zwarte Remington met lint van rouge et noir. En ik schreef schreef schreef schrijf schrijf schrijf.

50. Tot ik je terugzie allebei. Grootvader vergeef ik alles maar jij ouwe het zal je beste dag niet zijn ik zweer je. Wat kan het me schelen dat je tachtig jaar geleden geen schapenvleesch mocht in de Estancia Anita? Hier had je moeten zitten. Hier, bij me. Om me te vertellen waarom ’s avonds de sterretjes oplichten en wat het is met die baldakijnen van het leven aan de trappen van Sint-Hermes? Het huwelijk van een dode: baldakijn. De aangekondigde dood van een huwelijk: baldakijn.

Je had me dat alles kunnen vertellen. Dan had ik met jou schapenvleesch genuttigd bij het kampvuur op het erf van de Estanca Anita in Patagonië. Jij zou voor de wol zorgen en je eindelijk eens bezighouden met je fabriek, hoogtijd. Ik zou je Moleskineschriftjes vol schrijven. Ik zou het verhaal van mijn vader schrijven. Overal, aan alle kerken van Vlaanderen zou ik borden neerzetten met de titel erop: Totdat Hij komt!

Uit: ‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.