14 augustus 2006

VADER DAG

61. ‘Waarover je niet spreken kan, daarover moet je zwijgen.’ Was Ludwig Wittgenstein in jouw tijd ook al die wereldberoemde wijsgeer? Al jaren verlies ik me in research rond de zaak van de terechtgestelde Ronsese oorlogsburgemeester Leo Vindevogel. Dit met het oog op een toneelstuk dat er maar niet van komt. Hoe meer ik erover hoor, lees en zie, hoe minder zekerheden er mij resten. Hoe meer ook de nuance veld wint.

Dat Vindevogel van de Krijgsraad eerst levenslang kreeg en pas in beroep van het Krijgshof de doodstraf: het geeft me meteen te denken dat zo’n man vandaag nooit gefusiljeerd wordt. Dutroux die meisjes verkrachtte, in kerkers opsloot, liet verhongeren wordt tegenwoordig door de Belgische staat in leven gehouden, gewassen gebleekt, gevoed.

Goed, ik heb het hier over vredestijd. Oorlog ken ik alleen van Bagdad en Beiroet in het journaal. Sorry dat ik de oorlog dus niet echt ken, papa. Je mikte me dan ook op de planeet vijf jaar na de tweede wereldbrand. Om een jaar later alweer uit mijn bestaan te verdwijnen. Zelfs geen legerdienstje heb ik erop zitten. Dit dank zij vrijstelling vanwege twee broederdiensten. Je andere zoons klaarden voor mij de klus. Dankuwel daarvoor. Zelfs geen bewakingsopdracht van kernrommel in Kleine Brogel dus. Zelfs geen piket tegen de rooie Russen in Siegen. Een watje ben ik. Een overjaarse nep-beatnik. Een denkbeeldige hippie die in Amougies zijn eigen Woodstockje speelde. Die Dylan nablies op zijn mondharmonica in de golden sixties. Wat zou ik de oorlog kennen? Behalve dan van mijn kaki Love-and-Peace-pet uit de Stock Américain.

62. De beschuldiging tegen Vindevogel luidde: wapendracht, hulp aan de vijand in manschappen, munitie en materiaal, verklikking, propaganda, vervorming van de wettelijke instellingen, stichting van een staatsvijandige groepering. Zware feiten jawel. En dan lees ik al die getuigen die komen vertellen hoe ze door Vindevogel naar het stadhuis zijn geroepen en vandaar met de Feldgendarmerie recht naar Duitsland.

Maar van alles wat ik lees in boeken, krantenknipsels, stenografische verslagen en thesissen, onthou ik vooral dat je om Vindevogel te doorgronden, eerst alles moet weten, kennen, voelen van de tijd van toen. De politieke achtergronden. De veten. De verdachtmakingen. De taalverhoudingen. De echte en de valse witten. De vermeende en de echte zwarten.

Mijn mensenhart fluistert me dat een man die pas in tweede instantie – dus na aarzeling en wijziging van vonnis - veroordeeld wordt tot de dood met de kogel altijd het voordeel van de twijfel moet krijgen. Mij komt het voor dat Vindevogel nooit had mogen gefusiljeerd worden.

Jij vader, je had me misschien kunnen vertellen wat er is fout gegaan tussen Vindevogel en de bevolking van zijn stad. Hoe hij mogelijks verstrikt geraakte tussen zijn oprechte idealen en de duistere verlokkingen van de macht. Hoe hij allicht het beste voorhad, maar het ergste niet kon voorkomen.

63. Op 30 januari 1933 wordt Hitler Reichskansler. Op 8 maart van dat jaar kondigt Wilhelm Frick, zijn Binnenland-minister, de bouw aan van concentratiekampen. Op 22 maart 1933 wordt Dachau geopend, het eerste kamp voor politieke tegenstanders. Op 15 september 1935 worden de rassenwetten van Nüremberg getekend ‘voor de bescherming van het Duitse bloed’. Op 12 juli 1936 volgen de opening van het kamp van Sachsenhausen en de deportatie van de zigeuners naar Dachau. Drie dagen later opent het horrorkamp Buchenwald.

Joodse ondernemingen en winkels worden inmiddels geboycot. Boeken van joden en alle niet gezagsgetrouwe publicaties worden verbrand. Er volgt praktijkverbod voor joodse artsen. Het wordt joden verboden hoger onderwijs te geven of ambtenaar te zijn. Er zijn pogroms in heel Duitsland. Er volgt uitsluiting van joodse kinderen uit alle Duitse scholen en kribben. Alle joodse ondernemingen en bezittingen worden in beslag genomen. Op 30 januari 1939 bedreigt Hitler in zijn toespraak in de Reichstag alle joden ronduit met totale uitroeiing als er een oorlog komt in Europa.

64. En er komt een oorlog in Europa. Leo Vindevogel wordt op 2 januari 1941 door de Duitse bezetter benoemd tot burgemeester van Ronse. Hij heeft zijn achterban van de Christen Volksbond daarover niet ingelicht. Hij wordt gebombardeerd tot ongekozen burgemeester voor de neus weg van Maurice Ponette, de eigen kandidaat van de bezetter. VNV’er Gerard Romsée is de kandidatuur van Vindevogel echter bij zijn Duitse vrienden gaan bepleiten. Vindevogel aanvaardt de opdracht. Het is naar verluidt zijn bedoeling het beheer en de bevoorrading van de stad veilig te stellen.

Zijn vrienden pogen hem op die beslissing te doen terugkomen. Niks helpt. Hij ontbindt 'Teater Voor Taal en Volk'. Hij smelt de dan al florissante vereniging samen met de socialistische 'Verbroedering' tot het 'Stadstoneel', waarvan hij de leiding geeft aan zijn broer. Net als alle andere zalen van Ronse eist hij ook de zaal van zijn eigen achterban, de Christen Volksbond op.

Denkt hij werkelijk om vanop het stadhuis zijn stadsgenoten beter te kunnen beschermen tegen de waanzin van de tijd? Hij, Vindevogel burgemeester van Ronse uit zelfoppofferring 'om erger te voorkomen'? Of gaat met deze sjerp vooral zijn droom van lokale glorie in vervulling? Volksvertegenwoordiger is hij al. Het enige Belgische parlementslid dan ook dat na de bevrijding zal geëxecuteerd worden.

Het zijn vele vragen die voor altijd zonder antwoord zullen blijven. Behalve de antwoorden van afrekening en repressief revanchisme.

Als ik zie wat een provinciestadje zo al te bieden heeft aan haat, nijd en roddel in vredestijd, wat moet ik me daarbij dan voorstellen in tijden van oorlog? Had Vindevogel dat alles van die concentratiekampen en de jodenvervolging dan echt niet in de gaten? Wist hij dan echt niet met welke beulen hij te maken had? Of wilde hij het niet weten? Hij heeft in Het Volk van Ronse zijn bewondering voor Het Derde Rijk nooit weggestoken. Maar wat wist hij af van de nazi-horror achter de façade van 'de nieuwe orde'?

65. Allemaal vragen die ik je had willen stellen, papa. Vragen waarop mama niet altijd het antwoord kende. Jij die met grootvader in de Volksbond zat. Jij die via de toneelbond, waarvan je later zelf ere-voorzitter worden zou, heel dicht bij Vindevogel stond. Vooral bij zijn broer meester Alfred. De Volksbond die de scheur tussen voor-en tegenstanders van Vindevogel nooit meer echt zou dichten. Dezelfde Volksbond, die bij beslissing van het middenbestuur met een sterke meerderheid stemde 'dat Vindevogel de statuten van de Volksbond verraden had.' Wie heeft wie verraden? De Volksbonders, die zich voor en tijdens het proces heel gedeisd hielden. ‘Omdat het toch geen zin had om Vindevogel in Gent te gaan verdedigen in volle repressierage.’ Want er werd gevreesd voor de ontbinding van de vereniging na het debacle van voorman Vindevogel. In dit geval zou de Volksbond bezit worden van het bisdom. Volgens diezelfde statuten.

Je ziet papa, ik heb graafwerk gedaan. Al blijven er nogal wat dingen tot op vandaag onontgonnen. Waarom bijvoorbeeld die vermaledijde onderpasterfiguur in de coulissen het nodig vond olie op het vuur te gieten in een giftig stukje. Op een voor Vindevogel doodsgevaarlijk moment. Hoe kon dat zomaar? Waarom dat werd toegelaten? Christelijke principes eventjes zoek? Oog om oog? Het Oude Testament? Was het Nieuwe dan niet al eeuwen uit? Misschien kende je die onderpastoor? Misschien kwam hij zelfs thuis je réserve Chambolle-Musigny degusteren. Priesters, ik heb er naderhand zoveel weten aanbellen. Ons huis leek vaak wel een Groot Seminarie.

Vindevogel deed dingen voor de nazi’s die je als burgervader niet hoort te doen. Hij stuurde briefjes naar de Ronsenaars met het verzoek dat ze zich ten stadhuize zouden melden op zijn ‘bureel’. Daar werden ze opgewacht door de Feldgendarmerie, verdwenen ze naar Duitsland. Nièt naar de concentratiekampen, maar op verplichte arbeid in Duitsland, of in het Franse Saint-Omer. Het is een heel belangrijke nuance maar bij de bevrijding werd alles op een hoopje gegooid blijkbaar. Verplichte arbeid, concentratiekampen.

Velen hebben me de afgelopen jaren dat verhaal gedaan. Hoe hun vader zijn beste pak aantrok omdat 'Vogel' een kaartje gestuurd had. Hoe ze hun vader zagen vertrekken maar niet meer zagen terugkeren die avond. En de andere avonden ook niet. Pas één of twee jaar later.

Vindevogel liet na de aanslag tegen zijn persoon een Burgerwacht-lijst opstellen van vierhonderd mannelijke Ronsenaars tussen de 18 en de 55 jaar. Die moesten dag en nacht – onbezoldigd - voor zijn woning de wacht houden. Dit zette veel kwaad bloed bij alle Ronsenaars. De namen vormden voor de Duitsers immers dé ideale potentiële dodenlijst bij eventuele represailles, na nieuwe aanslagen van het verzet. Die aanslagen kwamen er. Duitse represailles op basis van de Burgerwacht-lijst gelukkig niet. Het drama van Vinkt is Ronse bespaard gebleven. Er zijn hier geen Ronsenaars neegemaaid vanop het oksaal van Sint-Hermes.

Het is en blijft me een kluwen. Je leest, je hoort zoveel. Je leeft zestig jaar later in een andere totaal tijd. Je beseft dat de waarheid van kristal is. Geslepen. Gefragmenteerd. In vele stukjes. Er rest me na al die jaren zoeken maar één brokje waarheid omtrent Vindevogel: met zijn terechtstelling triomfeerde de afrekening, veel meer dan de rechtvaardigheid.

Ik had je graag horen vertellen over de mensen van die tijd. Hoe ze zich gedroegen. Manmoedig. Laf. In alle nuances van wit, over grijs tot zwart. Maar je bent er niet. Ik zoek het wel verder uit in mijn eentje. As usual.

Uit:‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.