19 september 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (146)

DE RONSIESEN JEUNE AGE VAN OMER PEVENAEGE

Far West!

Ze maakt er wel geen misbruik van, maar af en toe komt de geburin langs om te vragen of ik niet eens een uurke op ons Kevinneke kan passen als ze al eens een commissie moet doen waarbij dat manneke beter niet in haar rokken loopt. Zoals nu weer met het begin van de school. Uw weet dat ik voor dat baaske min of meer de Bompa geworden ben die hij jammer genoeg niet meer in het leven heeft van zijn eigen. En hoewel ik hem graag eens zie komen heb ik hem toch liever niet te lang in huis om reden dat mijn appartement dan precies veel kleiner toont want dat manneke is precies overal tegelijk. En er staan noch te veel postuurkes van in de tijd van mijn Germaine zaliger waar zij aan hield en die zijn veel te broos voor al dat jong geweld. Ik probeer hem dan ook meestal met een lekstok voor de televisie te krijgen wat meestal wel lukt want er is altijd wel ergens een kinderprogramma op de kabel dezer dagen. Tot voor kort was hij trouwens content met Samson of Kabouter Plop, maar tegenwoordig heeft hij het meer voor tekenfilms met aller hande Japanese monsters met ingewikkelde namen die elkaar zonder reden de duvel aan doen. Wat hij daaraan vindt, ik zou het niet weten. De weinige keren dat ik daar eens een boom over wilde opzetten kreeg ik als antwoord dat ik dat toch niet kon begrijpen omdat ik al zo oud ben. En of ik uit het beeld wou gaan alstublieft, want schone manieren dat heeft hij wel. En dus houd ik nu wijselijk mijn mond. In elk geval is zijn moeder ferm content dat hij bij mij terecht kan, want dat is niet meer evident in deze tijd waarin de mensen hun geburen ten node noch goede dag zeggen. En dat is toch wel spijtig want vroeger kon Uw van U geburen zoveel meer verdragen doordat Uw zo goed over één kwam. Om Uw te zeggen: onze Vader zaliger kocht zijn eerste televisie voor in de achterkeuken van onze beenhouwerij ergens in de maand augustus van het jaar ‘55 en hij was daarmee de eerste van het Spillegrem. Welnu, als wij dan ons avondeten binnen hadden ging de televisie aan. Maar omwille van de hitte stonden de ramen en de achterdeur open. Onze achteruit gaf uit op de Kloef en op de klank kwamen de geburen één voor één af gezakt, elk met zijn stoel en dan zetten ze zich in alle stilte bij. Wie rap genoeg was schoof bij in de keuken, maar de laatkomers zaten gewoon op de koer en keken mee door deur en ramen. Als onze Vader dan eens goed gezind was trok hij zelfs de televisie met buffet en al wat van de muur weg, zodat hij voor iedereen goed zichtbaar was. Dat was niet vanzelfsprekend, in die tijd. Want U beelden kwamen toen noch binnen langs U antenne boven op U dak. Om U televisie geplaatst te krijgen was de subtiele interveniëring van niet minder als twee electriekers van doen. De ene stond op het dak en plaatste de armen van U antenne in de juiste windrichtingen afgaande op de luidkeels geschreeuwde aanwijzingen van zijn maat. Die fijnafstelling kon uren duren en al zeker als U electrieker last had van hoogtevrees. Wanneer Uw dan later ook maar het minste aan de opstelling veranderde, kon het zijn dat Uw plots geen ontvangst meer had, of alleen maar flink besneeuwd. En dat zelfs in de volle zomer! In die tijd zond Brussel Vlaams trouwens maar een paar uren uit, en meestal was dat dan noch een bonte avond. Dat was een hutsepot van een beetje van alles dooreen: een schone schlager zo als “Diep In Mijn Hart” gebracht door Jo Leemans of “De Jodelende Fluiter“ van Bobbejaan Schoepen op muziek van het orkest van Francis B, maar ook afgewisseld met artiesten van het circus. Niet zelden kwam daar dan zelfs een boer in zijn zondagse kostuum zijn overmaatse bietraaf tonen die hij van het veld had opgehaald. Daar mocht in die tijd tot tien minuten lang over geleuterd worden! Of het moest van de Schipper naast Mathilde zijn dan was het bij ons de volle bak! En toen had Uw noch echte Spiekerinnen, herkenbaar aan hun ingewikkelde kapsels over verschillende verdiepingen. Als het soms eens gebeurde dat de programma’s niet op tijd begonnen dan verweet onze Moeder zaliger dat altijd aan hun coiffeur die zijn werk weer niet op tijd gedaan gekregen had. En altijd bleef het spannend tot het einde toe, want hoe dikwijls viel het programma niet onverwacht stil? En dan draaiden ze een Interludium. Dan zag Uw bij voorbeeld de Brugse zwanen die eindeloos over het Minnewater rond dobberden. Daar voor moest Uw natuurlijk geen televisie hebben, want dat kon Uw op de vijver van Cambier ook zien! Maar op U scherm was het precies toch noch schoner want in zwart en wit met aangepaste muziek van Mantovani met zijn Duizend Violen. Pas op, die panne kon dan gemakkelijk een half uur duren, waarbij Uw tussendoor af en toe noch eens het testbeeld te zien kreeg als om te voorkomen dat Uw uit wanhoop en machteloze woede U toestel zoudt te lijf gaan want hoop doet leven. En toch klaagden de mensen niet, want het was het enige wat zij hadden om naar te kijken. Aan dat alles moet ik denken hoewel dat de kleine mannen hier beneden op het plantsoentje weer een hels kabaal aan het maken zijn want zij spelen van Koebwats en Indianen. Dat zie ik aan dat zij achter één huppelen en ritmisch met het plat van hun linkerhand op hun billen kletsen. Hun rechterhand houdt daarbij hun denk beeldig ros in bedwang. Tenzij zij hun wijsvinger naaréén wijzen en met geplooide duim hun denk beeldige revolver afvuren. Kijk en dat zijn dan de dingen die niet veranderen: Onze kleinen moeten noch steeds eens hun mantie kunnen ontbinden en dat gebeurt noch precies gelijk als al die jaren geleden. Al moet ik zeggen dat het in onze tijd precies toch noch heviger aan toe ging. Vooraleer de Koebwats en de Indianen bij ons met elkaar slaags geraakten was er meestal al een veldslag uitgevochten om te weten wie de Koebwats zouden zijn en wie de Indianen. Want de Indianen waren de slechte die op het einde altijd verloren. Daar vielen de moederskindjes al af die met hun builen en schrammen bij hun Moeder konden gaan uithuilen. En ook tijdens het spel vielen al eens rake klappen, want als Uw per wijsvinger werd af geschoten moest Uw naar U buik grijpen en Uw laten vallen, maar in het heetst van de strijd wilde dat wel eens achter wege worden gelaten. Daarop volgde een gevecht in regel tot één van de twee onder lag of naar huis vluchtte. Het spel werd onderwijl door de anderen tijdelijk stil gelegd om te kunnen supporteren. De laatste bloedneuzen en blauwe plekken vielen omdat de Indianen weer eens niet wilden afgeven. Het wijsvingerschieten moest dan nood gedwongen kracht bijgezet worden met behulp van onze vuisten. Na zo’n veldslag kon het soms urenlang stil zijn achter de Kloef, want dan kwam er niemand meer buiten. Wie niet gekwetst was, was gestraft doordat één van de bleiters had over gedragen bij zijn Moeder en die was komen reclameren bij U ouders. En dan was Uw als beenhouwerszoon natuurlijk wreed benadeeld want als ervaren commerçanten gaven Onze Vader en Moeder zaliger natuurlijk altijd toe om hun klanten niet voor hun hoofd te stoten. Zo weet ik het wel heel zeker: Als ik vandaag de dag zo sukkel met het reumatiek is dat met garantie van al die uren op mijn blote knieën te hebben moeten zitten op de blauwe steen van de dorpel van onze beenhouwerij.

Pevenaege Omer