12 november 2006

BLOG NOTES

Nu en dan leg ik de lectuur ervan opzij. Vanwege ondraaglijk. Dan kom ik erop terug. Maak ik van mijn hart een koele kei. Als dat van een gehard Hauptmann. Trek ik verderop, doorheen negenhonderd pagina’s van het hoe en waarom van gruwel en waanzin.

Gaandeweg ontdek ik aldus de mechanismen die verfijnde dokters in de geneeskunde en de rechten ertoe brachten machteloze kinderen, vrouwen en weerbare mannen af te slachten als vee. Volgens de uitgekiende en verfijnde methodes van de ‘Sardinenpackung.’

Naakt worden weerlozen in hun zelf gegraven massagraf gedreven. Daar worden ze gedwongen zich bovenop de vijf, zes lagere lagen lijken neer te leggen. Netjes naast elkaar. Geen vierkante centimer ruimte mag verloren gaan. Want het bos ligt zo al vol lijken. Tienduizenden.
Doch dit hoort erbij.

Dan één na één het Genickschuss, het nekschot. Dit om al teveel hersen-en bloedspatten alom te vermijden. Een officier loopt overheen de vers afgemaakte lijkenlaag. Glijdt nu en dan uit over de lichamen. Scheisse. Geeft hier en daar een genadeschot. Een natrillend kinderlichaampje hier, een stuiptrekkende mama met haar baby in de armen daar.
Doch dit hoort erbij.

Dan kan alles weer herbeginnen. Dagen lang. Wat verderop krijgen de eindeloos afgeloste soldaten warme maaltijden geserveerd. Bloedworst en Schnaps. Gemütlich. Vanuit hun tentje horen ze, als een macabere doodsreutel, de schoten van hun kameraden die hen hebben afgelost. En de kreten van de weerlozen in de put.
Doch dit hoort erbij.

Hoe de Reichsführer SS het allemaal zo netjes mogelijk wil. Want in het begin zijn er fouten gemaakt. Het was een bloedbad. Er waren bevlekte uniformen.

Hoe de Obergruppenführer het plan doorgeeft aan zijn ondergeschikten. Hoe de Standartenführer zijn officieren hiervan informeert. Uitlegt dat ze dit doen uit humane overwegingen:

‘Alle Joodse mannen moeten dood, zodat ze het Reich niet meer kunnen bezoedelen. Hun vrouwen kunnen we moeilijk aan hun lot overlaten zonder mannen om voor hen te zorgen. En hun kinderen zijn de bezoedelaars van morgen. Dus: vernietigen. Allemaal.’

Hoe de Obersturmbannführer zichzelf sust met de bedenking dat hij geen andere keuze heeft. Anders zal hij doorgaan voor zwakkeling. Een Untenmensch. Slecht voor zijn persoonlijk rapport. Slecht voor zijn carrière, in het grote organogram van het Reich. Dan krijgt hij straks misschien geen grote boerderij en al die vruchtbare grond hier. In het Utopia van het Herrenvolk.

Hoe de Sturmbannführer keurig verzorgde plakboeken bijhoudt van de executies. Mooie naakte meisjeslichamen, met prachtige doch helaas doorboorde borstjes. Smekende kinderblikken. Radeloze moeders. Biddende grootmoeders.

Hoe hij – in kalligrafie – bij dit alles voor bijpassende legenden zorgt. Misschien krijgt Reichsführer SS Himmler zijn plakboek wel te zien. Of wie weet,de Führer hemzelf.

Hoe de Sturmscharfürher kotst. Zich bedrinkt met Schnaps. Weer doorgaat met nekschoten. Zu Befehl. Urenlang. Hoe de Gruppenführer tenslotte zelf gek wordt van al deze horror, zijn eigen officieren begint dood te schieten, wordt afgevoerd op bevel van de psychiater.

Het is zeer uitzonderlijk dat éénzelfde boek tegelijk gelauwerd wordt met de Prix Goncourt en de Grand Prix de l’Académie Française.

Het overkomt dezer dagen de veertigjarige Jonathan Littell. Een Amerikaan die met dit werk in het Frans pas debuteert en meteen de wereld een nieuwe Oorlog en Vrede schenkt.

Het is één van die boeken die je als lezer anders achterlaat. Zo’n echt grenzenverleggend boek als ‘Voyage au bout de la nuit’ van Céline, ‘The catcher in the rye’ van J.D. Salinger, ‘L’Etranger’ van Camus, ‘De avonden’ van Reve, ‘Het Verdriet’ van Claus, om het even welke Kafka.

Het onthutsende zit hem, behalve in de – toegegeven vaak ondraaglijke - beschrijving van the heart of darkness zelf, ook in de ogenschijnlijk onmerkbare overgang van die donkerste waanzin naar de hang naar al het verfijnde in de mens, naar het zuivere en schone in de wondere natuur, een ondergaande zon aan de kim.

Een gevoelloze nazibeul die vanuit zijn afkomst en vorming in zijn memoires zomaar overstapt van de grootste gruwel in zijn getuigenis naar de verfijndheid van Rameau en Couperin (‘Le Rappel des Oiseaux,' 'Les Trois Mains', 'Les Barricades mystérieuses…’).

Hij wil de partituren ervan schenken aan Yakov, het Joodse jongentje dat in de offciersmess toch zo mooi piano speelt. Doch op een dag geraken Yakovs handjes verbrijzeld. Dus is hij niet meer nuttig. Dus moet hij ook het massagraf in.
Doch dit hoort erbij.

Een draaikolk is dit boek. Een wervelwind van de diepste menselijke gruwel en de pure schoonheid der schepping. Jonathan Littell heeft met dit meesterwerk de grenzen van het schrijven verlegd. Wereldliteratuur, als megaboek voor het bloeden.

‘Les Bienveillantes. Jonathan Littell. Gallimard. 903 pag.
Net bekroond met zowel de Prix Goncourt als de Grand Prix de l’ Académie Française.

Aanbevolen lectuur voor al wie zijn rotsvast geloof in de goedheid van de mens aanscherpen en weerbaar maken wil: tegen de waan van deze tijd.


Allez vooruit in het Kluisbos bedacht ik er daarnet eentje. Om dit alles wat verteerbaar te houden, op zo'n rustige najaarszondag.

minder is meer

berekende
mensen bereiken
in het leven
veel zoniet alles
van wat kan
gekocht worden

ervaren dan
dat alles
maar niks is
zonder liefde
tederheid
ware vriendschap

tedere
wezens bereiken
in het leven
weinig zoniet minder
van wat kan
gekocht worden

ervaren dan
dat minder
ruim genoeg is
met liefde
tederheid
ware vriendschap

(Have a nice day).