26 december 2006

DE BENIEUWDE RONSENAAR (44)

EEN SCHONE MESSAGE
VAN ONZE CORRESPONDENT
OMER PEVENAEGE


PAKT ELKAAR EENS GOED VAST

Vroeger, toen mijn Germaine zaliger en ik noch in wijlen onze beenhouwerij werkachtig waren, had ik eigenlijk een vreselijke hekel aan de Kerst dagen. Dat was toch altijd weer een drukte en een sleur! Niet dat wij in de weer waren om onze klanten te verwennen met grote schotels voor fondue of gourmet, dat was toen noch niet in de mode. Het enige wat ik van speciaal deed voor de Kerstdagen was Waalse bloedsosiessen vervaardigen, met appels en rozijnen daarin, volgens een recept dat ik van een boer op de Breucq had. Dat was niet eens om te verkopen, wij gaven dat aan onze goede klanten toe met onze Beste Wensen. Maar Uw moet weten dat mijn Germaine altijd noch een echte Kerstboom in huis wilde. Zij ging die zelf bestellen terwijl ik doende was al de dozen met kerstversiering van de zolder te halen. De boom die zij koos was altijd zowat een meter hoger als de plafonds bij ons thuis. Dat kwam: als de boom geleverd werd, moest ik dan de top er af zagen, die zij in de winkel ging opstellen. Daar hing ze dan een slinger lampkes in, waarvan het laatste eind vanaf de boom vertrok via een ster van zilverpapier naar het stalleke, met het allerlaatste lampke pal boven het Kindeke. Dat alles om onze klandizie in de donkerste dagen op te vrolijken! Dat Kerststalleke zette zij met veel toewijding op geheel volgens de regels van de kunst. Het stalleke zelf had mijn Pètse Tiste noch zelf ineen getimmerd. Mijn Germaine maakte daarop en rond een kunstig sneeuwlandschap. Daar ging telkens een ganse pak watten aan op. In het midden kwam het Kindeke, helemaal in zijn blote niet tegenstaande sneeuw en vries temperaturen, met zijn luier half los die als het ware in de polaire lucht stromingen meewapperde. Hij hief liefdevol zijn kleine pollekes, als om de os en de ezel, die boven zijn wezen stonden te blazen en te kwijlen, hun muile af te kuisen. Daarnaast zijn Moeder, op haar knieën alsof zij klaar zat om eindelijk die luier te verversen. Sint Jozef stond iets verderop, met zijn strenge grijze baard en een diepe frons in zijn voorhoofd, gelijk iemand die er het zijne van peinst. In zijn hand had hij een lange stok met daaraan een klein lantaarntje. Dat alles was ongetwijfeld symbolisch bedacht door een ambachtsman met een grote Bijbelkennis. Aan de gevel van het stalleke hing de schone blonde engel aan een nagelke omhoog. Die droeg een wijde banderolle omhoog die op miraculeuze wijze opengerold bleef. Daarop in kunstig gekrulde gouden letters: “Vrede op aerde aen alle Menschen van goeden Wille” Daar kwamen ook een vijftal herders aan, omringd door hun kudde. Drie schapen liepen met hun kop naar de grond en werden door mijn Germaine zaliger steevast het dichtste bij het kribbeke geplaatst, alsof zij eerbiedig voor het Kindeke bogen. Terwijl die beesten volgens mij gewoon de laatste grassprietjes vantussen de sneeuw zochten. De ram, met zijn vervaarlijk gekrulde horens fier omhoog en een grote zilveren bel rond zijn nek, kreeg de ereplaats netjes in het midden. Eén herder, een lelijke rosse, droeg een lammeke mee op zijn schouders. De Drie Koningen waren met vier. Drie waren standaard met de rest van de figuratie meegeleverd. En mijn Germaine had er ooit één bijgekocht van wege dat die hoog en fier bovenop een kameel zat. Dat was bij nazicht wel een dromedaris gebleken, maar toch hield zij eraan dat hij het koninklijk gezelschap jaarlijks vervoegde. De oudste van de officiële delegatie, Melchior, had een sneeuwwitte baard en droeg een gouden kroon. Bovenop die kroon had er ooit noch een pluim gestaan, maar die was na een ongelukkige val uit de doos in de strijd gebleven. Zijn schone mantel was, hoe kon het anders, Koningsblauw. Hij zat, geheel in aanbidding, op zijn knieën en hief een gouden kistje naar het Kindeke. De mantel was daarbij door de artiest in kunstige vouwen rond zijn benen gedrapeerd, zodat hij vanzeleven niet meer alleen recht kon.Vlak achter hem stond Balthazar, met een lange, zwarte puntbaard. Van zijn schouders hing een glanzend groene mantel neer tot op de grond. Hij maakte duidelijk aanstalten om een gouden kelk te overhandigen. Daarin moest dan de mirre zitten, maar noch mijn Germaine zaliger, noch ik konden ons daar iets bij voorstellen. De zwarte koning, Gaspard genaamd, met een geelrode tulband op, werd door mijn Germaine altijd juist buiten het stalleke gezet. Die droeg namelijk een gouden wierookvat aan. Uw weet misschien noch dat mijn Germaine zaliger altijd zo moest hoesten wanneer de pastoor op begrafenissen en andere met zo’n vat aan de zwier ging. En daarom: buiten ermee. Daar was echter ook noch één beeldeke dat mijn Germaine weigerde uit de doos te halen. Dat stelde twee schapen voor, die de maker volgens geheel eigen wetten van de perspectie zogezegd vlak achtereen had afgebeeld. Maar omdat dat perspectief dus niet geheel academisch was, leek het alsof dat achterste schaap doende was, nu ja, met kennelijke bedoelingen boven op zijn partner te kruipen. Enfin, mijn Germaine vond dat tafereel te obsceen voor de Heilige Kribbe. Mijn eigen bijdrage tot de Kerst sfeer in onze winkel beperkte zich tot een zeer gesmaakt stilleven van fijne charcuterie in onze koeltoog, met veel hulst en een afgekookte kalfskop als middelpunt, waar rond ik bij wijze van slinger noch een streng van mijn bloedsosies drapeerde. Dat gaf elk jaar weer kwestie omdat mijn Germaine telkens haar handen prikte als zij daarna een schel kreempaté moest snijden. De overschot van die Kerstboom sleepte ik zo goed en zo kwaad als dat kon door de veel te smalle deuropeningen om hem in de hoek van onze schone kamer op te stellen. De rest van de dag kon ik met de bediening van onze klanten mijn plan trekken, want mijn Germaine was in de weer met engelenhaar, slingers en bollen. Tegen de Zotte Maandag mocht ik de boom dan aftuigen, waarbij meestal wel één van de bollen in mijn handen bleef. Daarna kon de hele vervoer operatie dan in omgekeerde richting gebeuren. Maar die boom was intussen helemaal uitgedroogd en bij de minste aanraking vielen daar bij kilo’s de naalden vanaf. Tijdens de hele verhuis hield mijn Germaine mij vanachter haar toog angst vallig in de gaten en elke verkeerde beweging werd door haar van de nodige commentaar voorzien. Het eindigde ermee dat wij voor de rest van de dag tegen één niet meer spraken. Daaraan denk ik allemaal nu ik hier met vochtige ogen voor het zoveelste jaar achter één alleen in mijn appartement een babychammeke leegsloeber. In afwachting dat ik mijn gevulde kalkoenbil met boschampignons en kroketten in mijn micro oven schuif. Beste lezers, ziet elkaar in deze Kersttijd extra graag. ’t Is de koudste en donkerste tijd van het jaar: kruipt maar dicht bij één en pakt elkaar eens goed vast. Ik wens Uw allen een vredig Kerstfeest.

Pevenaege Omer