17 februari 2006

EGOSTRIP (61)

Doschamps. We schrijden en glijden met zijn allen langs de Route de Grande Randonnée. Dit is het soort sneeuwlandschap waarin zelfs de meest eelterige ziel weer gaat verweken. We zijn tien jaar later. Achter sneeuwpret en schaterlach lonken nog steeds alle hardnekkige illusies van het schoon bestaan dat we elkaar oprecht toewensen. Er zitten barsten en kloven in ons utopia van tederheid en schoonheid. We beseffen het, zover zijn we al. Maar dit toegeven, doen we niet. Niets werd zoals het toen oogde en beloofde. Alles wordt anders de hele tijd door. Het leven ontvouwt zich als droom en bitch tegelijk. We kennen mekaar dieper, beter, langer. De essentie houdt stand. Tegen alle ravages van de gretige tand.

Weinig lijkt me meer het winnen waard dan deze diepe, warme vriendschap. Tenzij liefde. Wieties zijn we voor mekaar. Een woord dat we zelf heruitvinden, dag na dag. Altijd weer verder. Iemand van ons heeft de Odyssee van Homeros op de schouw gezet. Boven het haardvuur. Toeval bestaat niet. We zijn onderweg, samen. Brandend, voor altijd, van passie en verlangen.

Naar ons thuisland. Door sneeuw en regen rijden we terug naar de eigen haard, voor altijd opgezadeld met onze eigen aard.

‘Zoals zwemmers op zee tot hun blijdschap de kust zien verschijnen: prooi van ontstuimige golven en wind is hun sterk gebouwd vaartuig midden op zee door de kracht van Poseidon in stukken geslagen; weinigen maar ontsnappen de loodgrijze zee en bereiken zwemmend de kust, hun huiden bedekt met een dikke laag zeezout: zielsblij gaan ze aan land, aan heilloze rampspoed ontkomen.’…
Toen dan sprak tot zijn vrouw de vindingrijke Odysseus: ‘Liefste, nog lang zijn de dagen van onze beproeving niet over…’

DE SCHRIJFHEREN (7.1)

Roman

Het bericht hing aan het prikbord op onze redactie als een gewone dienstmededeling. Tussen het barbecuefestijn bij Jef van De Rare Vos in het Pajottenland en de andere activiteiten van de Personeelskring. Jules Cambrai ging met pensioen. Niemand die erom treurde. Hij zat al over de houdbaarheidsdatum toen hij kwam neerstrijken, was altijd al een tussenpaus.

‘Zie mijn leiding als een voorlopig bewind.’

Zijn bewind was wind. Wat hij zei, vervluchtigde als ether. Sinds de affaire met meester Parelgort hadden we uitgezien naar zijn vervanging als naar de laatste schooldag. We sleurden hem mee als een accident de parcours, een kwaal waarmee je probeert te leven. Cambrai bracht ons niets bij, verscheen nauwelijks op de redactie. Als hij dan al opdaagde, was het om ons lastig te vallen met pietluttigheden. Of dan had hij weer een schrijffout ontdekt.

‘Hoe schrijven jullie kanunnik?’

Als het aan ons lag, totaal niet.

‘Gallicismen, niet te geloven.’
‘Pleonasmen op elke bladzij!’
‘Ze verwarren palindroom en palimpest.’
‘Een acrostichon, wat is een acrostichon?’

Priapisme. Dat kenden we. Om stoer mee te doen, bij redactrices.

‘Ik zit met een acuut priapisme, help !’
‘Help jezelf, zo helpe je God.’

Of dan ontbrak er een parkeerbon bij onze onkostennota. Cambrai verdeed zijn tijd met met a het speuren naar foute schrijfwijzes en b het uitvlooien van onze onkostennota’s.

‘Meneer Charlie Puis alweer.’
‘Volgende keer teken ik dat niet meer.’

Ik beloofde beterschap. Hij dan weer, in het deurgat.

‘Andreotti non chiffotti !’

Nu en dan gooide hij er van die gekke kreten uit. Graffitti op persfoto’s die hij lukraak overnam. Of dan begroette hij ons met een of andere pompeuze uitroep.

‘En contemplant cette assemblée immense, quel noble aspect s’offre à mes yeux !’

Of een stuk paste volkomen in de lijn van Embargo en dan kon het niet op.

‘Inhoudelijk sterk.’
‘Goed uitgebalanceerd.’
‘Vlot geschreven.’

Of het was er helemaal over. Waarover vertelde hij niet.

‘Moeten jullie echt onze broodheren voor het hoofd te stoten ?’

Wie hengelde naar meer uitleg, kreeg een cliché over hogere belangen.

‘Zij betalen de soep.’


(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

16 februari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (55)

DE VERDWIJNING VAN RENAIX

Cher monsieur Johan Sauwens,

U stelt voor om de Franse benamingen van Vlaamse gemeenschappen af te schaffen.
‘In gemeenten zoals Ronse rukt de verfransing op’, beweert u. ‘Daarom moeten we de taalhomoginiteit beklemtonen. Het is erg belangrijk om duidelijk te maken dat het niet om tweetalige steden gaat, zoals in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Men houdt vaak die schijn vaak op, ten onrechte.’
Mijnheer Sauwens, met permissie gezegd: in Ronse noemen ze iemand voor minder ‘nen dieken wietie.’

Na uw eerdere politieke omzwervingen gaat dus u tegenwoordig door het leven als parlementslid van de CD&V. Flink zo. Misschien bent u vanwege die zwerftocht door het Vlaamse politieke landschap wel niet echt meer bij wie wie is en in welke partij. Als geheugensteuntje: de huidige burgemeester van Ronse is Luc Dupont, ook CD&V.

Ik kan me voorstellen dat burgemeester Dupont zich vanochtend tijdens het nuttigen van zijn frisse Fristi bijkans een liesbreuk slikte bij het lezen van De Standaard, waarin u uw gedachten ventileert. Door zomaar totaal haaks op de waarheid te beweren dat de verfransing in Ronse oprukt, schenkt u uw collega Erik Tack van het Vlaams Belang immers dé onverhoopte gelegenheid om uw partijgenoot Luc Dupont als nooit tevoren te Tacklen met nog meer onzin omtrent Ronse.

Mijnheer Sauwens, waar moeit u zich eigenlijk mee? Met de straatborden van Ronse. Dat ze eentalig Vlaams moeten zijn? Natuurlijk moeten ze dat. Maar mogen we dat als Ronsenaar zelf uitmaken? Hebben we trouwens allang gedaan. Geen kat hier die daar nog wakker van ligt. Zeker de mijne niet. Die probeert vooral niet onder een camion uit Kirzigië te geraken. Ik kom er zo op terug.

U zegt dat het niet veel kosten moet om ze eentalig Vlaams te maken, die borden.
‘Ah', vertelt u in blijheid, 'ik herinner me nog de tijd dat ik minister van Openbare Werken was. Die borden moeten sowieso regelmatig vervangen worden.’

Wij als Ronsenaars niet, mijnheer Sauwens. Wij herinneren ons niets van uw ministerschap van Openbare Werken. Waar was u toen mee bezig? Niet met de ontsluiting van Ronse. Niet met de N60. En nu komt u zich moeien met onze wegmarkeringen en straatnamen?

Allez voir ailleurs si nous ne sommes pas là, monsieur le député.
Et foutez-nous la paix. Foutez la paix, à Renaix.

U heeft Ronse links laten liggen als minister. U heeft ons toen niet gekend. U heeft Ronse laten stikken in de verkeersellende. U heeft de vrachtwagens door de Ronsese straten laten donderen. Tegelijk heeft u niet belet dat de Ronsese bedrijven uit de door uw Vlaams Parlement verwaarloosde Vlaamse stad Ronse wegvluchtten over de taalgrens: in hun onstilbare honger naar vette eurosubsidies in Leuze en Doornik.

Kom ons dan nu niet vertellen wat we met onze straatborden moeten doen. Ha bon.

15 februari 2006

DE SCHRIJFHEREN (6.8)

Roman

Ons redactiecomité kwam in spoedvergadering bijeen. Volgens de enen was het optreden van meester Parelgort pure intimidatie. Totaal in strijd met de elementaire journalistieke vrijheidsbeginselen. Volgens de anderen kwam het neer op een ernstige waarschuwing aan het adres van onze collega. Nog één letter over die dorpen in Tunesië en hij lag eruit. Bovendien hielden ze een stok achter de deur. Zeker nu zijn proeftijd er bijna op zat. Ze konden hem negatief evalueren. Zijn contract niet verlengen. Volgens nog anderen diende de Beroepsunie meteen te worden ingeschakeld. Zes vergaderingen verder werd een onderhoud aangevraagd met Cambrai.

‘Vingerwijzing ? Censuur ?’
‘Maar meester Parelgort behartigt precies onze belangen.’
‘Die van ons allen.’
‘En die zijn voor iedereen dezelfde.’

Intimidatie ?

‘Wat zou het. Hij behoedt ons blad voor rechtszaken.’
‘Een uitschuiver kan ons veel geld kosten.’

Afdreiging ?

‘Hij beschermt integendeel onze beste journalisten.’
‘Tegen schadeclaims en veroordelingen.’
‘Hij belet dat ze stommiteiten schrijven.’
‘Niemand kan er zomaar op los schrijven.’

De grondwet ? De Beroepsunie ?

‘Het is in het belang van de journalist.’
‘We moeten grenzen trekken.’
‘Tussen wat kan en niet opportuun is.’

Er werd gedreigd met staking. Sommigen eisten het onslag van Jules Cambrai. Maar het Redactiecomité had geen poot om op te staan, was niet eens vertegenwoordigd in de ondernemingsraad. Het bleef een schoorsteenpijp voor ongenoegen. Er werd laat vergaderd in Brasserie La Rotonde achter het Parlement. Er bleek geen meerderheid te vinden voor een staking. Er heerste grote moedeloosheid.

‘Het is collectieve zelfmoord.’
‘We staan nergens.’
‘Het blad draait niet goed.’
‘Ze gaan ons daarop pakken.’
‘Always change a losing team.’

Embargo stond in het rood met miljoenen aan gecumuleerd verlies. De druk van de geldschieters werd groter. Het blad was hen gaandeweg al teveel geld gaan kosten. Jaar na jaar werd het vooral de redactie aangewreven. Meer nog dan zijn voorganger Thomas Tonijn stelde Jules Cambrai zich schaamteloos op tegen zijn eigen redactie in.

‘Ik heb al die rooie paters en nonnen hier niet gekozen.’

Dat had zijn voorganger Thomas Tonijn gedaan, hoe slordig van hem.

‘Ik ga niet boeten voor zonden van een ander.’

Zo zei hij het. In termen van zonde. Als de oplage het dan al eens even wat beter deed, bleven de advertentie-inkomsten hoe dan ook tegenvallen.

‘Door het links imago van deze redactie vol wereldverbeteraars.’

We waren socialisten, communisten, anarchisten, nihilisten. We waren alles behalve journalisten. Tegenover zoveel kwade trouw trokken we ons als redactie op aan elkaar. We werden maats, vrienden, bloedbroeders. Wie deel uitmaakte van deze ploeg zou hem nooit meer vergeten. We knokten voort.

Daar werd me duidelijk waar de kracht van journalistiek zit : in die gedeelde liefde voor het vak. Tegen alle vage belangen in. De pers zat op de kanteling van de tijd. Ze kwam los van de oude verhalen. Een nieuwe tijd kondigde zich al aan. In afwachting moest er worden voortgewerkt aan het volgend nummer.

*

Mijn grootvader gaat dood. Ze hebben zijn benen afgezet zoals bij bomma. Hij weet dat hij gaat sterven. Hij doet of hij het niet weet om mij te plezieren. Hij is mijn beste vriend. Mijn vervangvader. Mijn zekerheid.

'‘t Is precies of ik mijn benen nog heb. Zo zeer dat ze doen. De hemel, ik heb er altijd in geloofd. Zonde vraagt ge me, zonde wat is dat ? Dat voelt ge zelf in uw hart. Als ge goed zit, geeft het daar warmte. Als ge mis zijt, voelt ge u triestig en zijt ge kwaad op uw eigen. Er staat van alles op mijn boekske. Ik heb mensen gekwetst met mijn overtuiging. Pas daar van op, van uw eigen overtuiging. Dat zijn de fouten die een mens maakt. Denken dat hij de waarheid in pacht heeft en boven een ander staat. Omdat hij in God gelooft en een ander niet, of in een andere God. Wie zegt dat wij gelijk hebben van in God te geloven ? Ze gaan mij onder hun machine leggen morgenvroeg. God weet wat ze gaan vinden in mijn hoofd. Een notenbalk vol noten,voor mijn bombardon.’

*

Er was nochtans hard gewerkt aan de serie rond Tunesië. Het was knappe journalistiek. Sus Verleyen en Johan Struye van Knack gaven het toe. Gewoonlijk kwamen ze naar persconferenties met de hele triomf van hun succesblad onder de arm.

‘Doe geen moeite, Charlie.’
‘Het staat allemaal al bij ons.’
‘Laat ons liever samen een pint pakken.’
‘Zo verneem je ook nog wat.’
‘Van ons.’

Maar dit was volgens hen een sterk verhaal. Goed uitgebalanceerd. Vakwerk. Teamwerk. Dat las je. De juiste toon.

‘Al zal die collega van jou het niet lang meer uitzingen.’
‘We horen dat hij al bij meester Parelgort is geroepen ?’
‘Voorlaatste fase.’

Ze kenden Parelgort, ze kenden iedereen, waren onklopbaar in de Wetstraat. Dit was dus een sterke serie. Wat bereikten we ermee ? Het gesjoemel was dan wel blootgelegd. Maar hufters in torens van glas en staal hadden laten weten dat we hun hogere belangen dreigden te schaden. De hele geschreven pers zat toen nog verweven in partijbelangen. Klem tussen zuilenblokken. Het waren de laatste stuiptrekkingen van het ancien regime. Ze waren machtig. Maar hun macht brokkelde af. Er rezen nieuwe succesvolle bladen uit de grond, zonder politieke bindingen. Er kwamen jongeren met alleen maar de drang om goed vakwerk te leveren. Wars van intriges. In de epicentra van de macht groeide de onrust. De oplage van alle partijgebonden bladen zakte naar alarmerende dieptepunten. De oude klieken van de macht begonnen grof geld te verliezen aan hun voorgekauwde bladen. Plotseling zagen hun kranten er stokoud uit. De jongere generatie pikte al die herkauwde partijkost niet langer. In de hoofdkwartieren werd beslist dat het tijd werd voor vernieuwing. Openheid. Ma non troppo.

(Vervolgt)

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

14 februari 2006

DE SCHRIJFHEREN (6.7)

Roman


Twee maanden na de verdwijning van Tonijn meldde zich op de redactie van Embargo een roodharig kereltje van naar schatting anderhalve meter hoog. Hij hield een diaprojector geklemd in beide armpjes en vroeg ons waar Tonijn het dure scherm bewaarde, dat hij vorig jaar op diens verzoek en zeer tegen zijn zin bij de dienst aankopen had besteld. We vonden het na een tip van madame Colvert : bij de oude promotie-artikelen van Embargo in de garage.

‘Jules Cambrai.’

‘Gefeliciteerd daarmee’, zei de voorzitter van ons Redactiecomité.

‘Ik ben uw nieuwe hoofdredacteur.’

‘Ook gefeliciteerd daarmee. Hoewel.’

‘Ik wil u graag een paar lichtbeeldekens laten zien.’

Cambrai was, zo vertelde hij ons, de enige Belgische journalist die had meegemogen met de Amerikaanse troepen in Vietnam. Dat zogeheten privilege maakte hem voor de voorzitter van ons redactiecomité meteen totaal ongeloofwaardig.

‘De CIA ! Ze sturen ons een vriendje van de C.I.A !’

Jules Cambrai toonde ons driehonderdvijftig dia’s. Met commentaar bij elk beeld. Vietnam was een prachtig land, zei hij. Als we dat wilden, had hij ook nog twee dozen mee vol beelden van Cambodja en Laos.

‘Een andere keer dan misschien.’

Op één van zijn Vietnam-dia’s was in de verte een rookpluim te zien.

Een bloedbad. My Lai?

‘Wel...heu dat zou wel eens napalm kunnen zijn.’

Hij wist het niet zeker. Het was hem door de Amerikaanse legerleiding ten strengste verboden de veiligheidsstrook te verlaten. Werd het niet tijd dat de redactie eens een ander verhaal bracht over Vietnam ?

‘Naar de Vietnamese bevolking toe.’
‘Met de vraag of ze nu beter af zijn…’
‘Wa? Beter af dan wa?’
‘Wel,nu de communisten er de lakens uitdelen.’

Cambrai zei dat zijn deur altijd voor ons open stond. Hij kreeg snel wat hij gevraagd had. De redactie bracht een enquête over Belgische ontwikkelingsfondsen die woondorpen bouwden in Tunesië.

‘Zeer goed. Ontwikkelingshulp verkoopt lekker voor ‘t moment.’

Er bleef echter hopen geld van het goede doel in België zelf hangen. Smeergeld voor alle partijen via satellietverenigingen. De collega die de serie op gang had getrokken, werd al na twee afleveringen bij Cambrai geroepen. Hij diende zich uitzonderlijk te melden op de hoofdzetel in de Belliardstraat. Daar vergaderde de raad van bestuur en werd er over het lot van Embargo beslist. Cambrai ontving er onze collega in aanwezigheid van de alomgevreesde topadvokaat meester Parelgort. Die bepleitte alle delicate rechtszaken voor Embargo. Niet Cambrai voerde er het woord, wel meester Parelgort.

‘Luister zeer goed, jongeman.’
‘Ge moogt de corruptie aanklagen.’
‘Het is van uw leeftijd revolutionaire gedachten te koesteren.’
‘Zelf heb ik geen tijd voor dialectiek.’
‘Ik ken al die zever, ik heb thuis ook twee studenten.’
‘Daniel Cohn-Bendit, Pol Goosssens, Kris Merckx de rooien doktoor…’
‘Al die gasten dat zijn hun helden.’
‘Ge wilt het geld van de rijken afpakken ?’
‘Ge wilt het aan de armen geven gelijk Che Guevara ?’
‘Zeer goed. Jezus Christus wou dat ook.’
‘Uwen Ché heeft dat zelf niet uitgevonden.’
‘Ge wilt de corruptie in den Embargo zetten ?’
‘Zeer goed.’
‘MAAR DOE HET DAN GODVERDOMME BIJ ONZE VIJANDEN MENEER ! BIJ ON-ZE VIJ-AN-DEN HOORT GE MIJ GOED ! DOE HET NIET BIJ ONZE VRIENDEN ! GE ZIJT DE LAATSTE OM ONZE VRIENDEN AAN TE PAKKEN! DAT ZAL DE VIJANDIGE PERS ZELF WEL DOEN ! WANT HUN EIGEN RODE KAMERADEN…. DIE LATEN ZE ONGEMOEID.’

Cambrai zei daarop dat alles nu wel duidelijk was. Zo mocht hij toch verhopen. Meester Parelgort voegde er aan toe dat hij zich als buitenstaander vooral niet wou mengen in de journalistieke aangelegenheden van de redactie. Hoe lang was de reporter trouwens al in dienst ? Vier maanden pas ? Dan was hij personeelsmatig gesproken zelfs nog in zijn wettelijke proefperiode? Had hij de bepalingen van de proefperiode wel goed gelezen?

‘Allez vooruit.’
‘Verbeter uw leven.’
‘En we spreken er niet meer over.’
‘Un moment de honte est vite passé.’

(Vervolgt)

Uit : ‘De Schrijfheren’ Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

13 februari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (54)

De Gokchinees in Ronse

SK-Trainer stapte gedegouteerd op.


In de weekendedities van Het Nieuwsblad en Het Volk bevestigt Algemeen SK-Ronse Manager Jean-Claude Stockman nu op zijn beurt dat de zogenaamde Gokchinees Ye (uit de inmiddels felbesproken Panaoramareportage) ook SK Ronse zomaar eventjes één miljoen euro heeft aangeboden.

Zegt Stockman daarover aan onze sportcollega van beide krantentitels:
‘Hij stelde zich voor als zakenman uit Frankrijk en wilde naar eigen zeggen zwaar investeren in de ploeg. Hij wilde daarvoor inderdaad ongeveer één miljoen op tafel leggen. We stonden op dat moment derde in de klassering, deden het zeer goed. Aanvankelijk zag ik eigenlijk niks verkeerds in het aanbod, maar een meerderheid binnen de vereniging voelde er niks voor om met de man in zee te gaan. Daarop is hij naar Geel vertrokken.’

Het toeval...

Het toeval wil, zo merken Het Nieuwsblad & Het Volk op, dat Ronse weken later (op 13 februari 2005) met zware 0 – 5 cijfers verloor van Waasland.

Jean-Claude Stockman daarover:

‘Ook wij waren zwaar verrast door het resultaat van die wedstrijd. Maar we hebben geen enkel bewijs dat sommige van onze spelers zich moedwillig lieten verliezen en moeten dus zwijgen. Feit is dat de toenmalige trainer Gerrit Laverge, na wat een parodie van een match was, zijn ontslag wilde geven. Hij was blijkbaar zwaar gedegouteerd door het gedrag van sommige voetballers.’

Laverge wilde die dag inderdaad met niemand praten, ook met de pers niet en de dag erna bleef hij bij zijn besluit om ontslag te nemen. Volgens insiders zou de gokchinees tijdens die match in de tribune hebben gezeten.

DE NIEUWE RONSENAAR (53)

Paul Vanderdonckt leidt Vlaams Belang Ronse

Paul Vanderdonckt is de nieuwe voorzitter van het Vlaams Belang in Ronse.
De gewezen zaakvoerder van Crownmatic, voormalig uitbater van de Verdi en Belgisch handelsattaché in Azië neemt het roer over van Louis Vandenbussche die onlangs ontslag nam.

Het leven van de immer joviale en goedlachse Paul Vanderdonckt oogt als een roman. Een politiek hoofdstuk ontbrak er nog aan. Paul Vanderdonckt is zijn leven lang al consequent Vlaams-Nationalist. Ongetwijfeld zal hij het politieke debat in Ronse kleur geven. De kleur: geel-zwart.

DE NIEUWE RONSENAAR (52)

Wordt André Deruyver burgemeester van Ronse?


Scenario voor een onbestuurbare stad


Wie burgemeester van Ronse wil worden, moet na de verkiezingen van oktober kunnen beschikken over een meerderheid van tenminste veertien zetels op zevenentwintig.
Je kan dan wel burgemeester zijn, maar daarom kan je de stad nog niet behoorlijk besturen. Immers, veertien zetels is een veel te krappe marge om de beslissingen van je college vlot door de stemmingen van de gemeenteraad te halen.
Het volstaat immers dat één van je coalitieraadsleden er de brui aan geeft, afwezig blijft, ziek is, dwars gaat liggen en je kan het als burgemeester wel schudden. Voor een goed bestuur is daarom een meer comfortabele marge nodig.


Nek-aan-nek-race

De huidige meerderheid nestelt zich veilig in een alliantie van CD&V, Spa en VLD. Na het opgaan van Deruyver’s franskiljonse formatie LDR in de VLD beperkt de oppositie in Ronse zich tot het Vlaams Belang.
Alles wijst erop dat de huidige meerderheidsparijen het bestuur samen willen voortzetten. Wie dan als burgemeester aan het roer van deze nieuwe bestuursploeg komt, zal afhangen van de kiezer. De best scorende meerderheidspartij zal aan zet zijn voor de vorming van het nieuwe college van burgemeester en schepenen.
Dat kan zowel de VLD zijn van kopman Patrick De Dobbeleer. Dat kan de CD&V – NVA zijn onder leiding van burgemeester Luc Dupont die zichzelf dan opvolgt : zoveel is duidelijk. Of dat kan de Spa-Groen zijn na een goede score van Gunther Deriemaker.
Op papier zou de VLD plus LDR en BEB de grootste formatie kunnen worden . Doch dat is theorie. In de praktijk is het lang niet zeker of de kiezers van die voormalige splinterliberalen zomaar bij die van de VLD kunnen worden geteld. Het ziet er meer naar uit dat het uitdraait op een nek-aan-nek-race tussen de meerderheidspartijen.

Juste une bonne tatouille

De situatie is in Ronse sinds de grote lawaaidagen van de fransdolle ‘Amis du Beau Langage’ en hun brulboeien in de gemeenteraad immers totaal gewijzigd. Ongeveer elk Ronsenaar heeft nu begrepen dat de toekomst van Ronse en de Renaixance van de stad ligt in een volwaardig Vlaamse identiteit. Het betekent derhalve dat de LDR-kiezers à la carte zullen kiezen. Als je het waarom van het vertrek van Joost Hysselinckx bij het Vlaams Belang goed weet te plaatsen, begrijp je dat zelfs de gekste taalkundige volte-faces in Ronse niet meer zijn uit te sluiten.
Er lopen in Ronse franstaligen rond die zich er, puur omwille van hun extreem-rechtse sympathieën (remember de geschiedenis: Rex Vaincra) niet zullen aan storen om voor de partij van de Vlaamse separatisten te gaan. Franskiljons van vroeger zullen zich zelfs plotseling gaan beroepen op dezelfde Vlaamse roots die ze al die jaren verloochend hebben, op hun vergeten Vlaamse achternamen om nu ongegeneerd te gaan ‘pour la bonne droite’. Al was het alleen maar om hun traditioneel nest ‘er eens van langs te geven’. ‘Juste une bonne petite tatouille’ heet dat in die zelfgenoegzame petits-bourgeoiskringen. 'Et encore: les extrêmes se touchent.'

Monsteralliantie Deruyver-Tack?

Zo bekeken wordt in Ronse dan ook zelfs het allergekste scenario denkbaar. Erik Tack gaat voor zijn vet mandaat als Vlaams parlementslid, zoveel is klaar. Zelfs artsen maken zich zorgen om hun pensioen. En een vet parlementair pensioen bovenop een vergoeding van 12,5 miljoen oude Belgische franken laat je niet liggen. Zeker als ze omgerekend worden in euro: 6000 per maand.
En dan worden twee elementen voor Ronse zeer van tel. De VLD is in Ronse, meer nog dan elders, een soort Mexicaans leger waarin ongeveer elke kandidaat op de ander schiet. Een verzameling van weglopers (Dufour), terugkeerders (Deruyver) en verongelijkten (uittredend schepen Boudringhien).
Voorzitter Frans Vandenbossche en secretaris Johnny Verledens mogen dan wel volhouden dat ze er niet aan denken om in Ronse het cordon sanitaire te doorbreken: de vraag is wat ze gaan vertellen als André Deruyver van zijn goeie maat Erik Tack de burgemeesterssjerp aangeboden krijgt. Plus een hoop Ronsese mandaten voor een paar andere VLD’ers.

Rampscenario voor Ronse

Het is politiek, ja. En het is democratie. Maar zo’n tegennatuurlijke monsteralliantie van hyper-flamingant Tack met hyper-Belg en franskiljons boegbeeld Deruyver met een amalgaam van pure opportunisten dreigt Ronse wel totaal onbestuurbaar te maken. Zo'n bestuur riskeert immers meteen compleet te verzanden in algeheel het eigenbelang op elke beleidsstoel van het stadhuis.

12 februari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (51)

MEER DAN

5000 LEZERS

HEBBEN

DEZE WEBLOG

VEREERD

MET IN TOTAAL NU AL

12 0000

BEZOEKEN EN HERBEZOEKEN.

(ZOGENAAMDE RELOADS)

WE ZULLEN SAMEN

DOORGAAN

TUUPE VUIR RONSE

DE NIEUWE RONSENAAR:

AL WAT U ELDERS NIET LEEST

OVER UW GELIEFD RONSE.

DE SCHRIJFHEREN (6.6)

Roman

De doodgraver beweert dat hij het graf van mijn ouders nog nooit zo mooi geweten heeft.

‘Ziet ge wel dat mijn truc werkt ? Dat heb ik u vorig jaar toch gezegd maat ? Ge stopt hier sebiet met u een breuk te schuren. Ge rijdt om een liter chloor. Ge trekt uw oudste broek aan en uw botten van caoutchouc. Niks beter dan een goeie scheut chloor in uw oude sproeier tegen het onkruid. En ge zit alweer goed voor twee jaar. De grafsteen van uw ouders gaat liggen blinken in de zon. Van de jaar moogt ge eraf blijven. ‘t Is geen avance van er nu nog op te schuren. Ge gaat u een verschot krabben. Proper is proper. Uw doden gaan content zijn. Ik volgens mij liggen ze hieronder met negen in rijen van drie kisten. Boven elkaar. Een schone grote familie. Dat is al een serieuze grafkelder. Vroeger was dat de mode. Nu ziet niemand er nog naar om. Ze halen het geld op bij de notaris en weg zijn ze. Vroeger eerst dertig missen voor de dierbare overledene. Of ge mocht naar het geld fluiten. Uwen Christus van brons ginderboven, daar moet ge afblijven. Brons dat geeft groene vlekken. Altijd. Daar is niks tegen te beginnen. Ik weet wel, het is geen zicht. ‘t Is precies of hij hangt daar te lekken uw Christus. Excuseer me dat ik het zo cru zeg. Maar die vlekken, die krijgt ge met niks meer weg. Brons is een vuiligheid om te onderhouden.’

Het graf naast mijn ouders ligt helemaal open aan de voorkant. De steen is ervan weggehaald. Zoals bij ‘t graf van Christus. Toen al de vrouwen van zijn leven kwamen kijken hoe de Heer het stelde na de kruisiging. Of hij misschien al verrezen was. Ik kijk in het zwarte gat. Duisternis. Ook verderop zijn hier en daar graven geopend. Of dan helemaal verdwenen. Het ooit zo mooi onderhouden oude kerkhof zit nu vol kale plekken. Het grote witte kruis middenin staat er verlaten bij. Schoolbezoek aan het kerkhof.

‘Toon ons eens het mooie graf van uw papa, Charlie.’
‘Die ligt hier toch ergens of niet ?’
‘Vlakbij dat grote witte kruisbeeld, meester.’
‘Waar dan precies Charlie ?’
‘Er liggen er hier zoveel rond dat kruis.’
‘Weet je dat dan niet te vinden?’
‘Mama zegt dat papa in mijn hart zit…’
‘Kom kinderen we zoeken samen naar de familie Puis.’
‘…in mijn hart in een doosje.’
‘Bidden we allemaal voor de papa van Charlie.’
‘Kunnen de doden ons hier horen meester ?’
‘Zijt dat zeker Vereertbruggen.’
‘Uw voeten van dat graf.’
‘Maken ze nooit ruzie ‘s nachts ?’
‘Stil allemaal. Dat is hier een heilige plek.’
‘Bid voor, Charlie .
‘Onze vader die in de hemelen zijt en in mijn hart in een doosje.’
‘Puis, hou u aan het Onze Vader.’
‘Anders kunt ge uw plechtige communie vergeten.’

De schoolbezoeken hebben zich verplaatst naar het nieuw kerkhof aan het Bois Joly. Hier op het oude wordt niemand meer begraven. De jeugd kan het nuttige aan het aangename paren. De doden eren en tegelijk een gezonde wandeling door het unieke Joly-bos. Volgens de brochure van de Toeristische Dienst een zeldzame biotoop in Vlaanderen. Met tegelijk lage, middenhoge en hoge beplanting. Een zeldzaamheid in deze tijd van kaalslag. Bovendien gevuld met de gekke neparcheologie van de toenmalige schatrijke eigenaar meneer Joly. Hier zijn ook echte archeologische vondsten gedaan. Die heeft meneer Joly doorverkocht aan het museum van New York. Bezoeken enkel in groepen en met een van onze toeristische gidsen.’

Jaar na jaar verdwijnen de oude doden nu voor goed uit hun eigen graf. Het geeft dit oude kerkhof een nog desolater zicht. Struggle for dead.

‘Als de concessie gepasseerd is, breken we het boeltje gewoon weer open. Dan doen we de poorten van het kerkhof toe. Wat we dan doen, is niet voor gevoelige zielkes. Excuseer mij mijn ongelukkig woordenspel, hahaha! We halen al hun botten er weer uit. Enfin, wat ervan overschiet. We smijten ze allemaal bijeen in de grote put. Een paar schoppen ongebluste kalk erover en de klus is geklaard. Dat is hier niet voor ouwe madamkes. Al die prachtige praalgraven die we hier moeten kapot slaan. Er is hier iemand van Monumenten en landschappen geweest. Ze willen al de grootste graven filmen. Voor dat het allemaal opgebroken is. Er staan hier graven met speciale bidstoelen van Horta. Kent ge Victor Horta ? Het schijnt dat hij hier nog veel huizen gezet heeft ook. Maar dan wel niet op ‘t kerkhof hahaha! Heeft u vader nog toneel gespeeld misschien? Dat er hier zo’n mooie gedenkplaat op staat. Voor-onze-voor-zit-ter. Van-we-ge Voor Taal en Volk. Spijtig dat ze afbrokkelt.’


Voor aal en Vol.
Ierbare oorzitter

‘Kom er vooral niet aan. Anders barsten de Taal en het Volk helemaal in brokstukken. Ja, de tijd doet zijn werk. We zijn wij hier maar passanten gij en ik. Wandelaars op een kerhof. Wandelaars in het leven. Volgend jaar moogt ge weer een bus chloor kopen. Ge gaat er dan nog eens gewoon over. Ge zult zien, het gaat schoon wit blijven. Uw purperen heidebloemekes staan ook schoon. Geef ze niet teveel water. Anders gaat ge ze verzuipen. Daarbij, dat loopt er vanzelf wel in. De helft van de doden klotsen hier al allemaal met hun knoken in ‘t water. Ik ben er zeker van dat uw negen familieleden hier nu de aquagym van hun leven beleven. Hahaha ! ‘t Is te hopen dat ze een beetje kunnen zwemmen. Anders is hun uur van vergaan voorgoed gekomen. Ge zijt toch niet kwaad dat ik zo spreek ? Een mens moet kunnen lachen met ‘t leven. Allez toch zeker met het leven dat al gepasseerd is. Ik denk niet dat ik zelf nog zou willen terugkeren. Gedaan is gedaan zeg ik. Als ge dood zijt, werken uw oren en uw ogen en uw hersens toch niet meer zodus ge ziet en ge hoort niks meer. Wat heeft het dan nog voor zin van daar te liggen ? Daarbij, ze moeten ze mij gerustlaten met hun eeuwig leven. Ik heb mijn deel hier al gehad. Met mijn wijf haar spierziekte en onze Kevin onder de camion. Ge hebt er toch van gehoord. Dode hoek spiegel. Dood was onze Kevin in elk geval. Hij ligt op het nieuw kerkhof in een graf. Mijn wijf wou het niet anders. Het was geen avance. Ze wou er kunnen tegen spreken. Hoeveel keer heb ik haar niet naar boven gebracht met haar kar en al. Ik kan u verzekeren het gaat daar naar omhoog. Voor mij zouden we beter allemaal direct verbrand worden. De oven in en er weer uit als een hoop stof en asse. Mij mogen ze dan uitstrooien.. Die asse wordt daar toch helemaal gemengd met anderen. Een urne is feitelijk een cocktail van verschillende mensen. Nee, uitstrooien. Geen probleem. In ‘t gras voor de boterbloemen. Hebt ge hier nog lang werk ? Mijn dienst zit erop voor vandaag. We gaan omzeggens gaan sluiten. Geloof me laat het zo jongen. Dat graf is al schoon genoeg. Niemand vanonder die gaat komen protesteren.’

(Vervolgt)

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.