03 maart 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (59)

Tuupe doemdenken met Erik Tack

‘Samen moeten we de problemen aanpakken. Samen moeten we opkomen voor onze stad; ons Ronse. Samen moeten we de belangen van onze stad verdedigen. Samen met het Vlaams Belang roep ik daarom elke Ronsenaar op om te blijven geloven in de toekomst van Ronse.’
Dat schrijft Erik Tack onder de titel ‘Harde cijfers’ op de webstek van zijn partij. Het lijkt wel zo geplukt uit de doelstellingen van De Nieuwe Ronsenaar. Tuupe vuir Ronse. Tuupe vuir de Ronsese Renaixance.
Wie echter Tacks zoveelste uitval naar de migrante medemens leest, ziet vooral hoe ‘Tuupe’ voor hem een heel andere invulling krijgt. Tack spiegelt de Ronsenaars schaamteloos een uni-raciaal Ronse voor dat in deze wereld nooit en nergens meer kan noch zal bestaan.

Koppen tellen, koppen snellen?

‘Over 15 jaar zullen in Ronse 40 percent van de jongvolwassenen, mensen van vreemde origine zijn’, aldus Tack die daarop volgend doemscenario bedenkt.
Erik Tack: ‘In de categorie jonger dan 25 jaar is meer dan 20 percent van de bevolking van vreemde origine en onder de leeftijd van 5 jaar is dat zelfs 25 percent. Over 15 jaar zijn dat dus allen grote mannen en vrouwen. Tellen we daarbij dat de helft daarvan meteen partner uit het thuisland zal trouwen en we komen aan meer dan 40 percent.’
Met andere woorden één plus één is drie. Of hoe koppen tellen verwordt tot koppen snellen.

De verdwijning van Ronse

Al mag het volgens hem niet gezegd worden, suggereren doet hij het niettemin voluit op de hem bekende manier. Deze migratie, zo voorspelt hij, veroorzaakt noch min noch meer de verdwijning van de oorspronkelijke bevolking. Ter info: het gaat om 3000 mensen op een totaal van 24.000…
Tenzij het roer wordt omgegooid, ziet Tack bovendien ook al het sociaal en cultureel leven afkalven en zelfs helemaal verdwijnen. ‘We zullen in Ronse niet meer met genoeg zijn om er nog gestalte aan te geven.’
We houden ons hart nu al vast. We zullen met de laatste doe-mensen van Ronse onderduiken in de crypte…of maar meteen politiek asiel vragen in de kantine van SK…

Mollen in het bestuur?

Tack beweert binnen de meerderheid zelf ook al een paar medestanders te tellen van zijn diepe gedachten, al noemt hij daarbij geen namen.
Erik Tack :‘Onder vier ogen geven sommige gemeenteraadsleden van de andere partijen ons gelijk’, aldus nog Erik Tack. ‘Jammer genoeg durven ze dat in de gemeenteraad niet herhalen.’
De bange wezels. Hopelijk lopen ze morgen niet over naar zijn partij. Wat ben je met zo’n platbroeken?

Na de diagnose, het voorschrift?

Erik Tack blijft dus maar hameren op de migrantengemeenschap van Ronse, terwijl hij ondertussen ‘de oorspronkelijke Ronsenaars’ oproept om ‘samen’ Ronse te redden (lees: van de migranten), voor zover die Ronsenaars nog niet zijn weggevlucht uit Ronse (lees: voor de migranten).
Dit is een ‘zuivere’ pervertering van het begrip Tuupe. Niet met ons.

Erik Tacks doemdeuntje is inmiddels eenieder bekend en slaat ongetwijfeld gretig aan bij diegenen die enkel genoegen willen nemen met de opsomming van problemen: zonder de oplossingen ervoor.
Erik Tack die inmiddels vooral zelf iedereen van betekenis rondom hem in zijn partij heeft weggejaagd, schotelt de Ronsenaars al jaren een diagnose voor zonder evenwel ook maar één voorschrift.
Zijn honorarium van 12,5 miljoen (6000 euro per maand) in het Vlaams Parlement is alvast zijn eigen vette beloning voor het eindeloos betokkelen van zijn doemfluit.

Tuupe vuir Ronse.
Tuupe in het belang
van àlle mensen van Ronse.

EGOSTRIP (65)

Gent. Theater Tinnen Pot. Drie Belogen Poppen zitten als naamloze lustobjecten opgesloten in hun mooie huid en proberen zich los te wrikken uit de cocon van hun bestaan zonder eigen identiteit. Hardnekkig, wild, brutaal verzetten ze zich tegen een schoonheidsideaal dat hen wordt opgedrongen door de vermaledijde man. Gedreven door bittere haat proberen ze gezamenlijk een eind te maken aan ’s mans fysieke en mentale terreur, drift, lust, geldbejag. Samen gaan ze de vrouwonterende natte mannendroom te lijf die hen schoffeert en opzadelt met minderwaardigheidscomplexen.

De rauwe, bittere, genadeloze tekst van Nicolas Mannens die er zelf de regie van doet, wordt schitterend op de planken gezet door drie studentes in de theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent (Kim De Moerloose, Ellen Van der Massen en de Ronsese VTV-actrice Tine Deroeck).

Wie het schoentje past, trekke het aan. Als man besluipt je na afloop de lichte neiging om snel te maken dat je wegkomt. Nadat je je dan wel eerst bij het vrouwelijke gezelschap uitvoerig hebt verontschuldigd omdat je vrouwen integendeel knap, intelligent, gevoelig, sterk, teder, subtiel, subliem, stijlvol, aantrekkelijk vindt maar het dus helaas blijkbaar allemaal anders gepercipieerd wordt dan je bedoelt. Je voelt je hier definitief gekapitteld als ultieme oetlul, walgelijke eikel, niets ontziende macho, mislukte watcho, vieze ouwe zak, verderfelijk zwijn dat zijn mannelijkheid puur instinctief bezigt voor ontlasting en ontlading.

Tenzij je je natuurlijk totaal géén betrokken partij voelt en je er…geen bal van aantrekt. Dan blijf je gewoon zitten in de foyer bij de grote theatermeneer genaamd Jo Decaluwé, drink je een wit wijntje in hoogst charmant gezelschap, feliciteer je terecht Tine om haar knalprestatie.

Wat ik me bij dit alles afvraag: dit is dus een tekst van een (nog zeer jonge) man omtrent het schoonheidsideaal dat vrouwen zou zijn opgedrongen door het mannelijk deel van de maatschappij. Is dat wel zo, mademoiselle Chanel? Klopt dit, Sonia Rykiel? Moeten we dit echt ongenuanceerd denken, beste An Demeulemeester, waarde Kaat Tilley? Willen vrouwen er alleen maar goed uitzien omdat eikels van mannen dat van hen verwachten? Of willen ze dat gewoon voor zichzelf? Er goed uitzien. Zich goed voelen. Als persoon. Vanuit zelfrespect. Dat een man zo’n tekst schrijft, bevestigt overigens alleen maar het hier aangeklaagde rollenpatroon. Interessant ware hetzelfde thema, bekeken en beschreven door een vrouw. Overigens komt James Brown de eer toe al veel eerder dan wie ook te zijn overgegaan tot publieke deemoedige schuldbekentenis, in zijn plakker uit de sixties It’s a man’s man’s world. Niets is de man zonder de vrouw. Lost he is, in the wilderness and the bitterness…

You see, man made the cars to take us over the road
Man made the trains to carry heavy loads
Man made electric light to take us out of the dark
Man made the boat for the water, like Noah made the ark
Man thinks about a little baby girl and baby boys
Man makes them happy 'cause man makes them toys
And after man has made everything, everything he can
You know that man makes money to buy from other man
This is a man's world
But it wouldn't be nothing,
nothing without a woman or a girl
He's lost in the wilderness
He's lost in bitterness

‘Belogen Poppen’. Theater Tinnen Pot. Tinnen Potstraat, 21 9000 Gent. (www.tinnenpot.be). Tel 09 225 18 60. Nog op 7, 14, 21 en 28 maart om 20 u. Best reserveren.

02 maart 2006

DE SCHRIJFHEREN (8.1)

Roman.

Mits wat gunstige voortekenen had Leonard Notelaar met die zilveren krullenkop van hem best keizer van Rome kunnen zijn. Een keizer op de retour dat wel. Cleopatra had er haar reukorgaan niet voor opgehaald. Maar toch. Alles aan hem straalde klasse uit. Zijn verschijning werd omgeven door fijntjes verstoven wolkjes Yves Saint-Laurent. After shave, lotion, toiletwater : de hele bodyshop voor mannen die verlangen naar meer. Notelaar haatte verwaarlozing van het lichaam. Mensen die hun lijf lieten uitdeinen, waren randdebielen of bewoners van kartonnen dozen achter het Noordstation. Zelf tooide hij zijn pezig lichaam met hemden van de fijnste zijde. Het liefst droeg hij puntschoenen van soepel Italiaans leder die hij kocht hij aan de Piazza Bra in Verona. Nooit verscheen hij op de redactie zonder zijn glimmend lederen portfolio dat hij nonchalant onder de arm balanceerde.

‘In zwart Afrika snijden ze je dat zo voor je uit een buffel.’

Zijn eigen stuk buffel stak vol internationale kranten. Wall Street Journal, Financial Times, Frankfurter Allgemeine, Herald Tribune, Le Monde, Le Figaro. Plus een vracht dure gespecialiseerde bladen waaruit Notelaar de mosterd pulkte voor stukken die hij meteen in Embargo uitgewerkt wou zien. De ene helft van de pers schreef af van de andere. Zo was het en niet anders, zei hij. Je kon van halve waarheden gaandeweg ook hele maken, Voltaire indachtig.

‘Mentez, mentez. Toujours il en restera quelque chose.’

Een informatie die fout in de krant belandde, bleef steken in het archief en begon van daaruit een fout bestaan te leiden. Roddel zou aldus gaandeweg het statuut van waar verhaal verwerven.

‘Si non e vero e ben trovato, als het verhaal maar goed zit.’

Hier en daar stipte hij in zijn leesvoer een titel aan die hem aansprak. Uit een zwart lederen etui diepte hij daartoe zijn pronkstukken : de Meisterstück van Mont Blanc in de vulpenuitvoering én als balpen. Voor de vulpen bewaarde hij de inkt in een ‘Füllfederhalter’ uit de twenties. Er stonden twee skiërs op met de boodschap : ‘Schreiben Sie Ihre Grüsse vom Wintersport mit dem Montblanc.’ Het leek erop alsof hij alle binnenwegen in de poedersneeuw van Chamonix zelf had ontdekt. Geen twijfel, hij had de Aiguille du Midi beklommen lang voor dat een must voor managers werd. Hij was de Mer des Glaces en de Vallée Blanche helemaal door geskied, toen dat nog echt gevaarlijk was. Helemaal bovenop de berg, dicht bij het licht van de ultieme werkelijkheid, stond Notelaar. Beneden, in het bergdorp, zaten wij, zijn loonslaven. Nog dieper in de dal ijverde de rest van de planeet : het te verwaarlozen gepeupel.

‘Klootjesvolk.’

Het was zijn lievelingsterm om ‘het klein grut’ te benoemen. Om te bewijzen hoe waardeloos het gepeupel was, overdonderde hij ons met zijn voorraad voorbeelden.

‘Benidorm, nepvakantie voor klootjesvolk.’
‘Talbot Simca, blikdozen voor klootjesvolk.’
‘Tom Simpson, Tourdramatiek voor klootjesvolk.’
‘Zeeuwse Mosselen, bacteriën voor klootjesvolk.’
‘Dobbiaco, glad ijs voor klootjesvolk.
‘Burano, glasbellen voor klootjesvolk.’
‘Sissi in Korfoe, pseudoromantiek voor klootjesvolk.’
‘Alpe Dhuez, boerenkermis voor klompenklootjesvolk.’

Alleen al met zijn schrijfarsenaal, toonde hij dat hij eenieders meerdere was. Behalve zijn Meisterstücks was hij de trotse bezitter van een zeldzame gevlekte Sheaffer, een naamgemerkte Parker, een exclusieve Cartier met dop van ivoor.

‘Van bij Caron in Gent, waar ook Buysse zijn schrijfgerief haalde.’

Hij haatte bescheidenheid. Het was valse trots en gemaakte nederigheid.

‘Wie bescheiden is, heeft daar meestal goede redenen voor.’

In alles wat hij zei, bouwde hij dubbele bodems in. Aan ons om de diepere betekenissen te vatten. Terwijl hij sprak, lag hij al op vinkenslag. Vanuit de ooghoeken spiedend of we hem volgden in zijn woordenspel. Constant testte hij onze parate kennis, vaak zonder dat we het zelf in de gaten hadden. En altijd om zijn definitieve mening te ventileren. Altijd keek hij uit naar ons reactievermogen, als een spurter achteromziend of we nog in zijn wiel zaten.

‘Daniel Ellsberg, wie heeft hij verlinkt ? Zijn land, zijn volk.’

Volgens hem had Ellsberg die geheime Pentagon Papers beter niet doorgegeven aan The New York Times en The Washington Post.

‘Kissinger en Nixon wisten waar ze mee bezig waren, nee toch ? Ze hadden die Vietnamoorlog gewonnen. Wat krijgen we daar nu? Klootjesvolk.’

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

28 februari 2006

DE SCHRIJFHEREN (7.6)

Roman

‘Pluralisme, Charlie ? Luistert hier jongen, ik heb heel mijn leven voor de roomsen gestemd. ‘t Is mij gelijk wie er op de kop staat en zelfs al weet ik dat het er een is die de poll op zijn hand heeft gezet. Pappen, plakken, meerijden in de karavaan. Erop kloppen als het moet.’

‘Erop kloppen, grootvader ?’

‘Ons Heer heeft ook zijn zweep gebezigd. Er zijn momenten geweest dat ik bekoord ben door de duivel en wat heeft er mij gered, Charlie? Heel hard denken aan Christus. Veertig dagen in de woestijn pietje bloot, sprinkhanen en sap van cactussen. Maar toch weerstaan aan de lokroep van de duivel. De paster mag komen met zijn potje olie, mijn pakske is gereed. Pluralisme, mijn god. Nooit geef ik mijn gedacht op, zeker nu niet in het aanschijn van mijn dood.’

‘Grootvader maar…’

‘Ze moeten niet alles door elkaar smijten. Een rooie is een rooie. Een blauwe is een blauwe. En een katholiek is een, wat zegt ge Charlie ?’

‘Een tscheef ?’

‘Spreek dat woord nooit meer uit, Charlie ! Wij, Puisen, zijn geen tscheven maar soldaten van Christus, kom hier dat ik u mijn kruiske geef.’

‘Maar al die andere mensen dan, grootvader…’

‘Wij hebben samen betoogd want we kregen niet alles in de schoot gesmeten door op ons gat te zitten. Alleen in de koningskwestie stonden we tegenover mekaar. Hebben we er goed aan gedaan? Het heeft ons geen stap vooruit geholpen. De Saksen-Coburgs kunnen nog altijd geen treffelijk woord Vlaams als ze ons toespreken op kerstdag. Wat heeft het ons opgeleverd ?’

‘Een nest dure prinsen en salonprinsesjes.’

‘En we blijven dat maar allemaal betalen. Pluralisme, het is een woord van uw tijd, Charlie. Mij gaan ze voor dat gat niet vangen.’

‘Het gelijk is nu versplinterd in kleine brokjes.’

‘Brokken gelijk, wat komt ge mij hier toch allemaal vertellen, Charlie ? Ge hebt gelijk, of ge hebt ongelijk. Iets ten halven, dat is mossel noch vis. Ik ga mijn gedacht nu niet in stukken kappen. Wat voor mij telt, is dat ge eerlijk zijt met uw eigen en met gelijk wie. Zelfrespect en respect voor alle andere levende wezens. Voor uw duiven, uw kat en de hele natuur. De waarheid zit in uw herte, hebben ze mij mijn Temesta al gegeven?’

‘Slaap nu, grootvader. Als ge wat nodig hebt, bel hen.’

‘Bellen, Charlie ? Binnenkort hoor ik de grote bellen van Rome.’


*

De algemeen bestuurder van Embargo zorgde zo te horen voor een ware doorbraak in het Vlaamse perswezen. Samen met de volgende hoofdredacteur zou hij maandelijks een afgevaardigde van onze redactie rond de bestuurderstafel ontvangen. Om de permanente dialoog te bevorderen.

‘Om samen de lijn van de redactie te bespreken.’

Nu stonden we pas helemaal onder toezicht. Dat iemand van de redactie met hem bij de hoofdredacteur meemocht, was puur gezichtsbedrog.

‘Jullie zullen nooit kunnen beweren dat jullie niet wisten wat we verwachtten.’

Gestuurde vrijgevochten journalistiek. Indien zoiets nog niet bestond, dan hadden zij het nu voor ons bedacht. We zouden gauw merken hoe het werkte. Naar buitenuit openheid, binnenin : Big Brother. Ze schermden met goed klinkende termen maar ze konden de schijnopenheid niet aan. Ze waren er lichtjaren van verwijderd. Ze wisten het, we wisten het. Wat volgen zou, was schijnopenheid. Lezers redden. De kool en de geit sparen. Halfslachtig tussen twee tijden voortploeteren. Het blad dat ze gemaakt hadden, was prehistorie. Het blad dat ze voor ogen hielden, was nep. Ze hielden ons in de houdgreep van een illusie.

‘Binnenkort maken jullie kennis met de nieuwe hoofdredacteur.’
‘Van een totaal nieuw pluralistisch blad.’
‘Van Embargo, we behouden onze naam.’

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

27 februari 2006

EGOSTRIP (64)

Cowboys waren helden. Ze hadden niemand nodig, behalve Jolly Jumper. Ze bouwden hun tentje, stookten een kampvuur tegen de coyotes, roosterden een vers gestroopte prairiehaas, tuurden wezenloos naar de moonlight shadow, zongen zeer nasaal Oh, Suzanna don’t you cry for me.

Wil je dit beeld van het wilde westen op je harde schijf bewaren, ga dan niét naar die hypefilm Brokeback Mountain. Jawel, Golden Globes genoeg en straks een paar oscars, welzeker. Maar de lonesome cowboy, de Marlboro Man, de onoverwinnelijke John Wayne, de ondoorgrondelijke Clint Eastwood kan je dan wel voorgoed in je zadeltas stoppen.

Vroeger was het simpel. Voor elke jongen die Cinema Familia bezocht, was de cowboy de Ultieme Man. Later zou je zelf ook cowboy worden. Je liep daartoe nu al met je benen in een omgekeerde u de cinema weer uit. Je hield de rechtherhand losjes tegen de dij: schietensklaar.

Zo’n cowboy zat toch de hele dag op zijn paard in de omgeving van de Rio Grande? Vandaag werden er geen rookpluimen gesignaleerd. Zodus: weer zoveel kostbare kogels gespaard uit de halfnaakte lijven van Apaches.

Na Brokeback Mountain ligt dat plaatje nu finaal aan diggelen. Twee cowboys die nochtans beter kunnen weten, ze hebben immers de hele dag al in het zadel gezeten en dat wreekt zich op diverse onderdelen, kruipen in de tent en vrijen er met malkander als hadden ze net de knapste squaw uit de tipi om de hoek weten te versieren, achter het gat van Geronimo die weer teveel vuurwater binnen had.

Ze doen maar, natuurlijk, de Cinema Familia is dicht en de zedelijke zeden zijn nogal gewijzigd. Ook voor cowboys. Maar die Lucky Luke in mijn hoofd pakt niemand me af. Net zomin als de pure prairieromantiek van ‘Chariot’, dat liedje van Petula Clark. ‘La terre n’aura ploe de frontière. Si toe veux de moi.’

DE SCHRIJFHEREN (7.5)

Roman

We werkten tegelijk voor de ‘oude’ Embargo en maakten diverse nulnummers voor de nieuwe. Soms glipte een stuk van het ene nummer in het andere. Tenslotte deden ze het toch weer helemaal anders. Wat die krantenexpert uit Amerika bedacht had, bleek veel te duur.

‘Allemaal kleurenbladzijden, dat is erover.’

De algemene bestuurder van Embargo kwam Jules Cambrai speciaal zelf uitwuiven op de redactie, met chips en goedkope Spaanse schuimwijn.

‘Hij heeft deze redactie behoed voor ontsporingen.’

Het was maar hoe je het noemde. Nu was het weer wachten op zijn opvolger. Tot zolang werden we andermaal geacht het blad zelf draaiende te houden.

‘Hij was voor ons de man van de stabiliteit.’

Want onder zijn beleid was ook de oplage gestabiliseerd. Tenminste, volgens de interpretatie die ze eraan gaven. Embargo was minder achteruit gegaan dan het jaar ervoor. De losse verkoop bleek zo te horen zelfs verdubbeld.

‘Voordien was de verkoop nihil, sindsdien is hij verdubbeld.’

‘Dat is dus twee keer niks,’ grijnsde de voorzitter van ons redactiecomité.

Maar de directie had Cambrai onderschat. Ze hadden verwacht dat hij zich zou vastklampen aan zijn journalistiek bestaan. Wat bleek ? Zijn roeping lag elders. Dit had hij altijd goed weten weg te stoppen. Bescheiden als hij was over zijn grote veelzijdigheid.

‘We hebben buiten zijn passie voor de orgelmuziek gerekend.’

Orgelmuziek. Daar zou Cambrai zich nu volledig op toeleggen.

‘Wacht maar op het Festival van Vlaanderen.’
‘Een Oratorium naar zijn naam, voor minder komt hij niet buiten.’
‘Hoe dan ook, Embargo moet een ander blad worden.’
‘Dat is nu de grote uitdaging.’

Uitdaging. Het meest gebruikte woord in hun kringen. De zoektocht naar weer een nieuwe hoofdredacteur kon een tijd duren.

‘We willen de beste.’
‘Voor jullie.’
‘Voor het blad.’
‘Voor ons blad.’

Toen viel voor het eerst het woord.

‘Wat de nieuwe lijn betreft…
‘Onze toekomst ligt voortaan…
‘…in het plu-ra-lis-me.’

Alle meningen zouden nu aan bod komen. In het verleden waren er misschien wat fouten gemaakt.

‘Jullie moeten dat zien in zijn tijdskader.’

Ze gaven het vandaag graag toe.

‘Jullie hoeven geen enkel onderwerp meer uit de weg te gaan.’

Er konden nu mensen in het blad van overtuigingen.

‘Zelfs goddelozen.’
‘Zelfs ongelovigen.’

Niet dat ze er zaten om te springen. Dat nu ook weer niet.

‘Maar de tijdsgeest vraagt meer openheid.’
‘Jongeren willen niet langer opgroeien met oogkleppen.’

We waren blijven steken in onze cocon. We hadden de boot gemist en de trein. Onze vlieger was niet opgegaan. Dat zou nu allemaal veranderen.

‘Geef uw bestuur de tijd om een nieuwe hoofdredacteur te vinden.’

Wie wou, mocht zich kandidaat stellen. Al werd het niet echt aanbevolen.

‘We steken we niet weg dat we het eerder buiten de redactie gaan zoeken.’
‘Want erbinnen, dat ligt moeilijk.’

‘Hoezo,’ vroeg de voorzitter van ons redactiecomite.

‘Ik had al verwacht dat uitgerekend jij die vraag zou stellen,’ repliceerde de algemene bestuurder gepikeerd.

‘Laat ons zeggen vanwege de onderlinge gevoeligheden.’

Hij bedoelde dat hij niemand van ons de kans gunde. En dan zeker niet de voorzitter van ons redactiecomité, met wie hij al te vaak in de clinch had gelegen. Het broze evenwicht binnen de groep en de relatieve rust zouden daardoor volgens hem al tezeer verstoord worden. Vooral wou hij duidelijk maken dat hij niemand op onze redactie vertrouwde.

‘Als we die man of vrouw gevonden hebben, komt er een totaal open beleid.’
‘Want het mag tussen haakjes ook een vrouw zijn.’
‘We zijn ook in dat opzicht niet blind voor nieuwe trend.’
‘We zijn vrouwvriendelijk.’

Vrouwvriendelijk. Met meer inspraak. Een betere band tussen de redactie en het bestuur. Het regende journalistiek correcte dooddoeners.

(Vervolgt).

Uit : ‘De Schrijfheren’. Roman. Copyright Stef Vancaeneghem.

26 februari 2006

DE NIEUWE RONSENAAR (58)

14.000 KIEREN TUUPE!

U BENT NU AL MET MEER DAN

ZESDUIZEND LEZERS

OM DEZE WRITER’S BLOG

TE VEREREN MET STRAKS

VEERTIENDUIZEND BEZOEKEN!


GEEN ENKELE RONSESE PARTIJ

HEEFT ZOVEEL (VERPLICHTE) KIEZERS

ALS U MET ZIJN ALLEN SAMEN

DE NIEUWE RONSENAAR

VRIJWILLIGE LEZERS

SCHENKT.

BEDANKT VOOR UW VERTROUWEN.

WE ZULLEN MET ZIJN ALLEN

SAMEN DOORGAAN VOOR

DE RONSESE RENAIXANCE.

DE NIEUWE RONSENAAR IS

DANK ZIJ JULLIE ALLEN

THE PLACE TO BE

VAN EN VOOR

ALLE RONSENAARS

HIER IN RONSE

EN OVERAL TER WERELD

KLIK OP COMMENT EN VUL HET

AANGEGEVEN CODEWOORD IN

VOOR UW COMMENTAREN

UW (ON)GENOEGEN

EN UW OPMERKINGEN

DE NIEUWE RONSENAAR:

NOCH BROODHEREN

NOCH OPDRACHTGEVERS

MOER TUUPE VUIR RONSE