17 januari 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (61)










ALBERT DE CORDIER

NEN RONSENIERE







LE MOT DE LA FIN

Adieu Albert
,

Wie er hoorde te zijn, was er vanochtend in de Sint-Hermes Collegiaal. Bovenaan zongen de witte kappen alle treurliederen die je zelf zorgvuldig had besteld. Ondermeer het Ave Maria van Delmotte. Zo mooi, dat het zelfs de her en der gesignaleerde broeders van het Grootoosten naar een slok wijwater deed snakken.

De burgemeesters van Ronse en Oudenaarde en ongeveer het hele Ronsese schepencollege tekenden present vooraan. Inbegrepen de nieuwbakken schepen van integratie Nedia Trabelsi: in compagnie van haar goede zielezus Suzy Arijs.

De sociale liberalen van je politieke petekind Rudi Boudringhien zaten links. De opvolgers van de PVV zaten veeleer rechts. Samen betuigden ze je de blauwe rouw. Nog anderen, zoals je vriend Herman De Croo… stuurden hun vrouw.

Ik neem aan dat je je in dat laatste best wel vinden kon. Tenslotte bleef je ook als old timer een aantrekkelijke mix van Ari Onassis en Lino Ventura. Het zijn wijlen je echtgenotes Marie-Jeanne Carteus en Oscarine Pécriaux (tante van Rik Daems’ nieuwe geliefde) niet die me zullen tegenspreken. Allicht wachten ze ginderboven al op jou. Met vers gebakken geutelingen.

Je Lionsvrienden torsten je tot daar waar voor vele Ronsenaars elke levensgeschiedenis begint en eindigt: vooraan in Sint-Hermes.

Henri Vandendaele, je fidele Lions-petekind, deed wat hem te doen stond. Hij deed dat vlekkeloos als een Melvin Jones Fellow. Hij had het ondermeer over één van je mooiste realisaties: het tehuis ‘Le Clair Logis’. En dat je in het leven niet ver komt als je niet eerst iets doet voor de anderen. Gruute moale, klien hertsie. Eenieder herkende je in Henri’s portret.

José Allart, ere-voorzitter van de door jou opgerichte Cercle Emile Verhaeren, had het over de ‘Palmes Académiques Françaises’ die je opgespeld kreeg om je inzet voor de Franse cultuur in Ronse. Meneer Allart noemde daarbij Emile Verhaeren ‘een groot Vlaams schrijver die in het Frans schreef’. En dat dit als symbool voor de samenhorigheid onder alle culturen kon tellen.

Als Vlaams Ronsenaar ben ik de laatste om hem hier tegen te spreken. Al hoop ik, beste Albert, dat pakweg Patrick Modiano of Didier Van Cauwelaert op een dag dan omgekeerd ook eens, al was het maar één frase in het Nederlands van hun Vlaamse roots schrijven.

Dan wil ik hier ook meteen een Cercle Van Cauwelaert oprichten: om er de entente tussen de Ronsese culturen mee te promoten. Misschien neem ik er dan ook maar beter Amin Maalouf bij. Ronse is inmiddels, zoals je best nog geweten zal hebben, een stad van meer dan twee culturen geworden. We kunnen er dan een hoop convergerende cirkels van maken.

Beste Albert, de wereld van internet was niet meer aan jou besteed. De razendsnelle groei van ‘De Benieuwde Ronsenaar ‘ is dus grotendeels aan je laatste leefwereld voorbij gegaan. Ofschoon ik best wel wist dat een fidele bloglezer je nu en dan mijn proza uitgeprint bezorgde. Zo kon je je zo nodig nog een laatste keer opwinden over mijn vaak vermaledijde proza.

Zoals dat wel vaker was geweest tussen ons. Herinner je die rechtzetting in de Plus waarin je me uitschold voor …Rotarien. Tja, een Lion is nu eenmaal geen Rotarien, en een Ronsenaar is geen Renaisien. Het was hard tegen hard. Ook al eens hard tegen hart.

Maar nooit werd de Ronsiese Passerelle tussen ons opgeblazen. Daarvoor beschikte je over een geheim wapen. Je noemde jezelf de goede jeugdvriend van de papa die ikzelf nooit had mogen kennen. Tegen zo’n argument kon geen enkel meningsverschil tussen ons op. En je wist het, sloeber.

(Doe die papa daar nu mijn goede groeten overigens. Zeg hem dat er nog wel Vader Dag-post volgt en dat hij me wel ’s mag antwoorden. Of nee zeg hem gewoon dat ik moet toegeven dat zo’n Pelikan verdomd lekker in de hand ligt. Hij zal weten wat ik bedoel).

Maak je voor de rest vooral geen zorgen om al je geesteskinderen. De mensen van het Beiaardcomité hebben je schitterend uitgewuifd. Ook de Delmottevrienden gaven je de passende eer. Wat je Cercle Verhaeren betreft, de presidente ervan, de lieve gedienstige Marie-Ange Ketels, heeft zich op een bewonderenswaardige manier werkelijk uit de naad gewerkt om je het laatste eerbetoon te schenken dat je dik verdiende.

De afgelopen maanden was ze dag en nacht in de weer om je bij te staan in de moeilijkste momenten van je bestaan. Zoals haar naam het zegt: un ange venu du ciel. Ze maakte waar wat die andere grote Franse schrijver meegaf als mooiste boodschap aan zijn Petit Prince:

‘L’on ne voit bien qu’avec le coeur, l’essentiel reste invisible des yeux’.

Zulke mensen maken Ronse gewoon mooier. Wars van taal en overtuiging.

In de Passe-Partout staat apropos vandaag dat je als schepen van Openbare Werken niet altijd even diplomatisch uit de hoek kwam en vaak onorthodoxe wegen bewandelde om je doel te bereiken. Vloek nu (weer) niet te vlug, God ziet u daarboven!

Was ik van jou, ik zou dat trouwens veeleer als een compliment lezen. Want in de volgende regel staat dat je zo leek weggelopen uit Tavi: luidruchtig, spontaan en met veel zin voor humor. Eerlijk gezegd, ik ken hier een paar verzuurde pruimen die voor zo’n authentiek Ronsies in memoriam zouden willen signeren.

Adieu Albert, het is me hier nu veel te stil zonder jou. Ik denk dat ik maar eens naar mijn maat Erik Tack bel met de vraag of hij soms geen kat weet om voortaan jouw grote bel aan te binden. Er zijn tradities die niet verloren mogen gaan, vind ik.