22 februari 2007

VADER DAG

144. Wat moet ik met al je boeken? Al die ruggen tegen de muur en jij dood. De boekenlezer heeft de building verlaten. Rest zijn kleine jongen, verloren in dit immense labyrint van schrijvers, stromingen, stijlen, personages.

Angry Young Man. Al te braafjes om zich heen schoppend. Met zijn oh zo lichte tikjes tegen de upper-class. Tegen al wie geld, macht, taal, religie, huidskleur, intelligentiequotiênt, afkomst bezigt om zich beter de wanen dan de rest.

Was jij er ook zo eentje, papa? Of zou je me integendeel Ginsbergs ‘Howl’ voorlezen. Zou je dwepen met Kerouac, met Burroughs? Met Thoreau, met Emerson?

145. Neen ik schrijf hier geen ontwikkelingsroman. Wat zou ik? Zo lang je dood blijft, weiger ik volwassen te worden. Jij bent begonnen. Je bent mijn persoonlijk verdriet van België. Mijn eigen Great Expectations. Je bent Dees Hofstadts’ Lehrjahre zonder leraar. Een brievenroman, mij goed dan. Met erin de hele verdomde loutering van het lijden.

‘Nadat het publiek heeft meegeleefd met de held van de tragedie’.

Voor een goed begrip, ouwe: de held van deze brievenroman ben jij. Zo dood als de verrezen Jezus en toch postuum geschoffeerd, het zal je maar overkomen als dode papa. Ik wil dat je publiek met je meeleeft, diep geschokt wordt. Me alleen achter laat. J’ai pris l’habitude.

146. Schrijf ik je hier een cultroman? Een kutroman? Een flutroman? Schrijf ik je hier een controverse? Is dit mijn Catch-22? No-win situation. Ben ik je Catcher in the Rye? Zit ik je hier als Jack Kerouac op de hielen? On the road naar nergens?

Mijn epos is dit. Mijn heldendicht over jou. Mijn microscopisch Iliasje. Mijn minuscuul Odysseetje. Mijn eigen mini Aeneis. Ambitie zat zie je. Daar niet van.

Ha, je wou me dus niet leren schrijven. Ha, je zadelde me zomaar op met al je boeken. Steek je Metamorfosen en je Verwandlung waar ik denk. Epiek krijg je retour. Mythes. Sprookjes. Epen. Balladen. Fabels. Romans. Alles ineen. En allemaal over jou. Plus dit epigram, in telegram. Met dank aan Dorothy Parker en John Lennon zijn Mother.

The sun has gone dim
and the moon has gone black
For I loved you daddy
but you didn’t love me back


147. Schrijf ik je hier de Filippica? Ik Demosthenes, jij Philippus van Macedonië. Ik Cicero, jij Marcus Antonius. Vader vergis je niet. Eén luide schreeuw om een trap voor de broek van jou. Meer is het allemaal niet. Eindelijk één keer een trap van jou. Je had me zoveel kunnen leren. Zoals? Wat intertekstualiteit is. Gappen. Verweven. Parodiëren.

(Dees Hofstadts' Lehrjahre, woeha. Daar komt Wilhelm Meister niet van terug. Qua intertekstualiteit.)

Je had me, gezeten in je glimmende rocking chair, vaderlijk kunnen vertellen wat een jambe is.

‘Een versvoet, mijn zoon, die uit een korte onbeklemde en een lange beklemtoonde lettergreep bestaat.’

‘Een trochee, mijn jongen, is het omgekeerde.'

'Doch verwarrenderwijs is het woord tro-chée een jambe en het woord jam-be een trochee.’

‘Hoe ge begrijpt het niet? Zal ik je dan nu eens vertellen wat een limerick is?’

Two Owls
and a Hen
Four Larks
and a Wren…


Stop it papa.
Geef mij liever lyriek.
Of een klinkerrijm.

Il pleut dans mon coeur
comme il pleut sur la ville.


Il pleut sur
le gazon
comme il pleure
le coeur fendu
de ton garçon.

Intertekstualiteit, wat schiet ik ermee op. Geef me Verlaine, papa. Geef me intense emoties. Geef me magisch-realisme. Laat me de kroniek schrijven van je onaangekondigde dood. Laat je monologue intérieur daarin wild en weelderig door mijn Pelikan, jouw Pelikan, stromen.

Een ode is het wat hier schrijf, wat dacht je? Een hommage. Een tout beau nouveau roman. New journalism. In cold blood.

De Parabel van de Dode Vader en de Verloren Zoon.

Jouw pastorale. De goede schaapherder, op zijn hoogvlakte in Patagonië. Een road novel pen ik hier. Een saga over jou. Een satire. Een sleutelroman. Met erin alles wat ik je altijd al had willen vragen. Doch dit vooral: waar hij ligt, de sleutel.

Een surrealistische tendensroman. Een Vatersuchermotiv. Waarin ik je kleine Parsifaltje ben. Je Petit Prince. Je troubadour.

Father you had me.
but I never had you.


148. Abraham diende zijn onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God te bewijzen door zijn zoon te offeren. Op het moment zelf dat vader Abraham zijn zoon Isaak de keel wilde oversnijden, verving God Isaak door een ram.

God vroeg me mijn vader te offeren. Ik deed wat hij verlangde. Gods wil is wet in onze diepchristelijke familie. Bij wijze van beloning veranderde God me in zwart schaap.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.