26 maart 2007

DE ROYALE RONSENAAR

Mon Petit Prince,

Ik neme mijn schoonste penne ter hand om u te schrijven dezen brief. Grapje Fieliep jongen, grapje! Uw koninklijke eruditsie heeft mijn gesteven stijl al voorzekerst sebiet ontmaskerd als een schandelijk plagiaat uit Het Gezin van Paemel van Buysse. Maar neen, niet de coureur! Buysse, de schrijver van ‘Het Recht van de Sterkste’. Zoude gij toch moeten kennen.

Die Buysse is trouwens door één van uw voorvaderen op zijn sterfbed nog tot baron geslagen. Juust gelijk la Baronne de Vaughan. Zegt zij u ook al niets? Leopold II zijn maîtresse? In ‘permanente disponibiliteit’ op de Cap Ferrat, met een geheim gangske van haar villa naar ’t koninklijk paleis wat verderop? Ge moet uw Belgische geschiedenis een beetje kennen. Bon retournons à nos moutons. Laissons pisser les Mérinos.

Morgen gaat ge mij tijdens uw blitzbezoekske aan Ronse niet zien. Dat deze melding u als toekomstig vorst worst zal wezen, mag ik gaarne aannemen. Du saucisson de Ciernon. Maar ik ’n komme dus niet. Veuillez excuser mon absence. Ik heb de vereiste protocolaire paperassen om rond uw gat te mogen hangen dan ook bewust niet ingevuld.

In vaktermen: ik heb me niet laten accrediteren om morgen bij Stewall, aan het Spoor en in de lentefrisse trouwzaal van het stadhuis uw onderdanige onderdaan te spelen tussen de notabelen, de niet altijd zo respectabelen en de andere lokale bobo’s, altijd dezelfde honderd receptieschuimers.

Ge kent me niet? Zo zijn er wel meer. Pas grave. Zo houden. Onbekend Vlaming (OBV) zijn heeft namelijk niks dan voordelen. Tja, we zijn nu eenmaal uit een andere broek geschud, gij en ik. De ene broek is de andere niet. Vraag het maar aan Delphientje.

Begrijp me vooral niet verkeerd. Het is noch persoonlijk, noch ideologisch. Voor mij mag België nog lang uw eendrachtig koninkrijksken blijven. Ten eerste denk ik niet dat onze Waalse broeders beter af zijn als Frans Departement met Sarko of Ségo. Ten tweede heb ik als democratische Ronsenaar, Vlaming, Belg en Europeër ('t is veel tegelijk voor één mens) geen enkel vertrouwen in bepaalde onderlingende bedoelingen van sommige separatisten.

Neen voor mijn part, wordt gij dus maar schoon koning. Als ge een even sympathiek mens zijt gelijk uw papa, zitten we alweer voor jaren goed. Laat u vooral niet in een hoekske duwen door Astrid. Want achter uw zus staan de Habsburgers. En we kénnen de Habsburgers. Voor mij dan nog liever een schelleke Coburg.

Eer ik terzake kom, wil ik u nog wat anders kwijt nu ik toch de keure heb. Ge hebt daar onlangs in uw paleis eens goed van uw gat gegeven tegen die royalty watcher Pol Vandendriessche die nu overal pijnlijk probeert aan de bak te komen als politieker.

Wat diene mens u misdaan heeft, daarmee wil ik me niet moeien. Maar ik vind wel dat gij in uw eigen kot nog altijd het recht hebt om uw gedacht te zeggen. Grondwettelijk gesproken moogt gij bij mijn weten, zolang ge nog geen koning zijt en uw smikkel moet houden, voorlopig nog evengoed als Belg uw kleppe open trekken tegen gelijk wie. Ge zijt gij ook maar een mens. Freedom of speech for everybody. Never forget.

Als ze aan de ene kant constant met uw koninklijke onderdelen spelen in hun magazines of boekskes en aan de andere kant ten paleize met hun kopken scheef uw Chouette & Bandons Brut Impérial komen opdrinken, ik zou ‘k ik zelf ook…

Apropos, als ik u hier aanschrijf als ‘Petit Prince’ is dat niet om u te couilloneren. Zoals de royalisten onder mijn lezers ondertussen allicht al geschandaliseerd zitten te peinzen. Wel integendeel wel integendeel. Le Petit Prince is au contraire mijn ultiem literair idool.

Ik vergelijk u dan ook gaarne respectueus met de mooiste creatie van Saint-Exupéry. Waarom? Omdat gij hier, als een Prinske van de Prinskouter, morgen in Ronse komt landen als vanop een to-taal andere planeet. Bij Le Petit Prince was dat de asteroïde B 612. Bij u is dat de bescheten beslotenheid van de verre planeet Laken. Zijde mee?

Waarvoor ik u schrijf is ‘t volgende. Maak u nu al geen enkele illusie. Het echte diepe Ronse van de Ronsenaars krijgt ge hier morgen niet te zien. Daarvoor schermen die pipo’s van het protocol u veel te veel af.

Het Ronse van de steegskes, de koerkes, de wieties, de Gevuigoode Mandolienen, de Fierteldragers, de Bellemannen, de nachtwinkels, de nachtbrakers, de nachtkrakers, de dagjesmelkers, de kleine zelstandigen in hun verdoken miserie, de cafébazen, de carnavalgroepen, de zelfkant, de krap behuisde politie, het lege hospitaal, wat thuisverpleegsters meemaken bij mensen zonder juiste medische score om verder nog voldoende gesoigneerd te mogen worden, de vrienden van de Vrolijke Kring, de miljonairs gokkend op paarden en voetbalmatchen, de huisjesmelkers, de woekeraars, de madammen met Vuitton, de madammen met een Voile, de gelukszoekers, de kapotte ascenseurs van de Scheldekouter, de purple rain van de Muilebeike, het levensgevaar alom voor fietsers, de donderende camions door de binnenstad, het lawaai, de stank, het gevaar, de megatrucks aan de schoolpoorten. Stop ou encore?

Kijk waarvoor ik u schrijf nu komt het. Van alle Belgen zijn de Ronsenaars de dappersten. Al van in ’63 schuiven ze tussen de twee stoelen waarop uw troon wankelt. Al bijna een halve eeuw zaaien ze aldus naar de zak. Maar voor hen zijn alle Belgische zakken leeg gebleven. De Brusselse zak, de Vlaamse zak, de Waalse zak. De zakken werd namelijk overal elders over de steden van uw rijk uitgeschud.

Ziet ge die drie schoorstenen daar? In die lege kaalslagvlakte aan de Zonnestraat waar het Bedrijven Centrum komen moet? Neen, ge gaat ze niet zien morgen. Symbool nochtans voor het Ronse van nu. Het nieuwe Ronse van morgen op het geruïneerde Ronse van vandaag.

Wallonië heeft onze fabrieken gepakt. Als een Dieu hebben Spit en co onze fabrikanten gemest met Eurosbsidies: via een ommetje afkomstig van Vlaamse transfergelden.

Wallonië stuurt ons nu, bij wijze van bedanking, al haar sukkelbozen die geen Vlaams kunnen. Dus geen werk vinden. Dus de koopkracht kelderen. Dus het winkelaanbod omlaag duwen. Zijde mee?

Vlaanderen moet Ronse niet. Want, ge gaat het hier morgen misschien wel horen, er wordt hier een behoorlijk muilke Frans gebroebeld (enfin wat daar voor doorgaat). En nog wat andere talen ook.

Want in Brussel kennen ze Ronse dan weer alleen maar om er hun allochtonen naartoe te sturen. Met de instinker dat de huizen hier veel goedkoper zijn en er jawel Frans gesproken wordt. Dus kunnen ze geen Vlaams. Dus vinden ze geen werk. Dus kelderen ze de koopkracht. Dus gaat het winkelassortiment omlaag. Zijde weer mee?

Let wel, voor mij mogen al die mensen hier gerust komen wonen. Ik ben echt waar de eerste om het racisme hier te bestrijden. Maar, Mon Petit Prince, zo kan dat hier toch niet langer? De Ronsenaars werken zich nu al - alemoele tuupe - uit de naad voor de Renaixance. ’t Wordt echt tijd dat we hier 's die bretel van Vlaanderen naar Wallonië krijgen. De N60 had eigenlijk de N '63 moeten heten...

Want pas op hé kameraad, Ronse is de schoonste stad van geheel uw rijk. Middenin het mooiste dal van Vlaanderen. Ronse heeft een knap Strategisch Plan. Ronse wil gastvrij en hoffelijk samenwerken met de broeders van la Région des Collines. Ronse wil meedraaien in een grenzenoverstijgend Eurodistrict met Lille, Tournai en Kortrijk.

Als ge dus ooit uw papa opvolgt, ik wens het u oprecht toe, denk dan nog eens aan Ronse. De prijs die deze stad betaalt voor haar openheid, verdraagzaamheid, meertaligheid is al te hoog. Vertel uw gouverneur, uw adviseurs, al uw hofdienaren dat de Knack er ferm naast zit met die tendentieuze achterhaalde enquête van onze ‘vrienden’ in Louvain-La-Neuve.

Dat Ronse integendeel de laatste parel aan uw kroon is. Vertel het hen. En als ge morgen koning zijt, kom hier dan nog ne keer terug. Met uw magnifiek helikopterken. Land dan op onze Grote Markt. Gelijk de eerste koning der Bommels in den tijd. (Vraag het morgen maar aan uw hofdienaar Ignace van de Kadeitchiest, wat dat zijn Bommels. Hij kan het weten, hij wordt de nieuwe Bommelkoning. 't Hopen dat uw vader, zijn baas, dan ook eens langs komt.)

En dàn pas zult ge het echte diepe Ronse kennen, zal ik de eerste zijn om mijn protocolaire paperassen in te vullen. Om hier te schrijven dat ge bedankt zijt. Omdat ge, anders dan al die politiekers die uw paleis platlopen, Ronse niet laat stikken.

Droeg zuirge vaan oa kadeitsies!
En nen dieken bees aan oa Matielleke!
't Ees azuu 'n doolekie.


Tuupe vuir Roonse.

P.S. ‘k Zou u gaarne mijn romanbundel ‘Belgetude’ offreren, doch de stock is uitgeput. En ik ook. Van u dezen brief te schrijven. (Allez vooruit. Buysse lezen hé makker. Vergeet het niet!)