29 maart 2007

STERRENKIJKER

6.

Er bestaan simpeler klussen dan een filmscenario uit je roman te willen plukken. Het eindeloze herschrijven voert me heen en weer vanuit mijn fietsparadijsje in de Vlaamse Ardennen, waar de film zal gedraaid worden, naar het kille Kafkaiaanse labyrint aan de Reyerslaan, waar ik de herwerkte versies steeds weer opnieuw doorneem met mijn lieve bewaarengel, dramaturge Marga Neirynck.

Op momenten dat normale mensen de jaarwende vieren en zich bij de haard warmen aan een glaasje van plezier, bezoek ik met regisseur Marc Lybaert in de vrieskou nieuw alle mogelijke Ronsese locaties voor de opnamen die er nu snel zitten aan te komen.

Zo ook Cité Bara, waar Dees en zijn boezemvriend Cé eerst knikkeren, dan met hun eigen marbollen de wondere wereld van de meisjes exploreren. Gaandeweg merk ik hoe dicht ik met mijn hele geschrijf op een wereld zit die nog al te zeer samenvalt met de mijne.

Op dezelfde schoolbanken van het Sint-Antoniuscollege krijgen mijn kinderen nu les van dezelfde leraren. Hun schoolleven lang al worden ze bij elk schrijffoutje vastgepind op het beroep van hun vader. Nu komt daar nog dat hele filmgedoe bovenop. Ik besef pas ten volle wat ik hen aandoe als blijkt dat hun klasgenoten door regisseur Marc Lybaert nièt worden gecast voor de hoofdrol. Er is op dat college in de tunnel al voor minder geknokt.

Wanneer ik met Marc Lybaert weer over de fabriekskoer aan de Olifantstraat loop, knijpt de herinnering mijn keel dicht. Het lijkt erop of grootvader op elk moment weer uit zijn kantoor zal komen piepen om me naar mijn klasagenda te vragen. Dat ‘nonkel Louis’ me zijn briefje van twintig zal toeschuiven, voor de ovenverse editie van De Ronsenaar die ik hem elke vrijdag breng. Ik heb (l)etterlijk en figuurlijk iets op het getouw gezet en kan nu niet meer terug. ‘Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten.’ Ik hoor het grootvader zo zeggen.

De eerste waarschuwing van wat me te wachten staat, komt er al met een paginavullend verhaal in Echo, het college-blad.

Néé dus. De hoofdrolspeler zal géén leerling zijn van ons college. Volgens de regisseur zoeken Ze iemand met een goed geheugen. Iemand die een grote rol uit het hoofd kan leren. En die hebben Ze bij ons blijkbaar niet kunnen vinden. Die zijn Ze elders moeten gaan zoeken. Alsof ons onderwijs niet deugt. Asof we onze leerlingen niet het beste bieden wat een schoolse opleiding te bieden heeft in dit land. De uitverkorene komt niét uit het college zelf nee. Hij komt, je gelooft je ogen en oren niet, uit de concurrerende Ge-méén-schaps-school Decroly!

De auteur, die hier nochtans zèlf twaalf jaar zijn broeken heeft versleten op het college, kon er dus niet eens voor zorgen dat…. Alsof hier bij ons geen leerlingen zitten met een groot geheugen, die een grote rol uit het hoofd kunnen leren. Alsof hier niet ‘Kabouters in de stad’ is opgevoerd. ‘De Koning van Kathoren’ en…

Het staat er natuurlijk niet met zovele woorden. Je kan het integendeel ook lezen als een goed bedoeld, mooi verhaal. Met foto van mezelf, plus het atomium. But I’ve heard it through the grapevine… En ik heb er zelf lang genoeg gezeten, in het Sint-Antonius van Padua-college, om al het zinderend ongenoegen tussen de regels te lezen, te voelen. Ik ben net geen verrader van het christelijk onderwijsnet. In elk geval ben ik : een afvallige.

Kenneth De Backer van de Decrolyschool zal het worst wezen. Of liever : friet. Bovenop zijn paasvakantie krijgt hij er drie weken extra vrij bovenop. Vijf draaiweken met op het filmsetmenu: spaghetti of frieten. Kenneth gaat voor friet. Het zal hem achteraf zeven uur jiu-jitsu per week kosten om het frietvet er weer af te trainen.‘De Schietspoeldynastie’ zal overigens zijn lotsbestemming bepalen. In de guitige blik mét knipoog van de volwassen cineast-cameraman Kenneth krijg ik vele jaren later een beetje van mijn broer Johan de filmman terug. Putain de vie Johan, Kenneth…

Het Ronsese middenveld zoals dat tegenwoordig heet , reageert enthousiast op de kroniek van de aangekondigde filmopname. Deken Flor Brondeel van het ancestrale Sint-Hermeskapittel verleent uitzonderlijk zijn toestemming om de relieken van Sint-Hermes buiten de parochiekerk te laten dragen voor de opnamen. Op een zaterdag in april wordt het reliekschrijn naar het Sint-Hermeshof in Rozenaken gebracht. Daar zullen belder en dragers van Sint-Hermes opstappen tijdens de opnamen.

Ondertussen hebben Vic Moeremans, alias grootvader Staf, en Kenneth De Backer, alias Dees, er al een wandeling in het groen van Broeke opzitten en overkomt me het ergste wat me als journalist kan overkomen.

Auteur Dirk Musschoot, fidele collega van jàren, heeft de opnamen bijgewoond voor Het Volk. In zijn goed bedoeld enthousiasme mikt hij me ’s anderendaags kolommenbreed op de één van de krant. Ik verslik me in mijn koffie, durf niet meer naar de redactie. Het wordt de langste dag uit mijn journalistiek bestaan. Met je zelfgenoegzame smikkel op de één van je eigen krant: totaal not done. Wat denk ik wel? Ik zal de te groene druifjes één na één door de strot geramd krijgen die dag. Wie zijn gat verbrandt, moet zure druiven eten.

De draaidag aan de Sint-Hermeshoeve wordt een ontgoochelende ervaring voor de Fierteldragers en voor bussen opgetrommelde acteurs van Voor Taal en Volk en ’t Podium. Katrien Devos, alias de meid Emilie, blijft maar wachten op haar lief. Wachten op de zon. Wachten op verkeersluwe stilte. Wachten tot de besloten wereld van het Sint-Hermeshof eindelijk zijn poorten op de real world eventjes wil open zetten. Wachten tot de laatste microfoon uit beeld is. Wachten, wachten, wachten. Wachten op een nep-Fiertel. Met honderdvijftig man, in slow motion.

Hermes sta me bij, ik wou dat ik de Onzichtbare Man was. Daar, aan die poort van het Hermeshof, leer ik tot mijn scha en schande hoe beperkend een camera de verbeelding van de romanlezer inblikt, herleidt, kneedt, vastpakt, in een filmdoosje stopt. Nooit zal de verbeelding in het hoofd van de lezer vastgelegd worden op pellicule. Maar het is te laat nu. Schrijven wil en zal ik, voortaan. En verder niks.

In het Weekblad Plus geeft één man perfect weer wat er nu zit aan te komen. Pierre Buysschaert, directeur van de Rijksmiddenschool, was in een vroeger leven acteur en VRT-presentator. Hij heeft een diploma van Studio Herman Teirlinck op zak en figureert zelf als één van de nonkels van Dees in ‘De Schietspoeldynastie’.

‘Een boek is geen film’, zegt hij. ‘Maar al bij al krijgt regisseur Marc Lybaert er toch ritmiek in en is de prent niet slecht. Rekening gehouden met het budget en de mogelijkheden waarover men bij de omroep beschikt’.

Rekening gehouden met het verdriet van Nini dat er nièt in zit. Vanwege te duur, zo'n spurt Van Looy-Beheyt. Rekening gehouden met een Fiertel van honderdvijftig bedevaarders. Rekening gehouden met alles wat een lezer leest en anders en mooier voor zichzelf bedenkt. Rekening gehouden met alles wat een televisiekijker zelfs met de beste regisseur ter wereld nooit te zien krijgt.

Ik muis er vanonder. Duizend keer liever stap ik langs deze Hermeshoeve op Drievuldigheidszondag achter het schrijn met mijn vrienden van en voor altijd.De film wordt gemonteerd. De uitzending ‘Made in Vlaanderen’ komt er nu snel aan. Kroniek van een aangekondigde ontgoocheling. Ik zoek een schuilkelder. Grootvader, help me. ‘Wie zijn gat verbrandt…’

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.