07 maart 2007

VADER DAG

149. Terwijl ik in een vergeeld exemplaar van Le Ralliement lees hoe ze grootvader in een indrukwekkende collectie clichés heilig verklaren, behoed ik tegelijk je achterkleinzoon voor de prille valstrikken van het bestaan, de gevaren van theelichtjes. Het werkt totaal niet.

Il ne m'écoute jamais.
Il fait ce qui lui plaît,
car encore ne connaît
ni remords, ni regrets.


Mijn eigen grootvaderlijk gezag, of wat daar moet voor doorgaan, heeft voorlopig geen vat op zijn doen en laten. Godzijdank voor hem. Laat hem nog even een vrij wezentje zijn. Met niets of niemand om hem heen die zegt wat en hoe. Laat hem op zijn bek gaan en zelf merken hoe het werkt.

Inutile de le mettre en garde :
il tend les bras.
Il trouve ce monde si désirable
qu'il n'attend pas.
Il tient les serments, les promesses
pour de l'or pur, pour de l'airain.


Voor de zoon van mijn zoon geldt alles wat Philippe Djian legt in dat lied van Stephan Eicher. Is het een familietrek? Hoe was het in jouw tijd, papa?

150. A la recherche du temps perdu lijkt deze stad totaal niks meer gemeen te hebben met de biotoop van de streng ogende grootvader uit Le Ralliement.

Alles is zo anders. Zoveel is weg. Wat in de plaats kwam, is niet altijd beter. Zo te lezen ook niet echt slechter dan je bekrompen stijve boorden standenwereldje van toen.

Onze vierde en vijfde generatie in dit groene dal heeft inmiddels compleet lak aan het vertoon dat nog stand hield tot in de vroege sixties, dan explodeerde. Weg de pasklare definitieve antwoorden. Weg de eendimensionale mens met niks dan eigen zekerheden.

Ze leven erop los nu. Ze shoppen het beste uit elk verhaal. Het bestaan heeft hen nog niet gegrepen. Al zit de koopwoedemoloch hen al aardig op de hielen.

Il bénit chaque jour qui se lève,
se frotte les mains.
Il voit partout de la lumière,
même dans les coins.
Il se jette la tête la première,
sans hésiter, sans prendre soin
de glisser un œil en arrière,
pour voir s'il connait le chemin.


Ik observeer hen. Je kleinzoon, je achterkleinzoon. Ik voel me een scharnierschrijvelaar: tussen jouw vergane wereld en die van hen.

Ik zie hen bezig. Wil hen waarschuwen voor morgen, zeg niks. Altijd weer opnieuw begint elk bestaan als zo’n veelbelovend verhaal. Voor hen is de match pas begonnen. Wat zou ik hun pret bederven, hen gaan zitten toeschreeuwen vanuit mijn blessuretijd?

Il ne m'écoute jamais.
Il fait ce qui lui plaît,
car encore ne connait
ni remords, ni regrets.


151. Wat had ik graag gewild dat wij dat waren. Jij die me voor alles waarschuwen wil. Ik die mijn voeten veeg aan je fijne raadgevingen. Jij die me uitkaffert, ik die koppig mijn zin doe.

Eén keer, ouwe. Eén keer de luxe mogen smaken om mijn gat te vegen aan je goede raad. Je één keer glashard tonen hoe ik toch mijn eigen gang ga. Hoe ik een sigaret opsteek, terwijl jij me net praat over je dode vrienden en hoe dodelijk roken wel is. Hoe ik dan blauwe voluten in je wezen blaas, terwijl je me vaderlijk berispt. Mij één keer afzetten tegen jou, vaderfiguur.

Je hebt het me niet gegund om het met jou oneens te zijn. Je zweeg als de dood als steeds. Opgezadeld heb je me, met mijn eindeloze woestijntocht naar identiteit. Zonder global position system. Niet eens een vader om lekker wild tegen tekeer te gaan, te vervloeken.

Wild in het rond pen ik mezelf dan maar mijn papieren vermaledijde vader. Liefde en haat zijn minnaars. Je gunde me noch het een noch het ander. Zodus, om de missing link aan te vullen tussen vijf generaties eigenzinnige koppigaards:

Je ne t’écouterai jamais
ne te connaîtrai jamais
t’écrirai tout ce qu’il me plaît
sans remords ni regrets


‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.