30 mei 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (135)

DE TERUGKEER VAN OMER PEVENAEGE

TIJGERBALSEM

Het is alweer een tijdje geleden dat ik Uw noch eens geschreven heb, waarvoor mijn vergemeende excuses. Dat komt: nu de plaaster vak kundig van mijn rechterbeen werd geknipt zodat ik weer wat beter uit de voeten kan en met de schone lente dagen in ons verschiet hebben Palmyre, Uw weet wel, en ikzelf de gewoonte aangenomen om na de afloop van onze siëste ter vertering van ons noeneten, een wandelingske te maken in het stad met ingebouwde halte aan de Joly, waar het goed toeven is op zijn terras mits het nuttigen van, respectievelijk, voor haar een rozebotteltheeken en voor mij de Uw naar de gewoonte welbekende dubbele Trappist van Westmalle. Was het in het begin uit noodzaak dat ik haar arm als hulpmiddel bij deze substantiële verplaatsingen gebruikte, de laatste tijd ben ik, dank zij de oefeningen die Rafael, mijn kynesistherapeut, mij dagelijks oplegt zover dat ik, bij wijze van spreken, de aanstaande Fiertel op mijn één been uit zou kunnen doen. Of toch de kleine helft daarvan, mits gebruik van beide benen en minus de grote hoogte verschillen in het reliëf. Dit heb ik echter discreet voor Palmyrke verzwegen. Want met haar arm door de mijne wandelt het zoveel aangenamer. Welnu, ik was vrijdag te wege mijn appartement te verlaten om ze af te halen toen ik bijkans het verschot kreeg van ons Kevinneken die plots vanachter de hoek sprong en mij een envelopke onder de neus duwde. “’t Is om u te inviteren op mijn Kommunie maar dat mocht ik nog niet zeggen want ge moet het zelf lezen en ik heb de kaartjes helpen maken en ik ben aan het sparen voor een geem boy en ge moogt dus in U envelopke steken wat ge wilt en mijn Mama zegt dat ge Madame Tembuyse gerust moogt meebrengen!” Kijk, ik heb zijn ouders hier weten intrekken, een paar weken voordat hij geboren werd. Toen ik zijn Mama met haar dikke buik al die dozen zag binnenslepen had ik noch van pure compassie spontaan aangeboden om zelf mee te helpen verhuizen. Zo werd het ijs algauw gebroken en werden wij goede geburen. En toen het manneke dan goed en wel geboren was werd ik beetje bij beetje de Opa die hij van zijn eigen niet meer in het leven had. En nu is mij dat daar ook al 11 jaar! Ge ziet de tijd toch niet passeren!... Enfin, zo kwam het dat ik de vorige Zondag dik tegen mijn gedacht aan de zijde van Palmyre naar de Plechtige Kommunniemis trok. Helemaal naar Sinte-Pieters, alstublieft! Ze had immers op een toon die geen tegenspraak duldde geponeerd dat, als wij daar onze benen onder de tafel gingen steken, wij de rest er ook moesten bijnemen. Wel wetende dat dat “wij” vooral op mij sloeg had ik er maar het zwijgen toe gedaan en de kosten voor de taxi erbij genomen. En ik moet zeggen, ik heb daar toch mijn ogen open getrokken! Het ging er zo ongedwongen aan toe. Al die kinderen liepen rond in kleurige, zomerse kleren. De muziek klonk fris en jeugdig. En had Palmyre mij achteraf niet gezegd dat die Pastoor feitelijk een soort Commis was van de Bisschop zelve, ik zou het niet geweten hebben, want die associeer ik noch altijd met het Gezag van Meyter en Staf. En die had hij niet bij zich! Welnu, zo werd het een heel sobere, aangename ceremonie. En zo dacht ik dan terug aan mijn eigen jonge jaren. Toen ging het er allemaal veel serieuzer aan toe, maar vooral: zowat elk onderdeel was onderhevig aan onwankelbare rituelen. Uw moet weten dat de aanloop tot onze Plechtige Communie al twee jaren van tevoren begonnen was, waarbij wij, de elfjarige jongens en meiskes, elke zondagmorgen gedurende een paar uren in de geheimen van de Heilige Catechismus werden ingewijd. Dat boekske zouden wij op het einde van de cyclus van buiten kennen, want elke Zondag ondervroeg de onderpastoor ons over de vorige les en dus geen sprake van een keer te missen! En om elf uur naar de Hoogmis! Echter, ik had al snel door dat de man de zondagmorgen gaarne op café mocht doorbrengen om met zijn maten een kaartje te leggen en daarbij wel eens het uur vergat. Het werd algauw de vaste geplogenheid om snel middels een blik door het raam vast te stellen in welke staat de Eerwaarde zich bevond: had hij zijn Potske hoog op het voorhoofd staan, hing zijn sigaar in een hoek van 45° van zijn bovenlip naar beneden en sloeg hij de kaarten met een smak op tafel die Uw tot buiten kon horen, dan konden wij met gerust geweten de tijd laten voorbijgaan met bezigheden die ons veel meer boeiden, als daar waren meikevers uit de beukenhaag schudden of de meiskes aan hun vlechten trekken. Tegen dat de koster het kwartier luidde sprong de man dan als door een wesp gestoken op en repte zich naar de Kerk, waar wij hem op de voorste banken met devote blik opwachtten. De Plechtige Ceremonie zelf kondigde zich weken van tevoren aan door het obligate bezoek bij de kleermaker, alwaar ik middels ontelbare pasbeurten mijn eerste schoon kostuum kreeg aangemeten, mét lange broek en plastron! Eveneens tot de traditie behoorde de aanschaf door mijn Peetse Tiste van de zakhorloge, waarin hij op de achterkant in sierlijke letters “Tot herinnering aan mijn Plechtige Heilige Communie” liet graveren, samen met de datum. Van mijn Tante Hortense, die na de dood van Onze Grootmoeder zaliger haar rol van Meter overgenomen had, kreeg ik de missaal, in rood leder genaaid en verguld op snee. Al deze attributen dienden op tijd voorhanden te zijn, want hiermee getooid zou ik door de fotograaf vereeuwigd worden, nadat Onze Moeder een gigantische witte strik vlak boven mijn linkerelleboog had aangebracht. Onze Moeder zelf kocht een glazen wijwatervatje aan, dat door onze Vader boven mijn bed werd gehangen en dat weliswaar elk jaar op Palmzondag met een vers takje Palm werd versierd, maar dat in mijn herinnering nooit een druppel wijwater gezien heeft. Van onze Vader zaliger kreeg ik de schone porte-plume met gouden punt waarmee ik dit eigenste stukje schrijf. Het feest zelf ging door achter onze beenhouwerij. De nodige meubelen werden aan de kant geschoven, zodat middels de schragen en planken die onze Vader in gebruik had voor de slacht een lange tafel ontstond waaraan ieder kon aanschuiven voor een overheerlijke tomatensoep. En niettegenstaande de oorlogsomstandigheden was Onze Vader erin geslaagd koetong in Madeirasaus op het menu te zetten, met aardappelpuree. Als dessert konden we kiezen tussen Konfituurtaart of Frangipane, vers gebakken in de Cuisinière van Ciney uit onze achterkeuken. Hoe hij het echter aan boord had gelegd om een heus vat Pommard op de kop te tikken, die hij met enige van zijn goede maten de zaterdag voor het feest in onze kelder op flessen trok, dat heb ik nooit geweten. Evenwel, naarmate de uren vorderden en de inhoud van de voorhanden flessen almaar slonk, ging de mannelijke helft van de genodigden over tot het uitspelen van, eerst, hun veston, vervolgens hun gilet en tenslotte hun plastron. Wat niet kon beletten dat alle koppen almaar roder werden… En toen Nonkel Baptist zijn accordeon bovenhaalde ging de beer voorgoed los. Tegen vijf uur ’s morgens gingen wij slapen, niet zonder de gasten die ongelukkiger wijze niet meer zelfstandig overeind konden blijven in onze zetels te hebben geholpen, met een emmer binnen grijpafstand voor als de nood het hoogste werd. Daar dacht ik dus allemaal aan terug onderwijl zijne Hulpeminentie het voorhoofd van onze kindjes voorzag van het heilige smeersel, waarvan mij overigens opviel dat die verdacht veel naar de in sportmiddens welgekende Tijgerbalsem geurde. Maar dat zal wel een indruk zijn.

Pevenaege Omer