07 juni 2007

STERRENKIJKER


13.

‘De Held van het vaderland’, mijn vijfde roman, bezorgt me een hoop verrassingen die me weer eventjes zullen verzoenen met schrijven in de schaduw van de literaire sterren.

Het eerste geschenk krijg ik van Lionel Deflo, mijn dan alweer ex-uitgever bij Manteau. Deflo was de man die na dat Gentse Fnac-debat met Kristien Hemmerechts (dertien aanwezigen, twaalf voor Kristien) aansprak met de vraag of het me zinde om bij Manteau te publiceren. Een hartelijk mens die totaal achter zijn auteurs bleef staan. In alle omstandigheden. Ook als ze het wat minder goed deden aan de kassa en de raad van bestuur mopperde.

‘De Held van het vaderland’, zo schrijft Deflo (inmiddels dus weg bij Manteau) in zijn eigen literair blad Kreatief ‘had zowaar een verhaal van Cyriel Buysse kunnen zijn. Of van Guy de Maupassant…Maar wat deze korte roman dan toch een eigen timbre verleent, is zowel de structuur, de verhaaltechnische opbouw als het particuliere van de schriftuur.

Via wisselende verhaalstandpunten bouwen verschillende personages de figuur van Achilles Musche op. De auteur gebruikt daarvoor diverse verhaaltechnisch middelen zoals bijvoorbeeld de monologue intérieur, de inwendige dialoog, de brief, het dagboekfragment, zodat door de diversiteit in taal-en stijlregisters ook de entourage psychologisch wordt geportreteerd.

De roman leent zich overigens uitstekent tot dramatisering of luistertekst. De auteur heeft oog en oor voor het levendige detail, dat zonder explicitering het tijdsgebeuren oproept en samen met zijn ironisch realisme aan zijn romans dat aparte koloriet geeft.’

Lionel Deflo toont hiermee zijn consequente oprechtheid overheen de kronkels van het uitgeverijwereldje. Voor mij is hij het prototype van de gedreven échte schrijverscoach. Een begeleider die nog de tijd neemt en het geduld heeft om een oeuvre te laten groeien. Ook al is dat dan eventjes tegen de waan en de schreeuwers van het tijd in.

Lionel Deflo, man met meer dan 10.000 gelezen boeken achter de kiezen, zal zoals Roger Binnemans en vele anderen als authentieke literatuurliefhebber helaas moeten wijken voor de macht van de anonieme aandeelhouders in de steeds verder fusionerende zichzelf opvretende uitgeversconcerns. Diepe dankbaarheid voor zijn zeldzame loyauteit, dit vanwege één van zijn auteurs in de marge van het groot lawaai...

Het tweede geschenk komt er voor mij totaal onverwacht van Jos Boré, de immer minzame topcriticus van ‘De Morgen’. In zijn zevenkolommer onder de titel ‘Bitter Tegengif‘ legt Boré als eerste de rode draad bloot doorheen mijn hele schrijfwerk.

Eerlijk zoals de man zelf, haarfijn, vlijmscherp, zonder compromissen voor de excessen van mijn pen, weet Boré in dat stuk de onderliggende drijfveer te doorgronden.

‘Het uitgebluste geloof en de kreten van woede zijn overduidelijk die van de auteur zelf. Het brengt Bal Masqué in de herinnering over een jonge journalist die misselijk wordt van het gekonkel, de corruptie en het opportunisme dat hij gadeslaat in de coulissen van het politieke leven in Brussel.

Daar, zoals in De Held van het vaderland, wil de auteur met zijn cynisme, een bitter tegengif, de verontwaardiging intomen die bij het zien van een dergelijke holle machtshonger onstuitbaar in hem opborrelt.

Het is deze idealistische verontwaardiging die hem steeds terugvoert naar milieus waar de baronnen van de macht de dienst uitmaken. Een verontwaardiging zo heilig en zo authentiek dat ze hem siert, maar ook zo overheersend dat ze er hem in zijn boeken hier en daar toe brengt zich te vergalopperen.’

Mooier dan dàt kan het niet geschreven worden. Al heet volgens Mark Vlaeminck in Het Nieuwsblad dat cynisme veeleer milde ironie.

‘De rake stijl is atijd een mengsel van scherp realisme en milde ironie. Veel woorden heeft de auteur niet nodig om een hele leefwereld op te roepen.

Dank zij zijn fotografisch geheugen heeft hij aan een paar pittige details genoeg om een vergane époque op te roepen. Zijn romans lees je best bij het genot van een of ander ouderwets, maar degelijk likeurtje. Zoals een Elixir d’Anvers. Uit een geslepen glas van Val Saint-Lambert. Omdat dat, net zoals die romans zo delicieus is.’

‘De held van het vaderland was een held, voegt Jooris Van Hulle eraan toe in De Standaard der Letteren, ‘omdat hij geld had waarmee hij aanzien en prestige kon kopen. Maar onder het dunne laagje vernis dat succes nu eenmaal met zich meebrengt, gaat een ordinaire vent schuil. Hij is het type van de wolf in schaapsvacht. Door een weloverwogen situering in tijd en ruimte, maar ook door de wisselende invalshoeken van waaruit hij zijn verhaal opbouwt, tekent de auteur hier meteen ook een overtuigend psychologisch portret.’

Voor Luc Lannoy in Gazet van Antwerpen is de authentieke taal die de figuren in de mond wordt gelegd het sterkste punt van de roman.

‘Elk personage hanteert het taalpalet met eigen accenten. Of beter; de auteur heeft het taaleigen zo vast in de hand en weet het zodanig te manipuleren, in dialoog of innerlijke monoloog, dat het tegelijk zoveel meer zegt over wie aan het woord is.’

‘In tegenstelling tot de soms loodzware naturalistische romans’, schrijft Wim Van Rooy nog in Het Laatste Nieuws, ‘is De Held van het Vaderland’ niet zwaar op de hand.

Integendeel, de vrij korte roman is van een onvermoede lichtvoetigheid, gelardeerd met mooie taalvondsten en doorspekt met ironie. Hij laat zien hoe achter de façade van vele machtig rijke Vlaamse families drama’s schuilgaan die de vergelijking met Griekse noodlotdrama’s mooi kunnen doorstaan. Het is ook een roman over de hypocrisie van een bepaald Vlaams milieu waarin geld de enige norm is geworden.

De auteur heeft in zijn andere romans al getoond dat hij belangstelling heeft voor de vraag hoe het bij ons in Vlaanderen zo ver is kunnen komen. In zijn werk doet hij op zijn manier onderzoek naar wat ik reeds La Flandre Profonde noemde. En eerlijk gezegd, hij slaagt daar ten volle in.’

Een benadering die me normaal met het felle schaamrood van grote onbescheidenheid opzadelen zouden. Ware het niet dat ik inmiddels al weet dat het ‘Flandre Profonde’- label dat mijn werk van dan af als etiket nooit meer kwijt zal geraken, me in de postmoderne tijd die er zit aan te komen danig parten zal spelen. Me tenslotte zelfs even helemaal van het schrijftoneel en uit de boekenrekken duwen zal…

Omdat bescheidenheid in deze wereld van tafelspringers en egotrippers inmiddels beschouwd wordt als een ondeugd en me als auteur iets te vaak verweten is veel te weinig uit te pakken met mijn pennenvruchten, durf ik het aan om hier nu voor het eerst de bal terug te kaatsen en al die lovende kritieken hun rechtmatige stek te geven in mijn Sterrenkijker.

Desaliettemin. ‘Wie de zachte waarden hanteert, krijgt vroeg of laat klappen’ titelt Koen Lauwereyns paginavullend over de held in Het Volk.

‘De Held van het vaderland is de vuist van de auteur zelf,' beaamt Geert Desmijtere de benadering van Jos Boré in Weekblad Plus.

Het doet, toegegeven, al bij al lekker deugt om eens hoogst onbescheiden al deze lof te ondergaan en aldus naar de wens van je uitgevers eindelijk eens zelf ongegeneerd op te komen voor je eigen werk. Al weet ik al dat dergelijke lof een zware prijs heeft in dat wereldje van sterren en sterrenkijkers.

‘Eigen stoef stinkt’, zei mijn grootvader. In het benepen literaire wereldje had hij met zijn Wetten der Bescheidenheid als anti-held van het vaderland geen enkele kans meer gekregen. Maar of hij daarom ongelijk had?

Vlug op nu, naar een genadeloze recensie. Geen zorg: de afrekening komt er zo aan. Wie schrijft er nu ook nog Flandre Profonde romans in volle postmoderniteit? Ik.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.