15 juni 2007

VADER DAG


175.Richard Rorty, één van de papa’s die ik voor mezelf tot vervangvader had benoemd, is de weg van alle vlees gegaan. Hij vond dat het geen zin heeft naar het licht van absolute waarheden te zoeken. Zoals Plato die meende te vinden achter de schaduwen in zijn grot.

Niet dat mijn vervangvander alle waarheden van de vorige twintig eeuwen zomaar onderuit haalde zonder er wat in de plaats voor te stellen. Integendeel zocht hij naar andere, nieuwe vormen van moreel handelen. Ver van de opgelegde Geboden. Ver van de Categorische Imperatieven.

Als we ons fatsoenlijk gedragen doen we dat omdat we gewoon meevoelen met de miserie van anderen, zei hij. We hebben daar geen zogeheten Openbaringen, Heilige Teksten, Kantiaanse regels voor nodig. Wat ons daarbij rest is ironie. Omdat we weten dat we niet weten. Jean Gabin. Op tekst van Socrates.

Socrates had het al door. Zijn leerling zou het feestje echter voor vijfentwintig eeuwen verknallen. Ons opzadelen met De Waarheid. De Ziel. Het Ene. Plato’s voetnoot bij Socrates zou van de geschiedenis van de filosofie een voetnoot bij Plato maken. Ons komen beklemmen met de gekste hersenspinsels, concepten, verhalen, verhaaltjes. Tot de Filosoof met de Hamer de mens terug tot rede en redelijkheid bracht. Al werd hij daar dan zelf gek van.

Noch de grote opgelegde mythes en openbaringen noch de filosofische concepten kunnen ons redden. Wat dan wél? Literaire verbeelding, vond mijn vervangvader Rorty. Verhalen waarmee we ons proberen in te leven in de gevoelens van de ander. Romanpersonages waarmee we in de huid van de ander kruipen. Die ons terugbrengen naar de oude traditie waarin literatuur weer haar rechtmatige plaats krijgt.

De ironie is vooral dat Richard Rorty die grote voor waar vertelde verhalen van weleer vervangt…door verhalen zonder andere prententie dan dat ze de wereld trachten tonen zoals hij is. Ver van de illusies en de schone schijn. Zal ik je nog een tekening maken waarom ik zo’n man prompt bevorderd heb tot één van je plaatsvervangers op aarde? Beter zo’n grapjas dan die griezel uit Rome.

176. Achter de Boulevard de La Madeleine voel ik me verloren als een Moody Blues, na een optreden in de Olympia. Met je achterneven en nichtjes vieren we bij fijne spijzen en bubbels onze onvergankelijke familiebanden en het gaan der jaren.

Parijs in de lente doet me verlangen naar één rit met jou door deze bruisende lichtstad in je zwarte Citroën Traction. Ik wring me over de Place de la Concorde naar Saint-Germain. Dan met jou, als mijn innerlijke GPS naar de Montparnasse. En weer helemaal terug over de Seine naar Montmartre.

Chez Jeannette. Op de bovenverdieping praat ik er met Nieuw-Zeelanders ‘On French Tour’. Met Parigots. Met wie al niet? Met jou niet.

Herinneringen van de Parijse neven en nichtjes. Hoe goed we het hier hadden samen. Jardin des Tuileries. Jardin du Luxembourg. Petit Palais. Grand Palais. L’Obélisque: volé. Parc Monceau. Place des Vosges. Vauban. Zelfs ten tijde van de dreigende aanslagen van de Organisation de l’Armée Secrète hadden we lol onder de lakens.

‘OAS Vaincra.’

Alle verhalen van Georges, die als enige Parijzenaar Rik Van Looy verkoos boven Jacques Anquetil. Want Van Looy, dat was Vlaanderen. En door zijn aderen stroomde Vlaams bloed. Jouw bloed. Van Looy won, de laatste rit in het Parc des Princes. Veuve Clicquot Brut. Chansons comiques.

176.‘Edelsteen’ heet de juwelenzaak van je achterkleinnichtje, hartje Parijs. Ze wou een Vlaamse naam, belde me voor suggesties, viel voor Edelsteen.‘Solitaire’ ware redelijker stelde ik haar nog voor. Maar ze wou haar roots erin.

Hoe dood ben je eigenlijk? Je komt altijd en overal weer bovendrijven.

177.Ik verlaat het feestgedruis en ‘La Nuit de Jeannette', wandel langs Richelieu-Drouot naar de Bourse des Valeurs. Welke waarden?

Drouot Jean-Claude was mijn jeugdheld. Thierry La Fronde. Ik zag jou bezig in hem, het kwade bestrijdend met de degen. Ik droomde mezelf weg bij jou.

‘Eet nog een pannenkoekske, dromerken’, zei tante Zulma.
‘Die Drouot is apropos verre familie. Langs de kant van de Droewootsies.’

Haar verhaal was waar, werd achteraf bevestigd alom. Ik kon mijn oren niet geloven. In mijn held Thierry La Fronde zat bloed van jou! Was dan liever blijven leven. In plaats van me overal te achtervolgen met herinneringen aan jou.

Tot in L’Escure, bij mijn maat, de Limousin.
‘De grand-père en petit-fils depuis 1919.’
Net als jij en ik. Scribes, de grand-père en petit-fils.
Jij je Patagonische Geschriften. Ik deze notities, vanuit de Rue de Mondovi.

178.

Nights in white satin.
Never reaching the end,
Letters I've written,
Never meaning to send.


‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.