11 september 2007

VADER DAG












192. Weer mik je jezelf vanuit je hiernamaals stiekem in mijn mailbox. Alle redenen zijn blijkbaar goed om me met nieuwe tekenenen van leven na je vroegtijdige dood om de oren te slaan. Nu grijp je dus ook al Monumentendag aan om de hele ontstaansgeschiedenis van het oude familiale buitengoed bovenop de Kwaremont postuum naar me door te seinen.

Ik bekijk de ontvangen foto’s van jou met je broer. Jij, stichter van De Ronsenaar naast je broer de componist van de symfonische suite ‘De Vlaamse Ardennen’. Jullie lijken totaal niet op elkaar. Moet ik daar iets achter zoeken op het niveau van de bijna zalig verklaarde oma? Zo zo laten? Mij goed.

Het componeren van die symfonische suite vergde drie oorlogsjaren, zo lees ik. Met als ingrediënten Wittentak, Trommel en Fluitje en het Laudate Dominum. Moes van profane en godsdienstige thema’s, je zou als nazaat voor minder de kant van ketters en geuzen opgaan.

Foto’s van dat buitengoed van opa op de oude Knokt. Het oorspronkelijke Victoriaanse paviljoen uit ’29 vind ik klasse. Mij lijkt het vooral een perfecte plek voor een troublant verhaal van Jane Austen, Henri James, Guy de Maupassant.

Beleefde je er ook een gelukkige vakantietijd? Zelf bracht ik er de heerlijkste zomers van mijn kinderjaren door. Speurend naar paddestoelen met mijn speelkameraadjes Piet en Philippe Willequet. In de boerderij samen op patattenzakken aan de ketting naar de zolderruimte van de grote schuur. Op blote voeten door veel te hete zomerse vreugdevuren. En diep in het donkere bos, in stille waters tussen sprookjesachtige leliën: de geheime vijver met de toverfee. Zag je ze toen ook al, papa?

Weet je wat me opvalt, nu ik die foto’s van de opeenvolgende verbouwingen voor het eerst te zien krijg? In ’40 is dit nog een klassevol maar veeleer bescheiden buitengoed. Acht jaar later is het al majestueus verbouwd tot de machtig mooie imposante villa die de kunstgalerij tot op vandaag gebleven is.

Nochtans, zo lees ik in de historiek, 'vertrok de familie tijdens de tweede wereldoorlog naar het zuiden van Frankrijk’.

(Het was Paimpol in Bretagne waar mama je enige dochter baren zou, doch dit terzijde).

Weet je wat me echt opvalt? Dat de familie zo te zien niet echt veel geleden kan hebben onder de bezetting. Beetje meegeweven voor de Duitsers? Die streepjesstof toch niet? Het gruwelgrijs dat ik op kisten zie liggen van mensen die de kampen hebben overleefd en nu één na één de weg van alle vlees gaan.

'Schrijvers, componisten, schilders, beeldhouwers, en ministers bezochten de villa.' Zo staat het er. Zullen we het voor onze petite histoire op die kunstenaars houden, ouwe? Want op die ministers kan je tegenwoordig geen staat maken.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.