21 december 2007

BLUE MOON


7.

Boven het dal hangt een dreiging die er voordien niet was. Als een onweer dat maar niet wegtrekt, blijft hangen, bang maakt. Schuilen doen we met zijn allen nog net niet. We willen niet toegeven aan de verstarring. We willen naar buiten. Door de storm, in het diepste duister na de kortste dagen.

We trotseren daartoe de donkerste parken en de verlaten lanen. We bezweren ons angstgevoel. Onze tred iets sneller dan anders. Onze vuisten gebald in de ouwe blauwe duffelcoat. Al onze spieren gespannen, de schouders hoog, onze blikken schichtig achterom, links, rechts. Dropping in the heart of darkness. Hindernissenloop tegen onze demonen.

Verbijsterd zijn we. Door de blikseminslag die ons vertrouwen verpulvert. Door de definitieve donderslag die onze argeloosheid aan flarden splijt. Vertwijfeling. Verwarring. Witte woede. Alles wat we mekaar niet zeggen.

Opgezadeld worden we, met een nieuw gevoel dat we nooit kenden. We worden schuldig bevonden aan onze loyauteit. Gedribbeld door onze goede wil. We staan daar nu als naïeve goedgelovige idioten. Bedrogen, belogen, bestolen van al onze illusies. Onze hemel kleurt van blauw naar roze naar purper. De volgende schakering is het zwarte gat. Fade away.

We hebben hier met zijn allen gespeeld, gestudeerd, gewerkt, gefeest, gevrijd, gehoopt, gebouwd, gelachen, geschreid. We zijn ervoor gegaan. Samen. Ver voorbij de waan van de dag, in het licht van de eeuwigheid. Met een jaarlijkse ommegang als cadeau voor onze verbondenheid. Als onze eigen metafoor in de vaart van de tijd.

We hebben mekaar hevig bestreden. Telkens weer hebben we ons verzoend. Rond carnaval. Op de kermis. Rond het voetbal. Altijd zijn we hier samen doorgegaan. Omdat we vonden dat er geen betere plek was. Omdat we dachten dat alles vroeg of laat wel goedkomen zou.

De betweters halen nu hun gram. Nestelen zich in het grote gelijk dat niets oplost. Zie je wel. Had ik het niet gezegd? In de wurggreep zitten we. Geklemd tussen dat grote doemdenken en het falend beleid dat zich voor een tijd veilig ver van de kiezer weet .

Als weerloze prooien worden we overgeleverd aan de vandalen van altijd. Tegenover de laffe dood doeners horen we alleen flauwe dooddoeners die van de slachtoffers ei zo na de schuldigen maken. Die onze stad bij nacht overleveren aan de wolven.
Met vanop de Sint-Hermes: de ingebouwde avondklok.

Als het dondert, moet je binnen blijven.
Als het bliksemt, moet alles uit de stekker.
Wie buiten loopt, moet het zelf maar weten.

Doch dit is echt geen gewoon onweer.
Dit gaat nooit over.

Sommigen van ons zijn hier weggaan. Op zoek naar geluk elders. Vertrokken vanuit wanhoop. We hebben ze zien gaan. In de hoogste verwarring. Met de dood in het hart. Maar ze wilden het zo. Elders zou het beter zijn. Hier viel niks meer te rapen. Enkel nog wat brokstukken van hun al te gelukkige wonderjaren. We gaven hen ongelijk, probeerden hen hier te houden. Vandaag worden al onze zekerheden aan flarden geknald.

Doch bovenop de scherven van onze vrolijkheid blijft onze vriendschap overeind. Ons rest onze verwondering. Ons rest onze verrukking om kunst om schoonheid om de broosheid van bloemen. Bovenop het puin zoeken we samen alweer verbeten naar de relieken van onze stad. Zoals ze blijft schitteren, in duizend lichtjes. Diep in ons hart.

‘Blue Moon’. Roman.
Illustratie: 'Morning has broken'
Copyright Stef Vancaeneghem