27 april 2007

VADER DAG

160.De taalquerelle die onze familie halverwege vorige eeuw in tweeën spleet, gaat hier maar door. Grootvader die van Wortegem komt. Die met zijn zakenvrienden de Lainière de L’Escaut neerpoot in Leupegem en nog een weverij in Ronse. Die trouwt met zijn bescheiden geliefde uit Kwaremont. Die op zijn sterfbed vindt dat zijn kinderen voortaan beter Frans kunnen gaan praten. Die zich met zijn gesteven col aldus verheft boven de wever die hem heeft verrijkt.

Dat hele negentiende eeuwse cliché, zo hoog als de Sint-Hermestoren. Zo voorspelbaar. Het eeuwige spel van macht en geld dat zijn nazaten in twee kampen verdelen zal. Tot in onze nieuwjaarsbrieven bij de rijke nonkel van dienst. Maar jij, mijn lieve dode papa van altijd, jij zal daarin je eigen weg gaan. Je zal Vlaming blijven naast mama. Vlaming en francofiel tegelijk wat nog totaal iets anders is dan fransdol. En ik, ik volg je daarin, meer dan een eeuw later.

Ze begrijpen dat maar niet. Onze onvoorwaardelijke liefde voor de schoonheid van een taal die zich zoveel gewilliger wegschenkt aan onze pen. Die danst als een chanson, swingt als een roman van Boris Vian. Ik benijd hem, Didier Van Cauwelaert, dat hij vandaag vanuit dat zo gewillig idioom de schrijfkunst etaleren kan die hem de Goncourt opleverde. Net als ik naar jou, schrijft hij over zijn vader van Vlaamse origine in een taal die zoveel meer souplesse schenkt dan dit vaak zo weerbarstig schrijfinstrument waarin ik me tot jou richt.

Ze begrijpen het niet. Omdat ze de weelderige richesse van de francophonie bezigen als al te doorzichtig middel voor hun opportunistische francofolie. De Babylonische spraakverwarring, de pijnlijke taaverbastering van hun taalverraad is alleen maar ingegeven door hun sociale geldingsdrang.

Dezelfde drang die grootvader met zijn gedoe een ruelle gaf op zijn naam kijk eens aan. Je zal het nog geweten hebben hoe hij zelf de taal die hij voor zijn eigen jeunesse dorée wou maar moeizaam onder de knie had. Hij zal het je verteld hebben hou vervreemd hij zich zal hebben gevoeld toen hij vanuit Wortegem, zoals zovele textiliens naar de textielscholen van ‘Gand’ en Roubaix trok. Bij mijn nonkels, jouw broers, kon ik als kind de zware Vlaams rollende tongval nog horen die bij de neefjes voorgoed weggeschuurd werd par les abbés du collège épiscopal.

Lieve mensen die het goed met me menen, ze bestaan papa, zijn ervan overtuigd dat Frans me beter liggen zou voor mijn Flandre Profonde-geschrijf. Dat ik maar eens moet veranderen van schrijfinstrument, zeker nu de Vlaamse uitgeverij mijn schrijfsels niet meer moet. Alsof ik plots een veelzijdiger diatonische Echo Super Vamper mondharmonica voor de mond geschoven krijgen zou die folkblazers verkiezen voor de zuiverheid van hun zielesound. Oui mais.

161. Om de ‘langue’ is het me natuurlijk te doen, waarvan de ‘parole’ alleen maar de drager is. ‘Langue’ als taalsysteem dat uit wat mijn onbewuste te vertellen heeft. Dat oude onderscheid van je goede vriend Ferdinand de Saussure van wie ik de boeken terugvond in je bibliotheek. Hij stierf in je geboortejaar merkte ik. Toeval bestaat niet.

Dode vader van altijd, wat me drijft in in die ‘langue’ is het verlangen. Het gemis van jou. Eén keer aan de schoolmaatjes kunnen zeggen: dat is nu MIJN papa, zie. Hier staat hij. Naast mij. In de proclamatiezaal van superior De Cooman. Eén keer.
Met jou in mijn buurt dat kaartje gaan oppikken voor Vlijt & Uitmuntendheid. Dan mijn carnassière tegen de goal en sjotten. Hard en ver.

Jouw dood op het moment dat mijn leven in de wieg begint, jouw wiegedood als het ware, is mijn ‘langue d’écriture’. Nederlands of Frans. Het maakt me niks uit. Als ze maar het gemis van jou schreeuwt.

162. Ik voer een goede vriend naar zijn vlieger voor Vuurland. Jij nam je stoomschip, met je reiskoffers vol Moleskineschriftjes. Welk verlangen dreef je om ze daar vol te gaan schrijven in twee talen, die schriftjes? ‘Croquis Argentins.’ Wat zocht je in Patagonië? Het Onbereikbare Meisje dat in onze verbeelding altijd één horizon verder wacht in de pampa?

163. Je kleindochter sms’t me (een nieuwe communicatievorm, hou jij je gerust bij je Moleskinschriftjes) dat Burano inderdaad die aanrader is, zoals ik haar had verteld. Zeventig jaar geleden liep je er al tussen de gekleurde vissershuisjes in de lagune. God alleen weet waarom we zo gehecht zijn onze familiale plekken. Wat zoeken we er? Désir? Verlangen? Een en al begeerte? Je donne ma langue au chat.

‘Vader Dag’. Brievenroman. Copyright Stef Vancaeneghem.

25 april 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (121)
















ONTDEK HIER DE EERSTE SCHETSEN

PRESTIGEPROJECT KLOEF: EROP OF ERONDER

SAAIE HOLLANDSE EENHEIDSWORST

OF HET GROENE GEZELLIGE HART VAN RONSE?

VERRAS RONSE. MAAK HET MOOI EN ECHT.


‘Ronse maakt op dit moment een enorme ontwikkeling door. Er is iets gaande met deze stad. Ronse wordt weer een aantrekkelijke stad om in te wonen. Dat was vijftien jaar geleden wel even anders. Ronse is nu zo aantrekkelijk, dat we in een straal van dertig kilometer mensen willen aantrekken om hier te komen wonen. Met De Kloef willen we Ronse weer op de woonkaart zetten.’

Aldus de Nederlandse Projectontwikkelaar Lorenz Mooij van de Rotterdamse Vastgoedgroep Bokx, eerder deze avond voor een bomvolle Muziekacademie-zaal van omwonenden en belangstellende Ronsenaars.

Lorenz Mooij antwoordde hiermee op een vraag van de plaatselijke vastgoedmakelaar Yves Dufour op welke bewonersdoelgroep hij met het Kloef Woonproject eigenlijk mikt. Mooij gaf er meteen ook veelzeggende richtprijzen bij. En dat was het meest relevante nieuws van de avond.

Appartementen zullen er te koop worden aangeboden vanaf 125.000 euro. Voor een alleenstaande woning zal tot 300.000 euro dienen te worden afgedokt. Een sociale wijk wordt het dus alvast nièt.

Over die andere vraag van Dufour wat de voornaamste troef wordt van dit project, liet Mooij niks aan duidelijkheid over: het park, het park en het park.
Het hele project werd vanavond dan ook gelanceerd onder de slogan: ‘Een groen hart voor Ronse’.

Een nieuwe thuis voor 800 Ronsenaars

Van het hele project kregen de aanwezigen helaas voorlopig weinig meer te zien dan een paar schetsen en tekeningen. Op papier lijkt het allemaal heel mooi doordacht en oogt het vagelijk als een groen kapmes, met bewoonde randjes.

In cijfertaal wordt de Kloef een totaal verkeersvrij publiek stadspark van 6,7 hectare met erin 4,6 hectare aan kavels en 1,1 hectare wegenis goed voor 19 vrijstaande woningen, 83 eensgezinswoningen en 125 appartementen.

In een gesprek dat ‘De Benieuwde Ronsenaar’ vanavond met hem had, schat de Nederlandse Projectontwikkelaar Lorenz Mooij namens de Vastgoedgroep Bokx dat de eerste bouwactiviteiten zullen kunnen starten in het derde of vierde kwartaal van volgend jaar. Realisatie van het hele project binnen de vijf tot zes jaar. Totaalkost: naar schatting 50 miljoen euro.

Lorenz Mooij: ‘We denken dat in de Kloef in totaal zo’n 800 Ronsenaars gaan komen wonen. Het niveau van de kopers zal vrij hoog liggen. We hebben hier twee jaar lang goed rondgekeken naar de woonsituatie. De Kloef wordt een kwalitatief hoogstaand woonproject. We hebben het gehaald van tien Europese aanbestedingen en daar zijn we heel blij om.’

Een park voor heel Ronse

De Nederlandse Projectonwikkelaar heeft het oorspronkelijk plan van het befaamde stedebouwkundige projectontwikkelaar Robrecht & Daem (die nu tekent voor de uitbreiding en hernieuwing van de Antwerpse Zoo) uitgefijnd vanuit de prioriteiten die door de stad Ronse waren vooropgesteld. Dit na een lange voorgeschiedenis die vanavond nog eens door burgemeester Luc Dupont kort werd geschetst en die uitliep op de steun en de deskundige begeleiding van de Vlaamse regering.

Het Kloefwoonproject moet kwaliteit bieden op alle vlak. Het moet het visitekaartje zijn van de Renaixance. Die zo unieke open ruimte vlakbij de markt dient te worden behouden en het nieuw aan te leggen stadspark moet een stadstuin zijn voor àlle Ronsenaars.

Luc Dupont:‘Een knooppunt moet het worden voor zachte recreatie met wandelpaden, fietspaden, aangename plekjes voor zonnekloppers en een amfitheater voor allerlei activiteiten. De Kloef moet de jonge Ronsenaars in Ronse houden en nieuwe Ronsenaars aantrekken.’

Ronsenaars voor Ronse

De vragen uit het publiek toonden vooral een grote bekommernis voor de kwaliteit van de hele woonomgeving en leverden interessante bijkomende informatie op.

Zo krijgt de Canfijnstraat een bomenrij en wordt zij aldus één van de groene vingers uit het Strategisch plan: een groene doorsteek naar de Beekstraat en zo door naar het Muziekbos. Zonder dat evenwel aan het karakter van de straat zelf zal worden geraakt. Integendeel zal door de verfraaiingswerken de hele buurt mee kunnen profiteren van het Kloefproject.

Opmerkelijk is ook dat de kant aan de Elzelestraat - om vertraging van het hele dossier te vermijden - wordt losgekoppeld van dit woonproject. Aan de zogeheten ‘onderkant’ van de Kloef wordt daar dan in een latere fase een hotel voorzien, een ondergrondse parking en zijn er ook al plannen voor een bioscoop.

Luc Dupont:‘We hebben dit inderdaad afgesplitst van wat we nu al als woonproject opstarten omdat die onderkant complexer ineen zit. We hebben dit verhaal afgescheiden om het remmend effect ervan te vermijden. Een haalbaarheidsstudie heeft ons wel al geleerd dat er inderdaad ruimte is voor een rendabel drie sterrenhotel met 60 kamers. Maar zonder die onderkant is het totale Kloefproject natuurlijk niet af. Het kan dat we onderweg Bokx vragen of zij interesse hebben voor de realisatie van de onderkant als uitbreiding van het bestaande bestek. Of dan komt er een nieuw. Dat zien we nog.'

Parking Kloef verdwijnt

Door de realisatie van het woonproject zal de bestaande parking opgaan in het nieuwe stadspark.

Luc Dupont: ‘Die parkeerplaatsen gaan inderdaad verloren. Maar je maakt geen omelet zonder eieren te breken. We zoeken naar alternatieven. Zo denken we aan een betere invulling van de Portoisparking die nu vaak onvolzet blijft.'

Het late gelijk van Bernard Van Den Daele

Een paar decennia geleden nam toenmalig schepen van Openbare Werken Bernard Van Den Daele heel consequent ontslag omdat hij zich verzette tegen weer nieuwe sociale woonkazernen op de Kloef. De stad had al woonwijken genoeg.Van Den Daele bedankte er toen terecht feestelijk voor om mee te draaien in al te doorzichtige electorale klantenbinding van de socialistische bestuurspartners.

Een kwarteeuw later geeft de geschiedenis hem nu gelijk. Sociale woningen komen er alvast niet. Al komen er dus wél woningen.

Luc Dupont:‘De Stad heeft het hele Kloefgebied overgekocht van De Nieuwe Haard. Dit wordt dus duidelijk géén sociale woonwijk. We gaan gewoon her en der in de stad verder aan sociale invularchitectuur doen. Daarbij integreren we sociale woningen perfect in het stadsbeeld en dringen we de verkrotting in de binnenstad terug. Met De Kloef mikken we duidelijk op tweeverdieners en ietwat kapitaalkrachtige kopers die ervoor kiezen om middenin in het groen te wonen, maar dan wel midden in de stad.’

De aan(deel)houder wint

Veel, zoniet alles zal voor het succes van dit grootse Kloefproject afhangen van het soort architectuur dat de Nederlandse groep nu in het park gaat neerpoten.

De allergrootste bedreiging van dit prachtige project is volgens ons namelijk de ‘eenheidsworst’ die het slaapverwekkende Nederlands woonaanbod zo saai maakt.

U kent ze wel die slaapsteden met hun eindeloze rijen oh zo kraaknette maar toch zo kleinburgerlijke voorspelbare beklemmende Hollandse huisjes met hun gordijntjes, tuintjes, hekkentjes, huisnummertjes, brievenbusje, tulpenperkjes.

Wat we vanavond bij wijze van referentie van eerder in Holland al uitgevoerde woonprojecten te zien kregen, was alles behalve overtuigend. Nep Zweedse polderblueschalets en grijs dokkersverdriet.
(Alleen een suikerspin van André Hazes op de achtergrond ontbrak nog).

In die zin loopt Unizo-voorzitter Johan Michiels weg met de meest pertinente vraag van de avond aan het adres van de Nederlandse Projectontwikkelaar:

Johan Michiels:‘En gaat u ook architecten en bouwvaklieden van Ronse aanspreken?’

De vraag werd met de vroegzomerse zachte zuidwester in de wieken van de Hollandse windmolen gedraaid. (Zie die boerinnekes hun rokjes waaien, vanachter en van voor,
je ziet er los en door.)

Neen dus. Alleen Rotterdamse aandeelhouders gaan beter worden van al dat geld van de Ronsese belastingbetaler. En het was dan nog uitgerekend een Ronsenaar, Yves Dufour, die de eerste was om hen met de toewijzing van het werk te feliciteren. In het kader van de globalisering van de winsten allicht. Want de beste wint, Yves. De beste en de sterkste. The winner takes it all.

De Kloef, het woord alleen al, staat bij de Ronsenaars echter nu net nièt voor die al te voorspelbare netjes afgemeten Volendamse klompendans. Maar wel voor het flamboyante hartelijke kleurrijke, diepe gezellige Tavi Kloef- Ronse van altijd. Dàt gaan uitleggen en diets maken aan een Hollandse architect, 't en zal niet simpel zijn.

Als de Groep Bokx erin slaagt dié biezonder onnavolgbare Ronsese sfeer in het groene hart van Ronse te leggen, dan pas zal dat hart ook echt gaan kloppen. Dan zullen de Rotterdammers de Ronsenaars pas echt kunnen overtuigen waarom zij inderdaad de besten zijn.

Maak het dus mooi, Bokx. Verras ons. Maak het echt. Alle Ronsenaars willen het. Echt.


Copyright 'De Benieuwde Ronsenaar'. Verplichte bronvermelding bij overname.

23 april 2007

DE BENIEUWDE RONSENAAR (120)

EXCLUSIEVE INFO

MOOI VOORSTEL ERE-COMMISSARIS JOSE PLUME

ETIENNE VERSCHUEREN & ROLAND CARDON :

VOOR ALTIJD BIJEEN IN CULTUREEL CENTRUM


Het College van burgemeester en schepenen heeft vorige vrijdag een brief in de bus gekregen met een bijzonder interessant voorstel van de Ronsese Ere-Commissaris van Politie José Plume.

De vader van de inmiddels ook al gerenommeerde muzikant Serge, zelf verdienstelijke muzikant en melomaan zette eerder al zijn schouders onder de fijn verzorgde en geslaagde viering van wijlen Etienne Verschueren.

José Plume stelt nu voor twee auditoria van het nieuw te bouwen Cultureel Centrum De Nieuwe Leie de namen mee te geven van Etienne Verschueren en Roland Cardon: twee Ronsenaars, twee vrienden, twee internationaal befaamde muzikanten.

Hieronder publiceren we voor onze lezers als eerste de brief die via een zacht aprils windeke ‘De Benieuwde Ronsenaar ‘ bereikte.

Mijnheer de Burgemeester,
Dames en Heren Schepenen,

Via de pers vernam ik dat er plannen op tafel liggen om de vroegere fabrieksgebouwen van ‘De Nieuwe Leie’ in de Wolvestraat te verbouwen tot een modern cultureel centrum. Ook onze muziekacademie zou er ondergebracht worden. Dit is voorwaar een schitterend initiatief dat door vele Ronsenaars zal naar waarde geschat worden.
Zoals U weet droeg onze geliefde stad steeds de kunst hoog in het vaandel en talrijk zijn de artiesten met Ronsese roots die tot ver buiten de landsgrenzen bekendheid verwierven. Het is over twee van deze beroemdheden, met name de musici Etienne Verschueren (1928-1995) en Roland Cardon (1929-2001), dat ik het wou hebben. Omdat deze kunstenaars met internationale faam niet alleen geboren en getogen Ronsenaars waren maar bovendien oud-leerlingen van onze muziekacademie durf ik het aan U bij wijze van suggestie voor te stellen beider namen blijvend te linken aan de op stapel staande nieuwe cultuurtempel, door te voorzien in een ‘auditorium Etienne Verschueren’ en een ‘auditorium Roland Cardon’.
Ik ben ervan overtuigd dat vele kunstminnaars in binnen- en buitenland ons deze muzikale grootheden benijden en dat het voorgestelde initiatief in brede kringen zal op prijs gesteld worden.
Tenslotte wil ik er nog op wijzen dat Etienne Verschueren en Roland Cardon rasechte Ronsenaars waren en generatiegenoten die beiden hun studies aanvingen aan onze muziekacademie. Bovendien waren zij vrienden en het is mij bekend dat zij mekaars talent en carrière bewonderden.
Het zou fijn zijn mocht daarvan een blijvend spoor overblijven.


José Plume

STERRENKIJKER

9.


Associatief schrijven, het is niet echt mijn ding. Je pen van de ene gedachtengolf op de andere laten drijven, niks voor mij. Surfen is dan misschien leuk, maar je blijft wel aan de oppervlakte. Je duikt nooit ’s wat dieper. Ik gebruik die schrijftechniek ook nooit als schrijftruc om er moeilijke momenten mee dicht te pennen. Liever laat ik het dan wat rusten, herlaad ik mijn batterijen. Onderliggende boodschappen zijn ook al niet aan mij besteed. Wel laat ik mijn geschrijf graag opborrelen uit de onstilbare bron van vaak jarenlange onverwerkte gevoelens.

Therapeutisch schrijven? Bah,nee. Meer is het me te doen om al wat ik makkelijker geschreven krijg dan gezegd. Als het gaat om de Grote Gevoelens waar alles om draait, is er voor mij niets sterker dan stilte. En, pas véél later, een gekrabbeld woord van oprechte liefde, op een bed van tederheid.

Het gaat me dan om die ingebeelde betere wereld zoals ik me ervan had voorgesteld dat hij had moeten zijn. Het gaat me om verlangen, ontgoocheling, vreugde, verdriet. Het gaat me om de mensen zoals ik ze had willen liefhebben en zoals ik gehoopt had dat ook zij me graag hadden gezien. Het is nooit (helemaal) de waarheid. Het is doorgaans beter dan de werkelijkheid. Eén enkele keer slechter.

*

Bij het schrijven van ‘Madame Valentine of de tederheid’ heb ik echter wel constant de indruk dat iemand me dicteert. Jawel, het komt allemaal uit mijn hart. Maar wie heeft het daar ingebracht? Meervoudige Persoonlijkheidsstoornis? Antennes. Voelsprieten. Vingertoppengevoel. Ecorché vif. Les nerfs à fleur de peau. Zeer vervelende dingen, je kiest je genen zelf niet.

De gevoelswereld van vrouwen ligt zo veraf van mijn ander, journalistiek schrijfleven in de leeuwenkooi der macho’s en strebers en toch komen die vrouwen rond 'Madame Valentine' bij nachte allemaal plotseling spontaan om de hoek kijken en uit mijn pen piepen.

Er zal met die roman ook nog iets raars gebeuren. Iets waarover ik eigenlijk beter niet schrijf zonder het risico te lopen voor een zonderling, een spokenziener te worden versleten. Ik ben in wezen van nature een ‘no nonsense type.’ Romantisch dat wel en meer dan goed voor me is. Maar de zweverige zwik van Paul Coelho’s pseudo-mystiek gaat me gauw vervelen.

In mijn (uitermate) korte Leuvense psychologiestudie had ik sowieso al een grondige hekel aan de duistere benji-bewustzijnssprongen van Freud en companen. De eenvoudige blauwekouskes-schoonheid van één bosanemoon in het Kluisbos is me meer waard dan de hele ‘signifiantenleer’ van het onbewuste, dan de complete taalstructuurtheorie van verdringing en verschuiving. Terre à terre.

En toch, het schrijven van ‘Madame Valentine’, zet bij mij gaandeweg de deur op een kier naar de overkant. Rond de roman gebeuren namelijk rare dingen die mijn nuchtere kijk op de wereld van het zijn aan het wankelen brengen. Rariteiten die mijn vermoeden sterken dat we voorlopig nog complete analfabeten zijn, als het erom gaat te praten in de taal van hart. Dingen die ik op geen enkele proefondervindelijke manier verklaren kan en die ik daarom dan maar gemakshalve onderbreng in de categorie puur toeval. Dat bijvoorbeeld àlle data die verband houden met de uitgave van deze roman en het latere latere toneelstuk steeds weer opnieuw rechtstreeks verband houden met àlle sleuteldata uit het bestaan van de Madame Valentine zelf, op wie ik het verhaal gebaseerd heb.

Toeval dus, we praten er niet meer over. Tot er dan weer zo’n toeval volgt. En nog een. En nog een. Maar misschien communiceren gevoelsmensen met elkaar in een taal die alleen hun hart verstaat, vat, begrijpt. Overheen het leven en de dood.

Het verhaal van Madame Valentine vertel ik vanuit de personages zelf. Mijn uitgever dringt echter aan op een raamtekst waarin de diverse vertellers hun ding doen. Ik ben er zeer tegen. Ik vind dat maakwerk. Ik verzet me lang, heel lang en geef tenslotte toch toe, bedenk twee kaderhoofdstukken. Ik ben er niet echt gelukkig mee. Mijn uitgever wel. Een auteur moet voor rede vatbaar zijn. Publicatie.

‘Madame Valentine’ haalt zowaar de genomineerdenlijst van de Ako-literatuurprijs. Wat krijgen we nu? Boze blikken al meteen bij de collega’s op de krant.

'Die gaat hier toch geen prijs wegkapen met zijn boekskes’.
'Trouwens, wanneer schrijft hij dat allemaal?'
'Ha tiens, hier op de krant'.

Als jurylid heeft Maarten ’t Hart, de gevierde auteur van 'Een vlucht regenwulpen' alle genomineerde boeken gelezen. In het Nederlandse Elsevier Magazine is hij vol lof over een van de 188 werken die hij achter de kiezen heeft.

‘Madame Valentine vond ik zeer de moeite waard. Daarvan zijn me hele passages bijgebleven’.

Ook mijn strenge schrijfbroeder van het eerste uur Carlos Alleene, dan recensent voor Het Volk, is deze keer positief in zijn kritiek. Het doet deugd, zeker nadat hij de roede niet had gespaard voor Bal Masqué.

‘De auteur is er in zijn typisch idioom behoorlijk in geslaagd over gevoelens te schrijven zonder in allerlei cliché’s te vervallen’, schrijft Alleene paginavullend in zijn dan zeer gesmaakte Letterenbladzijde. Het mooiste compliment doet hij me echter mondeling op de immer gevatte, wat hoekige manier die alleen(e) de zijne is.

‘Schoonste doodsbeeldeke dat ik al gelezen heb, Vliege’, monkelt hij me toe op de redactie.

(Hij noemt me Vliege, ik noem hem Dondeyne. Naar de apostelen in Claus’ Verdriet van België. Dit bij wijze van hommage aan de meester).

Mijn jaar kan al niet meer stuk. Komende van Carlos Alleene, de man die me op de weg hielp in de wereld der letteren en die in 2006 dat ultieme referentiewerk over Roger Raveel uitbrengen zal, is het compliment mij meer waard dan zeven recensies van Hollanders in hun meest ronkende gazettentitels.

(De Volkskrant in die dagen over Madame Valentine: ‘Roman van in 1987 gedebuteerde journalist). Als boekbespreking kan dat tellen.

Van een (lieve) Hollander gesproken: in de Leidse Courant en het andere dozijn regionale kranten waarvoor hij schrijft, looft Jeroen Kuypers de dialogen in ‘Madame Valentine’, wat me op het spoor helpt van de teaterbewerking.

‘Kundig ontdaan van al het overbodige. Het resultaat van een bijna ideale combinate van de luistervaardigheid van de journalist en de verbeelding van de literator.’

Oeioei, literator. Ik denk aan het plaatje dat tegen de gevel van de Kristen Volksbond hangt in Ronse, en waarop Valère Depauw gelauwerd wordt als ‘litterator’.
Van literatuur gesproken, volgens Mark Vlaeminck in ‘Het Nieuwsblad’ bewijs ik met ‘Madame Valentine’ dat ik een schrijver ben.

Een acute aanval van ijdelheid is dreigende. Godzijdank sabelt Jooris Van Hulle me een week later snel weer neer in ‘De Standaard der Letteren’. Niet dat hij een ander boek heeft gelezen dan zijn collega’s. Jooris Van Hulle ergert zich vooral aan… de raamtekst waarin de vertelling van de personages vervat zit.

‘Die hoofdstukken zijn totaal overbodig. Ze wekken de indruk dat de auteur zonodig een raamtekstje behoefde.’

Godver. Ofwel is Van Hulle getipt. Ofwel is hij een bijzonder geoefend lezer. Ik gok op het laatste. Moet ik hem vertellen dat mijn uitgever…Hier en nu dus. Had ik maar niet moeten doen. Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten.

‘Vooralsnog is dit oeuvre niet echt groots te noemen’, schrijft Maarten Schoon in de Voorburgse Prisma Lectuurvoorlichting. Wel weet ik ,volgens deze zeer geletterde doctorandus, de tederheid van Madame Valenntine ontroerend te beschrijven. Dat is dan toch al dadde.

Zoveel eruditie van zoveel connoisseurs belet de bib van Ronse stad niet om een bescheiden brochuurtje klaar te stomen met verwijzing naar mijn ‘niet echt groots te noemen oeuvretje’, erin gebundeld heel eerlijk ook de scherpste kritieken en op de voorpagina een foto van mijn kameraad-fotograaf Patrick De Kuysscher. Ik geef toe dat het mij bijzonder pleziert. In de bib in mijn eigen Ronse! Nu nog een exemplaar in de Standaard Boekhandel zien te krijgen...

Ik mag trouwens niet klagen van de Ronsenaars. Ik heb zo mijn fanclubje en supporters, word zelfs al een keer gevraagd op een leesclubavond van het Davidsfonds in het College van de Heilige Antonius van Padua. Vijf aanwezigen. Van wie er één dringend weg moet: naar een belangrijke afspraak.

Het is alvast minder erg dan die keer toen ik samen met de dichters Frank De Cridts en Nic Van Bruggen gevraagd werd voor een ‘literaire perfomance’ aan het Zuid in Gent voor ‘Vlaanderen Leeft’. Toen kwam daar gewoon niemand opdagen. Behalve een mannetje van toenmalig Cultuurminister Patrick Dewael, met voor elk van ons een envelop en erin ‘een geldelijke bijdrage van het ministerie voor ons optreden’.

‘Maar er wàs hier vanavond helemaal geen optreden, bij gebrek aan mensen’, opper ik.

‘Kanegem, uw smikkel. Uw geld op zak steken en geen vragen stellen,’ sommeren me daarop unisono beide gevierde Vlaamse dichters.

It’s a long way to Tipperary. It’s a long way to go.

‘Sterrenkijker’. Copyright Stef Vancaeneghem.