03 juni 2008

GRAFFITI


Ik kan je graf niet redden, Jotie kameraad. Wat zou ik? De Stad Oudenaarde moet dat maar doen. Je verdient meer dan dat. Ik zag een stuk over jou in Gent. Even bracht het meisje daar op de planken van de Tinnen Pot je helemaal terug. Zag ik je, zoals je daar stond in de lift van mijn huurwoning aan de Sint-Kwintensberg. Jij met je glimlach, je karbonkels en je eerste geschriften. We zouden, ja. We zouden ze eens.

Maar alles is anders gegaan dan we wilden dat we zouden. Je koos de dood. Je liet me wat je al vermoedde. Je wist je vergiftigde geschenken wel te kiezen.

De Steppewolf herlezen. Jouw Steppewolf.

Hermann Hesse: ‘Toch schijnt mij De Steppewolf juist dat van mijn boeken, dat vaker en heviger dan enig ander werd misverstaan, en vaak waren het juist de lezers die het met me eens waren, zelfs de geestdriftigste lezers, niet dus de afwijzende, die zich op een voor mij bevreemdende wijze over het boek hebben uitgesproken. Gedeeltelijk, maar slechts gedeeltelijk, is de veelvuldigheid van deze gevallen een gevolg van het feit, dat dit boek, door een man van vijftig geschreven en de problemen van juist die leeftijd betreffende, heel vaak in handen is gevallen van zeer jonge lezers. Maar ook onder de lezers van mijn leeftijd vond ik vaak zulke, op wie mijn boek wel indruk maakte, maar voor wie vreemd genoeg slechts de helft van de inhoud ervan zichtbaar werd. Deze lezers hebben, zo komt het me voor, zichzelf in de steppewolf teruggevonden, hebben zich met hem geïndentificeerd, zijn lijden en dromen meegeleden en meegedroomd, en hebben daarbij helemaal over het hoofd gezien, dat dit boek ook nog van anderen weet en spreekt dan van Harry Haller en zijn moeilijkheden, dat boven de steppewolf en zijn problematische leven zich een tweede, hogere, onvergankelijke wereld verheft, en dat het Traktaat en al die plaatsen van het boek, die over kunst en de onsterfelijken gaan, een positieve, opgewekte, bovenpersoonlijke en boventijdse geloofswereld tegenover de lijdenswereld van de steppewolf plaatsen, dat dit boek wel van lijden en noden verhaalt, maar geenszins het boek van een wanhopige is, maar dat van een gelovige.’

Hesse, dat steppeschaap in wolvevacht. Onderweg op het lange achtvoudige pad. Siddharta achterna. Maar jij Jotie kameraad, jij wou de graal meteen. You got it.



Een brief

Lieve dood, ik weet dat gij niet lief zijt
maar als handwerkman uw dagen slijt
Ik heb u geschreven om uw komst te vragen
maar het lijkt enkel uw komst te vertragen

Ik geloof niet dat ik gered kan worden, doodjelief
en als het kon dan wou ik het niet: eens een dief
altijd een dief. Ik heb geen berouw over gestolen harten
noch over de vlammen veroorzaakt door verwarming

die verbrandden wie er zijn handen naar strekte.
Lieve dood, ik neem afscheid van jou in de koorts
in het ochtendlicht, in de maandag die mij wekte
en diep in mij weet ik: wat blindelings volg
is uw toorts.

Jotie T’Hooft.

Ik zie je daar weer staan in het deurgat van mijn Gentse flat, met je eerste geschriften in de hand. Van ons beiden was jij diegene die het dan al wist: je wou en zou niet meer gered worden. Ik moest vooral niet aandringen.

Veertig jaar later zal ik je zeggen schrijfbroerie: dat was je reddding. En je graf ja, je geboortestad moet dat maar doen. Het moet niet altijd bruin bier en koers zijn.

‘Oudenaarde, een smalle stad, die traag ontsprong en snel verbloeide’.

Voor jou,‘kleine granaat die nooit tot ontploffing kwam en die men er duldt zoals de dorpsgek vroeger’ (‘Mijn geboortestad’).

'Graffiti'.(Blogboek).
Illustratie: ‘Zotte Maandag’.
Copyright Stef Vancaeneghem.