30 juni 2008

GRAFFITI


‘Er komen al tweeduizend jaar toeristen naar de Provence. Als we de gangbare statistische maatstaf hanteren – die vagelijk pikante term ’toeristennachten’ – zien we dat het totaal in de Alpes-de-Haute Provence, Bouches-du-Rhône en Vaucluse gezamenlijk tussen de 70 en 80 miljoen overnachtingen per jaar bedraagt.

De overgrote meerderheid van die toeristen is vriendelijk en hoffelijk en wil alleen maar genieten van de zon en het landschap, het eten en de wijn. Toch worden zij door hun critici vaak beschuldigd van van alles en nog wat: van het monopolisieren van restaurants en het aantasten van de plaatselijke cultuur, tot het bang maken van oude vrouwtjes en het eten van ijs in de kerk.

Wat ik interessant vind is dat deze kritiek niet komt van degenen die het volste recht hebben kritiek te leveren – de bewoners van de Provence zelf – maar van andere toeristen. Natuurlijk noemen die zichzelf geen toeristen. Zij komen al jaren in de Provence; zij hebben er misschien zelfs een tweede huis. En zij willen de Provence niet delen met andere buitenlanders, op een paar met zorg geselecteerde vrienden na.

Zij zouden het liefst willen dat de Provence verstarde in de tijd, dat zij bleef zoals zij was toen zij haar ontdekten. Zij wijzen vol afschuw naar het souvernirwinkeltje dat in de plaats is gekomen van de slagerij, de mensenmassa in juli en augustus, de stijgende huizenprijzen, de onvindbare loodgieter die het te druk heeft om bij ze langs te komen, het watertekort, de vreemdelingen die hun favoriete cafétafeltje hebben ingepikt, het steeds drukkere verkeer. Hun tuinman heeft hen in de steek heeft gelaten om te gaan werken voor een bedrijf dat zwembaden aanlegt en hun femme de ménage is vertrokken om een winkeltje te beginnen.

Kortom m’n beste, dit is de ineenstorting van de beschaving zoals wij die kennen. En het is allemaal de schuld van die vervloekte toeristen. Nu zijn er inderdaad delen van de wereld die zo intensief geëxploiteerd worden dat het er niet meer om uit te houden is, maar daar hoort de Provence niet bij. Zij kan de toeristenstroom heel goed aan. Ja, in de dorpjes die je op prentbriefkaarten ziet staan souvenirwinkeltjes, en in het seizoen is het druk in de straatjes en op de markten. Maar een ritje van tien minuten brengt je van die overbekende dorpen naar een stil platteland dat niet is aangetast door golfbanen, appartementen, kuuroorden of hotels met driehonderd kamers. Als één van de doelen van je vakantie is van rust, schoonheid en eenzaamheid te genieten, zijn die hier in ruime mate voorhanden.’

Uittreksel uit ‘Mijn Provence’. Peter Mayle. Atlas.

(Voor ‘Een jaar in de Provence’ kreeg Mayle, een Brit die in de streek van Ménerbes en Bonnieux ging wonen, The British Book Award ‘Best Travel Book of The Year’.