07 juli 2008

GRAFFITI

OPRICHTER OMER WATTEZ STICHTING

ULRICH LIBBRECHT RUST NOOIT
OP BANK NAAR ZIJN NAAM

FILOSOFIEPROF VAN ZULZEKE
SCHRIJFT MAGISTRAAL TESTAMENT



‘Morgen ben ik dood. Wat daarna komt, weet ik niet. Ik heb mij bij al die fantasieën over het leven na de dood altijd gehouden aan de zenwijsheid; stel nooit vragen waarop toch geen antwoorden zijn. Een mens moet van dit leven iets goeds maken en niet altijd uitkijken naar een beloning – het leven zelf is de mooiste beloning.’

Dat schrijft in zijn tachtigste levensjaar Ulrich Libbrecht in zijn nieuwste (afscheids?)werk ‘Met dank aan het leven’. Wie de Hermesroute af fietst weet de Ulrich Libbrechtzitbank staan: op één van de mooiste plekjes van die route in Zulzeke. Een geschenk van de Omer Wattez Stichting aan zijn eigen stichter. Professor emeritus Libbrecht (sinoloog, oriëntalist, stichter van de vermaarde School voor Comparatieve Filosofie) zelf zit nooit op zijn bank. In zijn nieuwste boek legt hij uit waarom.

‘Ik heb mij ingezet om de groene beweging op een filosofisch vlak te tillen, want je moet innerlijk sterk gemotiveerd zijn om de groene strijd te strijden in een vereconomiseerde samenleving. Je wordt immers nooit gehonoreerd voor wat je hebt gedaan en je hebt veel tegenstand en zelfs haat te overwinnen. Je staat immers niet aan de kant van de macht en zeker niet aan die van het geld. Men verwijt je gebrek aan realisme (welk realisme?), je bent een dwarsligger, je verhindert de vooruitgang, je weet niet wat er onder het volk leeft, je bent en antidemocraat, je bent tegen tewerkstelling, je wilt terug naar de oude tijd…een eindeloze litanie van kleine zielen die alleen maar leven om Abrahams mosterd te vinden en alles in stuivers te verrekenen. Ik heb onder dat soort wereld echt geleden en mij meer dan eens afgevraagd: moeder waarom leven we nu eigenlijk?’

‘Dit heeft van mij ook een vechter gemaakt. Ik heb de Omer Wattez Stichting opgericht (in 1972) om de Vlaamse Ardennen te verdedigen tegen de eindeloze honger van industrie en zakenwereld, die onder vooruitgang alleen hun eigen vooruitgang zien en die bereid zijn elke landschappelijke schoonheid op te offeren aan hun zakencijfers. Nu ik oud ben, heb ik afscheid genomen, maar ik ga niet op de rustbank zitten die mijn vereniging mij als afscheidsgeschenk heeft aangeboden. Misschien ben ik nu van een nuttige overtolligheid, maar ik ben trots op het feit dat er geen autoweg door de Vlaamse Ardennen loopt. Vele vechters van het eerste uur zijn nu al voor eeuwig op rust, maar hun ‘karma’ overleeft hen. En in mijn oude hart blijven ze bestaan: een mens is geen naam, een mens is een daad.’

De prijs is eenzaamheid

Als dit inderdaad zijn afscheid is van het schrijven (wat ik weiger te geloven) dan doet Libbrecht ons met dit boek een meesterlijk testament cadeau. Veel meer dan de som van al zijn opgedane wijsheid, maakt hij ons immers deelgenoot van zijn prachtige levenslange zoektocht naar het mysterie van het bestaan. Een kostbaar, zeer kostbaar geschenk want zijn levenserhaal is mooi én schoon tegelijk. Een boek dat je vele keren herlezen wil. Een boek als een ‘coup de foudre’. Een boek waaruit ik hier ongeveer alles graag citeren zou. Alvast een paar (niet zo lukrake) passages.

‘Voor mij ligt het Mysterie van dit bestaan in de kosmos en daar probeer ik het af te lezen. Al dat kleinmenselijk gedoe, gericht op geld en macht, laat mij volkomen onverschillig. Hoe kan dit nu de zin van dit korte leven bepalen? Wat een geestelijke armoede! In tegenstelling tot Socrates heb ik meer van de aarde geleerd dan van de mensen.‘

‘Wie al zijn aandacht op de diepte richt, verliest zijn belangstelling voor de oppervlakte. Maar in de diepte is men alleen, terwijl men aan de oppervlakte uitgelaten kan deelnemen aan de zinloze rondedans van dit kleine bestaan. De prijs is eenzaamheid.’

De taal van de stilte

‘Wat verwacht een mens eigenlijk van de filosofie? In feite hetzelfde als wat de religies hem vroeger aanboden: een wereldbeeld. Heeft een filosoof het recht zich aan die zware opdracht te onttrekken door te verklaren dat de tijd van de ‘grote verhalen’ voorbij is? Neen.’

‘Filosofie is geen soort intellectuele archeologie, die altijd maar terugkeert naar het verleden en voor de filosofische goden van weleer een plaats voorbehoudt op het altaar van onze verering en de katheders van onze opvoeding. Geschiedenis van de filosofie heeft ongetwijfeld haar waarde, maar wij kunnen onze nieuwe inzichten niet aan oude kapstokken ophangen.’

‘Voor mij is religie op de eerste plaats een innerlijke ervaring, een ontroering om het mysterie van het bestaan. Daar past eigenlijk maar één taal bij: de stilte, omdat mystieke ervaringen ‘leeg’ zijn aan concepten en dus ook aan woorden. In de stilte is de mens echter eenzaam. Dit is de prijs die men betaalt aan de diepste ervaring.’

‘Ik vraag me vaak af of de hele kosmos niet een metafoor is van het onpeilbare mysterie waarin we ons bevinden. Het Mysterie is de Energie, maar deze is niet leesbaar, het enig leesbare zijn de vormen waarin de Energie zich ver-beeld-t.‘

‘Filosofie zonder grote verhalen is geen filosofie. Want de taak van de filosofie is niet de wetenschap aan de leiband te houden, maar het synthetisch denken na te streven. We kunnen immers niet drinken uit scherven, we hebben een kom nodig.’

Het grote gelijk

‘Wij hebben in het Westen zo’n hoge graad van hybris ontwikkeld dat wij altijd de bezitters van de enige waarheid willen zijn. Ik vind het christendom, zoals het zich geprofileerd heeft in zijn geschiedenis, geen sterke godsdienst, omdat de kerk ook altijd een machtsbastion is geweest en politieke strategieën heeft aangewend om haar doel te bereiken.’

‘Er is toch zo’n gebrek aan kritische rationaliteit binnen de kerken: zij gaan altijd uit van het grote gelijk en van het ketterse ongelijk van anderen. Wetenschap wordt geboren uit nederigheid, uit het besef van het niet-weten.’

‘Wanneer de waarden bepaald worden door de massa, dan vraagt men aan het volk wat het denkt en wenst, en het wenst altijd dàt wat het eigen leven aangenamer maakt. Dan speelt men met enquêtes en statistieken en maakt van deze wensen de politieke idealen, want de carrière van een politicus is van deze massa’s afhankelijk.’

‘Als ik wereldburger wil worden, moet ik elke kolonialistische gedachte van mij afezetten. De wereld behoort niet aan Europa en niet aan het christendom, de wereld behoort aan de mensheid.’

De ondraaglijkhe lichtheid van het bestaan

‘Mensen hebben recht op de verdubbeling van hun talenten, maar ze hebben niet dezelfde talenten. Daarom heb ik een afkeer van de uitvlakking van ons bewustzijn en kijk ik met angst naar de culturele laagvlakte die door onze multimedia geschapen wordt.’

‘Ik wil niet gereduceerd worden tot een kip in een batterij, ik wil ruimte en vrijheid, ik wil vrij rondscharrelen in dit bestaan. Dat betekent ook dat ik de vreemdeling niet beschouw als een wezen waaraan ik een hamburger en een cola kan slijten, maar als een medemens die in een ruimte van waarden is opgegroeid, waarden die ik met veel inspanning probeer te begrijpen.’

‘Dat de religie haar invloed verliest, lijkt mij – wegens haar sterk middeleeuwse do-ut-des-karakter – niet van wezenlijk belang. Maar dat de spiritualiteit verdwijnt en daarmee de zin van het bestaan, pijnigt mij.’

‘In India vernam ik dat men het woord ‘sanctuary’ (letterlijk: heiligdom) nog altijd gebruikt voor een natuurreservaat. Van de indianen leerde ik dat men het heilige niet moet opsluiten tussen de muren van een kerkgebouw, maar dat de hele natuur de gewijde tempel is.’

‘Het feit dat er overal energie werkzaam is, is het grootste mysterie van de kosmos.’ 'Dit is voor mij de diepste bron van authentieke religiositeit.’

Dit is mijn weg




‘Als Socrates zei dat hij van de bomen en het platteland niets kon leren, maar van de mensen in de stad wel, dan vertelde hij naar mijn gevoel een grote dwaasheid. Precies alsof wij door dialectisch gepraat tot waarheid kunnen komen. De Grieken hebben door al hun gepraat op het gebied van wetenschap niet veel meer ontdekt dan de aartsnaïeve leer van de vier elementen. Pas in de zeventiende eeuw hebben we ontdekt dat we om kennis op te bouwen van de natuur zelf moeten uitgaan, met andere woorden van de bomen moeten leren.’

‘Als dit lichaam zijn evenwicht bewaart tussen immanentie en transcendentie, evenals tussen rationaliteit en emotionaliteit, dan ligt de weg open naar authenticiteit en geluk.’

‘Dit is mijn weg (die ook de weg van de boeddhisten is): ik ben een deel van de oerenergie, een deel van het Mysterie dat in het heelal werkt. Losgemaakt van alle vormen, is mijn zuivere energie mijn boeddha-natuur, het mysterie van mijn leven.’

‘Een van de modernste theorieën in de fysica is de snarentheorie, die er in feite op neerkomt dat de basisentieiten van de kosmos geen ‘dingen’ zijn, geen partikels, geen stukjes materie, maar elementaire trillingen of snaren. Dit betekent dat de energie geen homogeen veld is, maar bestaat uit snaren die van amplitudo kunnen veranderen.’

‘De bezetenheid door het blijvende blijkt uit het door de Grieken uitgedacht a-toom, het onsplitsbare en dus onvergankelijke. Iedereen die een beetje vertrouwd is met de moderne wetenschap weet allang dat deze eeuwige ‘knikkers’ niet bestaan, maar energetische velden zijn. Daarom heb ik de idee van het blijvende laten vallen en mij verzoend met de taoïstische (en herakleitiaanse) gedachte van ‘panta rhei’, alles gaat voorbij, ‘ouden menei’, er is niets blijvends. Alleen de energie is onvergankelijk, de vormen bestaan maar een tijd en verdwijnen.’

‘Wat is een muzikale ontroering? Kan je een schoonheidsgevoel beschrijven? Je kan wel een partituur beschrijven maar niet wat er in mij omgaat… Als je me vraagt wat liefde is, kan ik je geen afbeelding of formule geven, ik kan alleen spreken over directe ervaring. Zo heb ik mijn wereld opgedeeld in kenbare en ervaarbare dingen. In de regel komt de ervaring eerst en de kennis pas daarna. Maar de kennis kan nooit de ervaring vervangen.’

‘De wetenschap mag nooit vergeten dat wij geen rationele wezens zijn, dat wij niet in staat zijn te leven in een wiskundige wereld van ‘idées claires et distinctes’, omdat nu eenmaal alle grote momenten van ons leven getekend zijn door sterke gevoelens.

‘De werkelijkheid is niet iets wat in haar diepste diepte gekend kan worden, alleen ervaren.’

‘Zwijgen ten opzichte van het bestaansmysterie, verwonderd kunnen opkijken naar de sterren, verbaasd zijn bij een ontkiemende kastanje en alle levensfilosofie lezen in de ogen van een kind: de echtheid, de authenticiteit van de directe ervaring. Daar passen al die mallotige woorden niet bij, al dat zijnde en bovenzijnde, die categorische imperatieven, die platonische ideeën en die ultieme waarheden. Ach, denk ik vaak, geef mij maar een religie zonder woorden, schrijf mijn filosofie maar met muzieknoten.’

Uittreksels uit: ‘Met dank aan het leven’.
Ulrich Libbrecht. Lannoo.