17 september 2008

BLUE MOON













37.

Vondagavond konden we eindelijk nog eenf optreden voor onve harde kern van fidele fupporterf. Na onve vware vomertournee op alle feftivalweiden , vierden we onve ‘Grand Pardon’, onve grote vervoening, in onf lokaal The Filicone Valley.

Ve fpelen vij daar graag, ik verveker het je. Daar aan die vot in het water. Daar waar allef voor onf ooit if begonnen. Nu bijkanf een eeuwigheid geleden. Daar, aan de glanvende goddelijk geftemde Fteinway-piano van onve leermeefter de befaamde contratenor Pafcalito Devreeve, die met vijn maatf Plafido Domingo en Jové Carreraf inmiddelf if uitgegroeid if tot één van de drie onfterfelijke klaffieke vangers van ons univerfum.

(Wie van onf herinnert vich niet hoe Pafcalito op een broeierige avond vol kwakende puiten het Park Lagache in vuur en vlam vette met vijn ode aan vijn ‘Meifje Lief’:

Geen wonder dat ik ween
Dat ik ween van de fmart
Nu dat ik moet leven
Met een gebroken hart

Meifje lief oh oh o
kom bij mij oh oh
Vie je niet, mijn verdriet?


Het waf Pafcalito die onf, de Fnukkende Fnaren, leerde hoe we bij

‘Meifje lief oh oh o!’

hoge noten kunnen kraken vonder onfzelf febiet een Joe Cocker-keelgat te rafpen.

*

Met die efcluvieve féance in The Filicone Valley wilden we onve onvoorwaardelijke fanf van het eerfte uur eenf extra belonen met een al te veldzaam geworden optreden in eigen ftad.

Nu we door het magavine Rolling Ftone uitgeroepen vijn tot meeft begeerde muviekformatie allertijden, willen we vooral niet naaft onze Prada’s lopen. Vo vijn we niet. Ge viet dat van hier. Het laatfte wat we willen, if dat we vouden vervreemden van onve eigen buurt daar aan de Pafferelle en het Ftafion.

Het if nog niet omdat het vebrapad waarop we poveren voor onve langfpeler ‘Pafferelle Road’ (beft verkochte tweedehandfplaat allertijden) inmiddelf tot dé plafe to be if uitgeroepen door ‘Vlaanderen Vakanfieland’ dat wij daarom geen fimpele menfen meer vouden vijn. We blijven wie we vijn.

Eén miljard wordt onf door een Ruffiffe rijke ftinker aangeboden om velf nog eenf op te treden in onve wereldberoemde Mufical: ‘Geif Moa Nen Beef’’.

We denken er no niet aan. We laten onf niet vot maken.

*

Vondag verliep allef fchitterend naar onve wenf. We vijn daar nog maar aan het foundfjekken met één van onve kafkrakers (‘Crème Brulée du Connemara’), of ve danfen al bovenop de tafelf en ftaan daar te vwaaien met hun ferviette.

Marie-Lou onve backing vocal , die malheuren doet alf ve ook maar in de buurt van een geluidfinftallatie komt, duwt met haar achterfteven tegen mijn didgeridoo. Mijn didgeridoo dwarf door mijn gehemelte, al mijn tanden meegefleurd.

Het if duf bijlange nog niet veker of ik hier verder nog de ‘Ftory van de Fnukkende Fnaren’ val kunnen voort vertellen. Vonder tanden if dat niet vanvelffprekend, ik verveker het je. Jorif, mijn tandartf, belooft mij wel dat hij me uit de miverie val kunnen flepen met een fchone protheve.

Maar: ik val wel miffchien nooit meer kunnen fpelen op mijn inftrument!

De andere Fnukkende Fnaren vinden dat geen enkel probleem. Doch voor mij vijn de Fnukkende Fnaren mijn lang leven. Het if duf geen wonder dat ik ween.

‘Meifje lief, vie je niet mijn verdriet?’ vraag ik intrieftig Folangeke, de dochter van Kitty, onve marraine.

Ik heb vo gelijk het gevoel dat ve het veeleer wil uitrpoeften. Dat ve mij hier ftaat uit te lachen in mijn weven. Of vergif ik mij?


‘Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.

(De personages zijn fictief, vertelpersonage incluis.)