08 september 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 6.

Fox

‘Ons netwerk bestaat nu in de hele regio van alover Oudenaarde in Vlaanderen tot diep onder Anseroeul in Wallonië uit 364 vrijwilligers. Die hebben we hier de afgelopen twee jaren overheen de grenzen van de taal en de mensen geduldig en met de grootste voorzichtigheid gerekruteerd. We hebben dit gedaan via via. We hebben ze één na één zorgvuldig uitgezocht. Langs de veiligste wegen van de hoogste betrouwbaarheid. Voor elke nieuwe weerstander met de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat we noch met verraders noch met infiltranten te doen hebben. Onze organisatie stoelt aldus vandaag op vertrouwen, discretie, betrouwbaarheid, oprechtheid en trouw aan het gegeven woord. Niemand zal niemand van ons verraden. Nooit. Ook niet na dagenlange marteling door de beulen van de Gestapo.

Naar het noorden toe heb ik nu mijn medewerkers zitten in Oudenaarde, Leupegem, Ename, Eine, Maarke-Kerkem, Bevere, Nukerke, Sint-Denijs-Boekel, Mater, Welden , Elst en Sint-Kornelis-Horebeke. Naar het zuiden toe zit ik met betrouwbare mensen in Saint-Sauveur, Dergneau, Ellezelles, Wattripont, Arc-Ainières, Anseroeul, Russeignies en Amougies.

Allemaal weten ze perfect wat hen te doen staat. Instructie Nummer Eén in de Zendbrief van 6 maart 1942 aan al onze chefs laat daar geen enkele twijfel over bestaan.

De bevrijding van ons land.
De afschaffing van alle organisaties en elke vorm van werkgelegenheid ontstaan vanaf mei 1940.
De bestraffing van al wie meewerkt met de vijand.
Belasting op alle ongeoorloofde oorlogswinsten.
Financiële steun aan alle slachtoffers van de invasie en de bezetting.

De structuur van onze organisatie staat helemaal beschreven in Instructie Nummer Twee van 15 maart die ik hier in onze geheime archieven bewaar voor later als iemand zich in onze stad ooit voor onze werking interesseren zou. Lang nadat we dit land zullen bevrijd hebben. Want dat we daarin zullen slagen, daaraan twijfelt niemand van ons. Al moest dit jaren duren, opgeven zullen we nooit.

Elke sector is onderverdeeld in lokale comité’s. De chefs ervan worden bijgestaan door de brigadechefs. We hebben onze brigades voor inlichtingen, voor actie, voor zuivering en voor ordehandhaving. Onze provinciale comité’s groeperen de chefs van de provincie zelf, plus de chefs van elke zone en de chefs van elke sector.. Ons Directorium in Brussel staat onder leiding van de Nationale Chef. Hij wordt bijgestaan door technici met raadgevende stem.

Deze organisatie is natuurlijk pure theorie. Als ik dat hier zo allemaal bekijk, lijkt het wel op een administratie waarvan alle diensten netjes afgebakend zouden zijn. Niets is minder waar. Ginder vanuit het vrije Londen bekeken, lijkt deze manier van werken dan misschien wel volkomen helder en logisch. Maar bij ons hier te velde in bezet Europa ligt dat wel eventjes anders.

Een exacte afbakening van de taken is dan ook onbegonnen werk. Goed, ik heb in mijn sector dan wel weerstanders zitten die zich alleen bezighouden met inlichtingen. En weer anderen die werk maken van onze clandestiene pers. Maar in de praktijk is elke weerstander polyvalent. Hij kan zich hier in de regio zowel bezighouden met sabotagedaden als met het winnen van inlichtingen en de steun aan werkweigeraars voor Duitsland. Daarom pleegden we die bankoverval in de Abeelstraat.

Elke brigade bestaat uit 7 tot 9 groepen. In elke groep kennen de mensen elkaar onderling. Maar ze kennen in principe niemand uit de andere groepen. Het doorgeven van onze berichten, rapporten, instructies verloopt volkomen langs hiërarchische weg. De groepschef richt zich tot de brigadechef. Die wendt zich op zijn beurt tot de lokale chef of de regiochef. Die neemt dan contact op met de chef van de sector. Die staat in rechtstreeks contact met de provinciale staf.

Doch dit alles is het theoretische plaatje. Te velde kunnen we de opdrachten niet altijd strikt volgens het boekje opvolgen. Onze sabotageploegen zijn daartoe bijvoorbeeld al te beperkt. De leden ervan maken soms deel uit van diverse actieploegen tegelijk. Gaandeweg leren ze elkaar kennen. Na verloop van tijd kennen ze zelfs de chefs van de regio, de zone en de sector. Normaal, want als chefs nemen we altijd deel aan alle acties. Het is een risico dat we lopen. Maar we hebben geen andere keuze. Eén verrader kan ons hele netwerk zware schade toebrengen. En de bezetter heeft massa’s geld klaar liggen voor wie ons als weerstanders wil verraden.

De vrouw van onze kameraad Gaston is door Vogel naar het stadhuis geroepen.Hij heeft haar 500 frank beloofd als ze maar wil zeggen waar Gaston ondergedoken zit. Dat is veel geld voor een vrouw die het alleen moet zien te rooien met twee kinderen en zonder inkomen. Maar de vrouw van Gaston is een slim en dapper mens. Ze heeft Vogel wijsgemaakt dat Gaston er vanonder is met een ander. Dat ze niet weet waar hij zit. Dat ze niks meer met hem te maken wil hebben. Dat noem ik dapperheid die geen naam heeft. De anonieme dapperheid van een vrouw tegenover de brute oppermacht van de landverrader op het stadhuis van onze stad. Op die individuele dapperheid bouwen wij het netwerk dat ons naar de vrijheid leiden zal.

Instructie Negen regelt onze herkenningstekens en onze uitrusting. Bij de uitvoering van onze opdrachten dragen we een witte armband van 10 centimeter hoog, omringd door een lint van 2 centimeter. Daarop staat de Belgische driekleur die haaks op de armband wordt geplaatst. Op de armband staan de kentekens van onze Belgische Nationale Beweging, in vetjes over een breedte van drie centimeter. Onderaan staat het codecijfer van de drager in vetjes, maximaal 2 centimeter hoog.

Door de toevloed van verzetsbewegingen tegenwoordig en om elk jammerlijk misverstand te vermijden, dragen alle weerstanders van dit land een gemeenschappelijk teken dat herkenbaar is voor alle organisaties. Het gaat om een schouderstrik zoals we die kennen van de scoutsbeweging. Vier linten van 30 centimeter lang en 2 centimeter breed. Een rood, een wit, een geel en een groen. De linten worden middendoor geplooid. Ze worden per twee gedragen, bijvoorbeeld de rode en de witte samen. Ze worden vasgezet aan de mouwnaad, door een wrong met de Belgische driekleur.

Als we in actie treden, worden alle onze medewerkers onder de orders geplaatst van onze verbindingsofficieren of onderofficieren van de Belgische of geallieerde strijdkrachten. Het is van groot belang dat de chefs die de opdracht hebben gekregen onze weerstanders te leiden ook hun eigen herkenningskentekens dragen.

De ploegchefs dragen een rode ster. De sectiechefs hebben een zilveren ster. De brigadechefs herken je aan hun gouden ster, de regiochef aan zijn twee gouden sterren en de chef van de sector draagt drie gouden sterren. Lokale chefs zoals ik dragen een gouden en zilveren ster.

Bij pre-alarm dient elke weerstander zich te voorzien van een reistas met erin levensmiddelen om het 48 autonoom te kunnen volhouden. Elke weerstander dient het liefst somber gekleed te gaan. Hij moet bij elke actie in het bezit zijn van zijn armband. Hij dient te beschikken over alle voorwerpen en vervoermiddelen, nodig voor het uitvoeren van zijn opdracht. Dit al naargelang de instructies van de militaire geallieerde overheid.

Maar van hieraf aan moet je gaan. Met vallen en opstaan. Van hieraf bestaat er voorts geen enkele strikte regel meer. Dit heeft te maken met de verscheidenheid van de opdrachten die Londen van ons verwacht.

Vernietiging van installaties.
Hand-en spandiensten ter plaatse aan de geallieerden.
Het begeleiden van parachutisten zo nodig zorgen voor onderduikadressen.
Meewerken aan de arrestatie van verraders.
Handhaven van de orde zodat onze weerstand niet misbruikt wordt voor andere doelen dan de bevrijding van het land.

In de ideale wereld kan dit plaatje dan wel kloppen. Maar in de praktijk ondervind ik met mijn vrienden dat niets is zoals het lijkt. De hogere leiding bezorgt ons bijvoorbeeld zelden of nooit de mutsen, armbanden of kentekens. Die maken we dan maar zelf. Het is een taak die in onze stad wordt opgenomen door de familie Bouchez in het Sint-Cornelisstraatje. Ook door de juffrouwen Madeleine en Juliene Deroissart van de Rode Kruisafdeling die we binnen onze sector hebben opgericht.

Die zelf gemaakte tekens beantwoorden dan misschien wel niet helemaal aan de instructies terzake. Doch dit lijkt ons bijkomstig in het licht van Opdtracht Eén van Instructie Eén: de bevrijding van ons land. Wat telt is dat we dit land bevrijden van de nazi’s en hun totalitaire dictatuur en hun waanzinnige droom van een Derde Rijk van meesters en slaven. Van belang is de bevrijding van ons land. Met of zonder juiste muts en armband op gaan we voluit voor de vrijheid van alle burgers van dit land. Als het moet, zijn we met zijn allen bereid daarvoor te sterven.’

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording bronnen cfr.9.08.2008.)