29 maart 2008

HET AFSCHEID



De lijkrede van
Erwin Mortier
bij het afscheid
van Hugo Claus




Dames en Heren,

We brengen vandaag de laatste groet aan Hugo Claus, hij is van ons heengegaan zoals hij het gewild heeft. Toen hij de datum voor zijn dood had vastgesteld, heeft hij niet afscheid genomen, maar afscheid gevierd, en ten slotte in grote rust het bestaan achter zich gelaten.

Toen het nieuws kwam, verwacht en toch weer onverwacht, was ik opgelucht dat aan zijn vertwijfeling een einde was gekomen, maar ik voelde niettemin groot verdriet. Mijn droefenis beperkt zich niet tot Hugo’s heengaan en het verdriet van zijn vrouw, zijn zonen en zijn kleinzoon, en van ons allemaal. We nemen vandaag ook afscheid van de naoorlogse geschiedenis van België. Nu Claus dood is, leven we voorgoed in de eenentwintigste eeuw.

Ik betuig mijn hulde, mijn dank, mijn genegenheid, mijn bewondering, aan onze allergrootste dichter en één der meest bevrijdende schrijvers die ooit ons pad heeft gekruist. Ik prijs me gelukkig dat ik geboren ben in een België waar Hugo Claus heeft bestaan.

Hij schonk ons een oeuvre dat in zijn veelzijdigheid en omvang haast niet te overzien is, het zal ons blijven bevrijden en verbijsteren, en kietelen en doen verschieten. Ik loof het meest speelse artistieke talent dat ik gekend heb. Zijn levenswerk heeft me doordrongen van de kleine grote waarheid dat schrijven het openleggen en verkennen is van de minieme, maar essentiële speelruimte waarover een mens beschikt, als wij daartoe de moed opbrengen.
Zoals de doden in de klassieke mythologie zich laven aan de rivier der vergetelheid om zich van de herinnering aan het leven te bevrijden, zo staan de dichters, als ze eerlijk zijn, aan diezelfde oever om de taal onder te dompelen in een zachte amnesie, in de hoop om haar als nieuw te laten klinken, en ze voor ons en het leven te redden.

Niemand in de Lage Landen heeft meer met de onmogelijkheid van dat verlangen gespeeld, muziek en kermis gemaakt, gevochten en gevreeën, en feest gevierd dan Claus. Geen andere schrijver of dichter heeft ons zo totaal voor onszelf ten gehore gebracht als de nu eens prachtige, dan weer meelijwekkende, door onze begeerten op sleeptouw genomen en gevierendeelde dieren die wij zijn.
Levenslang dakloos in een universum zonder God en een wereld waar niets blijvend beschutting kan bieden, zijn we gedoemd om onszelf aan het bestaan toe te schrijven door er sleepnetten van taal en verhaal en poëzie in uit te werpen, en wat ben ik blij dat Claus voor ons volle fuiken heeft ingehaald.

Hij heeft de verbijsterende veelheid van al onze talen blootgelegd in hun virulente pracht: het woord dat op ons teert, ons heel maakt en ons aanvreet tegelijk. Daarmee heeft hij letterlijk laten horen hoezeer in de menselijke conditie pracht en gruwel verweven zijn, hoe dicht zij elkaar op de huid zitten in ons. Hij heeft ons en zichzelf zo scherp gezien, met een blik waarin woede en deernis volkomen samenvallen.

De taal van Claus wil je van de daken schreeuwen, of van de trap, of in het oor fluisteren van geliefden terwijl we met de wijsvinger kringen trekken rond hun navel. Je kunt er heidense litanieën mee prevelen, er elke denkbare afgod mee bespuwen. Zijn muziek verschoont ons, koestert ons, sart ons, verheft ons, zet ons op onze plaats en in ons hemd, en doet ons vaak schateren om onze eigen ongerijmdheid. Wij zijn koele Griekse goden, gemonteerd op de bokkenpotten van een geile sater.

Maar bovenal is zijn werk de verbeelding van het credo dat alleen de kunst, de eigenzinnige dimensie van het schone, ons heel even van onszelf kan bevrijden.
Nu hij dood is, nemen we stilaan afscheid van een hele artistieke generatie, geboren vòòr de laatste oorlog en door die oorlog getekend en gevormd. Een generatie die mee gestalte heeft gegeven aan de culturele, sociale en wereldbeschouwelijke ontvoogding van de Belg en de Vlaming. Weinigen hebben die historische omslag zo uitbundig in al haar dimensies van klank en beeld voorzien, en ze welhaast belichaamd als Claus, in leven en in werk.

Zo aanstekelijk zijn onverschilligheid voor dikdoeners en machtigen hem tekent, zo speels is zijn kunst, die zich niets aantrekt van dogma’s of doctrines, scholen of stromingen, theorie of academie. Hölderlin gaat in hand met Gezelle in Claus’ contreien, Virgilius met Liz Taylor. Kortrijk wordt een achterbuurt van Rome, of omgekeerd, kardinalen en ministers zijn niet meer of minder waard dan een boerendochter. Claus’ werk laat zich kennen als door en door democratisch, doortrokken van een radicaliteit die de politieke democratie in dit land en elders waarschijnlijk nooit zal bereiken.

Ik beschouw het als een onvervreemdbaar deel van zijn erfenis en de taak voor ons, zijn literaire nageslacht, om die radicale vrijheid en gelijkheid blijvend in ere te houden, en alle machten die haar willen knevelen, of knechten en bruikbaar maken, aan de kaak te stellen.
We leven dan wel in de eenentwintigste eeuw, hoeveel er ook veranderd moge zijn, ten gronde blijft alles altijd hetzelfde. Het is een bittere ironie dat de man die ons uitsprak als wezens die zich nimmer volkomen kunnen beschaven, postuum nog de les wordt gespeld door lieden waarvoor hij steeds een heilzaam gebrek aan ontzag heeft vertoond: prinsen van allerlei slag, kerkvorsten, prelaten en andere dragers van schaamteloze pretentie – het slag volk dat hem al van in zijn prilste jaren heeft willen kleineren.
Louter en alleen omdat de keuze van zijn levenseinde toevallig niet de hunne is, komen ze weer van onder de plaveien gekropen en spuien hun laffe gal. De eigen morele superioriteit celebreren boven het lichaam van een geliefde dode is geen heldendaad. Meneer de kardinaal: schaam je.

We hebben geen heren met mijters op nodig om te weten dat Hugo ook een mens was als wij allemaal. Zijn werk zou niet van zulke kracht getuigen indien hij niet als ieder ander heeft geworsteld met de grootheden van het bestaan; de liefde, het beminnen, de vleugels en de klauwen van Eros, het vaderschap, ouderdom, ziekte en de onafwendbare dood. Wij zijn allemaal dilettanten in de heikele kunst van het leven, en niemand van ons bereikt ooit de perfectie. Maar Claus heeft uit zijn vermogen en onvermogen ten minste geen zielige preken gepuurd, maar huiveringwekkende pracht.

Ik ben Veerle dankbaar dat we nog van Hugo afscheid hebben kunnen nemen, met een lach en een traan, en een laatste klapzoen. Ik heb met ontroering de rust ondervonden die van hem uitging toen hij eenmaal besloten had dat zijn tijd gekomen was.

Ik kan nog altijd niet geloven dat hij er niet meer is. Ik denk dat we allemaal ontzet waren de dag dat hij van ons wegging.

Laat ons troost vinden bij mekaar.
Laat ons genadig zijn voor mekaar.

We kunnen Hugo’s dood niet gepaster eren dan door het leven te vieren, al vloekend en vrijend, al gierend en tierend, en met veel roomsoezen en crème au beurre.

DE BENIEUWDE RONSENAAR














OLYMPISCHE DELEGATIES NAAR CHINA
MET TEXTIEL UIT RONSE

NIEUWE TEXTIELTOEKOMST VOOR RONSE?

TEXTIEL INNOVATIECENTRUM MOET ER KOMEN


‘Jongeren weten niet wat er allemaal mogelijk is in de sector’, dat zegt industrieel ingenieur Mieke Coetsier van Utexbel vandaag in een interessante bijlage van Jobat over het Belgisch textiel. Jobat is de weekendbijlage van De Standaard, Het Nieuwsblad en Het Volk. De hele teneur van de bijdrage onderstreept nog maar eens het belang van een Textiel Innovatie Centrum als nieuwe bestemming voor het gewezen Burgerlijk Ziekenhuis. De Benieuwde Ronsenaar selecteert voor u hieronder relevante passages en getuigenissen uit de Ronsese textielwereld.

'Ik werkte oorspronkelijk als textielingenieur in de productie, waar ik de leiding had over machines en medewerkers. Nu werk ik als aankoper in het bedrijf. Ik kende de textiel al van thuis uit en heb me daar door laten leiden. Zonder spijt. Sommige mensen denken bij textiel meteen aan de middeleeuwse fabrieken uit de film Daens. Ze zouden hier grote ogen opzetten. We werken met een hoogtechnologisch machinepark. We genieten ook van de resultaten van ons werk. Bij de Olympische Spelen gaan de Belgische delegaties gekleed in stof van Utexbel. Dat maakt me fier op mijn job’, aldus nog Mieke Coetsier.

Innovatie en specialisatie

Wie innoveert, heeft gekwalificeerde werknemers nodig. Het gebrek aan technisch geschoold personeel is een van de grootste belemmeringen voor de groei van de sector. Ervaren werknemers die vertrekken, worden bovendien niet altijd vervangen. Textielbedrijven kunnen ook niet altijd in eigen land investeren omdat ze hier vaak de mensen niet vinden om de laatste nieuwe machines te bedienen.

‘Over het algemeen heeft textiel een verouderde arbeidspopulatie’, zegt daarover Gert Heyerick, personeelsmanager van Utexbel. ‘Als er iemand op pensioen gaat, vinden we vaak niet meteen een opvolger, terwijl ervaring en kennis onmisbaar zijn voor onderzoek en ontwikkeling. Een steuntje in de rug van de overheid, zoals lagere kosten voor onderzoekers, kunnen we allemaal gebruiken.’

Om te concurreren met de lagelonenlanden, trekt de Belgische textielindustrie de kaart van innovatie en specialisatie. Ook Utexbel beseft het belang van innovatie. Werknemers kunnen er zelfs een innovatiepremie ontvangen. Paul Delusinne, die al 32 jaar in de weverij werkt, kreeg onlangs een premie voor het verhogen van de productie.

‘We hadden veel problemen met het breken van de draad in onze weefgetouwen’, vertelt Delusinne. ‘Ik heb een draad gezocht met een sterkere trekkracht, zodat ons werk niet meer zo vaak onderbroken wordt.’

Met de universiteiten en onderzoekscentra

Bij textielfabrikant Utexbel in Ronse ziet men de toekomst opnieuw rooskleurig tegemoet.

‘We beschikken over drie belangrijke troeven’, stelt innovatiedirecteur Jean-Luc Derycke.

‘Dank zij de verticale integratie van ons productieproces controleren we nu alles wat er gebeurt, van de aankoop van de vezels tot en met het eindweefsel. We werken ook samen met universiteiten, onderzoekscentra, klanten en leveranciers om nieuwe producten te ontwikkelen en patenten in te dienen. Tot slot hebben we een grondige kennis van de business zodat we ook totaaloplossingen kunnen aanbieden.’

Enkele jaren geleden nam Utexbel het materiaal van een technische spinnerij uit Frankrijk over. Nu kan het nieuwe producten aanbieden op basis van andere materialen, zoals zeer sterke, brandwerende, antistatische of geleidende garen.

‘We verwerken dat voornamelijk in textiel voor beschermingskledij, dat ook comfortabel moet zijn en gemakkelijk wasbaar,’aldus nog innovatiedirecteur Jean-Luc Derijcke.

Dit alles onderstreept de wenselijkheid om het voormalig burgerlijk ziekenhuis een nieuw bestaan te gunnen als Textiel Inovatie Centrum.

Bron: Jobat. Uit een brijdrage van Barbara Vandenbussche.

27 maart 2008

BEAU MONDE












Het grijpt je naar de ballen. Eer je beseft wat er ‘aan de hand is’ (figuurlijk welteverstaan), grijpt het je naar de keel. Het is rauw en reëel. Het sleurt je ver voorbij de grenzen van bescheten burgerlijk fatsoen. Het balanceert je tussen stomende seks en aftakeling. Eros en thanatos.

Koorddansend over de woelige rivier van de diepste menselijke emoties sleept het je genadeloos mee naar de oevers van de koele meren des doods. Het is als die straffe whisky uit de heupfles van Jack Nicholson in 'Easy Rider': hard doorslikken maar niettemin smakend naar nog. Het is ranzig en desolaat als de boterliefde tussen Maria Schneider en Marlon Brando in 'The Last Tango in Paris'. Het is vervreemding en verlatenheid. Het is hunker en verraad. Het is dat alles en daar bovenop al het onzegbare tussen twee verloren mannetjesdieren en één Bunuel- Belle de Jour.

Nadat Theater Voor Taal en Volk met het wondermooie sprookje van het Oneindige Verhaal eerder dit seizoen zijn beloftevolle jeugd een toekomst schonk en zichzelf daarmee een nieuwe jeugd, doet het zijn grote schare fidele bezoekers nu het mooiste cadeau wat het een volwassen doorgewinterd theaterpubliek schenken kan: authenticiteit.

Wim Van Coppenolle, Ronse’s onnavolgbare Tavi en onvergetelijke Hermes, lokt je mee in een kolkende rivier van tegenstrijdige gevoelens. Je lacht terwijl je eigenlijk huilen moet. Als sandwichman doet hij je denken aan 'Sjaaroo Gooebier' tijdens de matches van Club op het Park Lagache. Iedereen lachte om zijn onzekere stap onder de Martinifles. Maar in zijn blik door het kijkgat zag je als in een flits alle tristesse van een verloren bestaan.

Met zijn sandwichpanelen over de schouders en zijn megafoon in de hand verlaat Wim het pand, op naar The Boulevard of Broken Dreams. Zelden heb ik in de Volksbond iets gezien dat tegelijk zo tragisch en zo komisch is. Woody Allen, met iets van Chaplin.

‘Rust’ beklijft omdat het de zelfkant toont van de totaal vervreemde mens, aangezogen door het zwarte gat van het cynisme. Het hart als eenzame jager dat via haastige blow jobs en andere tricks and kicks van presidenten in de Oval Room, soelaas zoekt voor de hopeloze onmogelijkheid van dat ene ware verhaal omtrent liefde dat er echt toe doet.

Vroeger zouden de peetvaders en de goegemeente van de Christen Volksbond in spoedvergadering van het Middenbestuur vergaderd hebben om de voorzitter en voltallig bestuur van VTV op grond van ‘verregaande losbandigheid’ en ‘goddeloosheid’bij deze (s)tante pede de deur te wijzen.

En al blijken er nog altijd wel overspannen kardinalen te bestaan (hoogdringend aan Rust toe) om de loutering van het lijden op te ‘hemelen’: een stuk als ‘Rust’ toont je vooral hoe het is als je, anders dan Hugo Claus, niet maakt dat je tijdig wegkomt uit de hel van Alzheimer.

Er zal allicht ook altijd wel nog een of andere overjaarse fatsoenrakker gevonden worden om ‘danig geschokt’ op te stappen. Dan stiekem thuis te gaan zitten zappen, op zoek naar nachtelijke vunzigheid op het scherm.

Al is in deze 21ste eeuw de kans groter dat een of andere zeer verbolgen vogelliefhebber (bij manier van schrijven, in dit geval) Gaia erbij haalt. Elk tijdperk heeft zo zijn zeloten.

Het confronterende van een stuk als ‘Rust’ is dat het je met de neus op de blote feiten van het ware bestaan achter de gordijntjes van de hoge leeftijd drukt.

Het superieure theatertalent, de pure klasse en de immense ervaring van Geert Desmijtere maken dat zoiets nooit vulgair kan zijn, wel integendeel naar het einde toe onweerstaanbaar een subliem kunstwerk wordt van tederheid. Met hier dan weer iets van Luc De Vos op zijn best:

'Monique, die laatste dans moet je mij nog schenken.'

Véél eerlijker, veel echter en veel minder plat vind ik dit alles dan pakweg boer Sarkozy die zijn bloedmooie klassevrouw Carla Bruni te geeuwen zet in een fauteuil op Windsor. Als was ze een ten geschenke meegebrachte aarden theepot uit Vallauris.

Gaandeweg sleept topactrice Pascale Casseyas de ruwe steen tot schitterende diamant. Pascale is niet over ijs van één nacht gegaan bij de exacte plaatsing van haar personage. Het resultaat is totale inleving, pure naturel en een extreem hoog geloofwaardigheidsgehalte. Je hoort, je ziet, je voelt en je herkent de ondraaglijke zwaarte van het bestaan. In de ogenschijnlijke lichtheid van de verwoording.

Pascale ploetert in de modder en doorheen de fijne zeef van haar grote acteurkunst puurt ze pitjes van puur goud uit de klei van de schuttingstaal. Naar het einde toe gooit ze gaandeweg al het rauwe en ranzige van zich af en maakt ze, omringd door haar twee companen, van deze ‘Rust’ een sublieme parel.

Dit alles, de homogeniteit van een stuk dat nog lang nazinderen zal, is mede te danken aan de spontane regie met de duidelijk herkenbare, heerlijke nonchalance van Koen Lauwereyns. Bovendien geplaatst in een heel verrassend decor waarin de toeschouwer het hele wordingsproces tot in de details van de kostuum-en decorwissels mee beleeft. Een heel mooi …lekker stuk. Niet te missen.


'RUST' van Mathias Sercu in een regie van Koen Lauwereyns.
29 maart 2008 om 20 uur
4-5-11-12 april 2008 om 20 uur
Zaal Christen Volksbond – Zonnestraat 27 – 9600 Ronse
VTV-reservatielijn: 0478 888 444 of via www.teatervtv.be
(reservatie gewenst – genummerde plaatsen)
Verkooppunten:Colibri, Stationsstraat 30, 9600 Ronse
Café Christen Volksbond, Zonnestraat 27, 9600 Ronse
Niet geschikt voor -12 jarigen.

WRITERS IN RESIDENCE














MULLEMSE BOERIN

Kasseiweg die twee borsten schudt.
Houdt zij het stuur te strak om handen?
Stevig zit haar zitvlak onderstut
Dat schakels ervan knarsetanden.

De rit vertraagt, het vee kijkt laf
Alsof het aan haar leeftijd ligt.
Te stugge wind, geen weg bergaf.
Hoe zweet ze zich in evenwicht!

Geer haar weer haar landerijen
En dat hollen achter boer en os.
Ze haat het hotsen op kasseien,
Het gerinkel van haar stalen ros.

Margrietje Ommeganck

Uit: ‘Dichter bij de Vlaamse Ardennen’
Een poëziewedstrijd van alle bibs uit de streek.

26 maart 2008

BLUE MOON


20.

Late lentesneeuw maakt van ons dal een opkrullend wit blad, verloren gewaaid in de gleuven van Vlaanderen. De opwarming van de planeet wordt uitgesteld tot mei, na de ijsheiligen. Onder het vliegend tapijt van vlokken wordt al het onzegbare weggeschoven. Wit is altijd bedrieglijk. Wit is overgave. Wit is staakt het vuren.

Genadeloos scheurt onze stad verder weg van Ooit. Gretige affairisten in Italiaans namaakpak met wagens van vliegtuigstaal claimen hun rechten van de sterkste. Codex in de hand, dure woorden in de mond. Peter Singers' maximalisatie van de bevrediging. Jeremy Benthams’ utilitarisme.

Survival of the fittest.
Natuurlijke selectie.
De rijken rijker.

Het grootste geluk voor mij Alexander. Voor mij en voor geen ander. De wereld als gigantisch panopticum. Waarin lamme tamme pechvogels zichzelf horen te bewaken. Discipline, toezicht en straf, jawel Michel Foucault.

Fermez fermez la cage aux oiseaux.
Regardez-les s’emmerder c’est beau.

Op link zijn komt het aan. Je medemens als stuk shit. Misprijzen voor de minder werkzame. Minachting voor de minder sluwe. Verachting voor de minder gewiekste. Dédain voor de boer. Dédain voor de zoon van de slager.

Snel rijk worden in onze vergeten vallei, dan maken dat je weg komt. Naar de zee, naar de zon. Genieten middenin het groen: van elders.

Onder de laatste sneeuw, mijn argeloos Sneeuwwitje, willen ze met hun vlot verwoord populisme de finale tweedeling tussen reuzen en kabouters, tussen egotrippers en daytrippers.

Daar bovenop, mijn radeloos Sneeuwwitje, bestendigt hun pseudosolidariteit de bijtende armoede van je gebroken bestaan in ons dal. Van hun zogeheten leefgeld zal je niet echt meer kunnen leven. Hooguit zal je mogen doen alsof je het redt.

Goedkoop wonen zal je. Maar dan zonder alle verre dromen van anderen. Vermalen zullen ze je, in de gepeperde molen van hun armoedecliëntelisme.

De nieuwe elite is klaar
voor het Masters-tornooi
golfstick van diamant
luie leegte gouden kooi
na de textielbaronnen
ziehier de bouwbaronnen
het oude erfgoed van de stad
gaat genadeloos plat
beton per vierkante kilometer
voor goud per kubieke meter

Virtuele beelden van megaprojecten voor hypothetische tweeverdieners staan haaks op de ware werkelijkheid van barre armoede. Het officiële verhaal klopt niet. Cijfers staan haaks op de ervaring. Het mooie verhaal komt van boven, de harde perceptie komt van onder. Slachtofferhulp komt als een vege oorvijg na de Pasen.

We zien de barsten in het sneeuwtapijt over onze stad. We zien hoe onze ware wereld wegscheurt onder al hun vermeende verhalen erover. Zoals een ijsschots wegglijdt van Antarctica. Alle ijsberende softe teddyberen moeten finaal kopje onder. De pinguins hebben hun achterste veilig op het droge. Op Drievuldigheidszondag mogen ze in de cortège.

We zien hoe het geld stiekem transiteert van verkiezingskassa naar marketingbaas en vice versa in de zakken van ons kent ons. Wederdienst hier, benoeming daar, vergeet mijn envelopje niet, nietwaar.

We zien hoe zich over ons dal een web van nieuwe netwerken spant, onder een woud van telefoonmasten en schotelantennes. We zien vriendenkringen, concentrische cirkels, belangenclubs. We zien ons dal als het nieuwe thuisland van nergenshuizen. We zien de telefoonwinkels en de geldcircuits naar het Beloofde Land van altijd.

Ze zouden zij ons bijkans doen vergeten
hoe schoon ons dal is voor wie het ziet
in de laatste kreet over de late sneeuw
snukken we aan snaren zingen we ons lied.


‘Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

25 maart 2008

BLOG NOTE


















Jotie T'Hooft,
een oergezellig bruin café


Een zwarte diamant
die niets of niemand
onberoerd liet.

Tekst & regie: Nicolas Mannens

SPEL:

KATRIEN WEMEL













Speeldata: vrij 16, woe 21 & 28 mei 2008
In Theater Tinnenpot
Tinnenpotstraat 21
9000 Gent
Tickets: 10 euro
Reservatie: 09 225 18 60 of tinnenpotinfo@pandora.be
Meer info: http://web.mac.com/nicolasmannens
klik op affiche voor details

LA VIE EN PROSE


Comme d’autres léguent leur corps à la science, Hugo Claus a fait le don du sien à une philosophie de pointe de la mort. Au grand dam de ceux qui continuent à prôner la purification de l’âme par la souffrance d’une mort lente par coma sédatique et acharnement palliatif. Il faut avoir vu souffrir atrocement des proches pour savoir de quoi on parle.

L’immense écrivain Hugo Claus a choisi de voir la mort en face. Aidé par les remous des brébis , sa mort fait de lui désormais un exemple d’humanisation de fin de vie. La mort de Claus est à l’image de son oeuvre gigantesque et de son existence affranchie, libre et d’avant-garde. Son acte parachève sa vie si riche en créations diverses d’homme universel. Hugo Claus n’a pas attendu une ‘vie nouvelle et éternelle’ hypothétique. Lui, le joueur, n’a pas pris le pari si opportuniste et douteux de Blaise Pascal. De son vivant comme de son mourant il a choisi d’être un homme de Renaissance. Là cérémonie des adieux des amis précédant son départ me fait penser à Mon Oncle Benjamin de Jacques Brel. L’oncle qui met les voiles, célébrant la vie comme une fête de tous les jours. Quand la fête s’arrête, on n’allume pas les bougies: on souffle dessus.

Ainsi, comme l’explique Spinoza, la mort ne devient autre qu’une compagne fiable, qui donne à chaque instant la saveur de l’unique. Le temps passe, et nous avec lui. La mort n’est ni un futur, ni le terme de la vie, mais le paquet des souvenirs et la compagne de chaque instant.

Loin des querelles dans lesquelles se perdent déjà cardinaux, frères de misère et autres politiques (Claus écrasant l’infâme le jour même de Pâques, ça aurait du lui plaire beaucoup) la philosophie de la mort, pour Vladimir Jankelevitch, est une méditation à la vie. Voir la mort de face est la seule attitude qui l’envisage avec sérieux.

Jankelevitch: ‘Ce sont les croyants des religions qui ne sont pas sérieux. Il y a une grande différence entre les valeureux qui regardant la mort en face, vivent sans y penser et les lâches qui, regardant ailleurs, ne pensent qu’à ça.’

Les philosophies ne sont pas des points de vue, mais des points de vie. Des terres grasses oû fleurissent, même tige, le dogme et le doute.

Faut-il donc laisser vivre dans la souffrance inhumaine cette malheureuse Chantal Sébire, aveugle et défigurée monstrueusement, le visage ravagé par une tumeur et totalement perdue devant une médication s’avérant inopérante et donc infructueuse? (Il y a des cas dans lesquels les meilleurs soins palliatifs ne marchent pas, matière à réflexion de plus).

Faut-il vraiment l’obliger au suicide devant le refus d’une société trop rigide, pour la délivrer de ses souffrances?

Faut-il empêcher Hugo Claus d’être l’homme libre de ses choix. D’être le seul et unique et vrai Hugo Claus depuis toujours et jusqu’au bout?

Au nom de quel hypothétique salut duquel jamais personne n’est revenu? Au nom de quelles belles promesses de vie éternelle? (Et encore: le salut n’est pas donné à tout le monde, mais prédestiné aux élus du seigneur…voir le 'père d'église' Saint-Augustin)

Ce serait finir de croire en la terre des hommes de demain.

Terre des Hommes
Planète du Petit Prince

‘L’âge adulte est à la portée de tout le monde, mais l’enfance, le génie ingénu n’est accessible qu’aux grandes personnes qui savent regarder – simplement – ce qu’elles ont sous les yeux.’

-------------------------------------------------------------------------------
-‘Donner un sens à l’existence’. (Ou pourquoi le Petit Prince est le plus grand traité métaphysique du XXe siècle). Jean-Philippe Ravoux. Robert Laffont.
-‘La philosphie un jeu d’enfant.’ Raphaël Enthoven. Fayard.
-‘Filosofie’. Jeremy Stangroom. Uitgeverij M.
-‘Filosofie.’ Stephen Lauw. Unieboek Focus.

‘La vie en Prose’. ‘Journal Intimide’.
Illustration: ‘Un peu plus près des étoiles’.
Copyright Stef Vancaeneghem.

24 maart 2008

BEAU MONDE

GENIETEN MIDDENIN HET WIT
VAN DE VLAAMSE ARDENNEN...


Van onze compaan hobbyfotograaf Lamp deze schitterende beelden, recht vanuit de Vlaamse Ardennen.




>















Meer moois omtrent de lentesneeuw op:
http://web.mac.com/lamp5
alle foto's: copyright Lamp