30 mei 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR


ERIK TACK BUIST LUC DUPONT

‘HIJ HEEFT HET TIJ NIET KUNNEN KEREN’.

PORTRET VAN EEN VERONTRUSTE WONDERDOKTER


Oppositieleider Erik Tack van Het Vlaams Belang vindt dat burgemeester Luc Dupont er na twintig jaar politiek weinig van bakt .
Tack: ‘Hij heeft het tij niet kunnen keren. Met Ronse gaat het helemaal niet beter.’ Tack vindt ook dat Dupont als burgemeester veel te slap reageert op de UCL enquête waarin Ronse wordt uitgeroepen tot slechtste gemeente van Vlaanderen. ‘Dupont maakt er zich van af door te zeggen dat het gaat om oude cijfers. Maar het is de taak van de burgemeester om assertief te reageren.’

Erik Tack zelf staat nu na die zoveelste klassieke statements van oppositie versus meerderheid op de tweesprong. Hij kan de populistische paden blijven bewandelen en daarbij kiezen voor het goedkope persoonlijke succes. Of hij kan, met alle Ronsenaars Tuupe, voortaan gaan voor Ronse. Het hele verschil tussen middelmaat en grandeur. Portret van een verontruste wonderdokter.


To do’s voor Luc Dupont

Wat moet Dupont dan volgens Tack wel doen? Tack houdt voor Dupont een hele waslijst to do’s in petto.

Hij moet reageren op deze studie en de relativiteit ervan aantonen.
Hij moet Knack contacteren en in een interview een en ander verduidelijken.
Hij moet een betaalde mededeling publiceren met de troeven waarover Ronse beschikt.
Hij moet de afschaffing eisen van de faciliteiten.
Hij moet aan Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Immigratie vragen maxima voor immigratie op te leggen.
Hij moet een Comité van burgemeesters oprichten om de criminaliteit aan te pakken.
Hij moet veel intensiever werk maken van de herurbanisatie van achterstandswijken in plaats van De Kloef.
Hij moet een professionele Citymanager inhuren om het kleinhandelscentrum aantrekkelijker te maken.
Hij moet een project bedenken waardoor Ronse gekoppeld wordt aan een positief imago.

Tack presenteerde zijn voorstellen gisteravond in de Lou Pahou op een geanimeerde lunch voor de verzamelde pers in aanwezigheid van zijn fractie.

Geen vreemdelingenhaat, wel vrees.

Wat Erik Tack drijft, is zijn diepe ingebakken angst dat de ondergang van het avondland er nu snel zit aan te komen. Hij vreest dat onze oude westerse waarden worden bedreigd door een vreemde cultuur en godsdienst die onze verworvenheden (bijvoorbeeld de gelijkheid tussen man en vrouw) weer helemaal op de helling zetten.
Terecht of niet: die diepe angst van Tack is oprecht. Om ze gestalte te geven, baseert hij zich op cijfers van de integratieambtenaar. Daarmee wil hij bewijzen dat het hoge migratiepercentage het sociale weefsel van Ronse helemaal onder druk zet en uiteindelijk helemaal ondersteboven gaat halen. Als het zover is, ziet Erik Tack al een Ronse waarin de allochtone gemeenschap het helemaal voor het zeggen heeft.

Tack ziet ook geen enkele beterschap met de komst van de ‘schepen van allochtone afkomst’ Nedia Gmati-Trabelsi.

Tack:‘Vele initiatieven heeft de Ronsese bevolking nog niet gemerkt. De aanwezigheid van de allochtone gemeenschap aan het Ronsese culuurleven is er tot op heden niet op vooruit gegaan. Wanneer de eerste initiatieven hiertoe? Als men stelt dat deze mensen er nu eenmaal zijn en we hun aanwezigheid moeten aanvaarden, dan is assimilatie de enige mogelijke optie.’

Let op het subtiele verschil tussen assimilatie en integratie. Zoals integratie iets anders is dan ‘integriteit’.

Erik Tack houdt bij die terminologie vol dat zijn zorg helemaal niet gevoed wordt door vreemdelingenhaat. Volgens hem strookt zijn vertoog integendeel volkomen met (de al dan niet christelijke) humanistische en democratische principes. Het botst ook nergens met de eed van Hippocrates die hij als arts gezworen heeft. Op het persoonlijk vlak en als arts beschouwt hij elke mens als evenwaardig. Op het politieke vlak wil hij echter opkomen voor de verdediging van de oude westerse waarden. Tack zegt daarbij niemand te willen uitsluiten uit Ronse: noch de francofonen noch de allochtonen. Wel geeft hij toe op te komen voor separatisme en een onafhankelijk Vlaanderen dat België loslaat. En dus om te beginnen voor een Vlaams Ronse zonder faciliteiten en liefst zo weinig mogelijk allochtonen door een beperking (via quota) van de migratie. Het staat buiten kijf (zijn verkiezingsresultaat bewijst het) dat nogal wat Ronsenaars zijn mening delen.

Het wordt tuupe of het wordt niks

Voor wie de politiek in Ronse volgt, is dit alles echter niet nieuw. Wel nieuw is dat Tack nu duidelijk op een tweesprong van zijn politieke carrière staat. Als Ronsese politicus kan hij daarbij twee kanten uit. Of hij gaat door op al zijn vertrouwde thema’s die hem weliswaar stemmen opleveren maar die voor de rest de Muilebeike alleen maar zwarter dan zwart blijven kleuren.

(Eenieder weet dat de faciliteiten vergrendeld zijn. Elke vraag van ene burgemeester Luc Dupont om ze in Ronse af te schaffen zal in Brussel behalve op ‘non’ hooguit op hilariteit worden onthaald. Daarnaast situeert het probleem van de migratie zich in deze geglobaliseerde wereld vol armoede veeleer aan de buitengrenzen van Europa, dan aan de stadsgrenzen van Ronse).

Tack kan dus eindeloos blijven hameren op zijn spijkers. Of Ronse daarmee opschiet, is maar zeer de vraag. Hij kan de vrees van het verontruste westen blijven bespelen. Gaandeweg zal de laatste Ronsenaar dan wèl doorhebben dat Tack hiermee gewoon maar aanschuift in de rij ‘Ronsese Reuzen van de politieke middelmaat.’ En die hebben we de afgelopen vijftig jaar allemaal al gehad. Door alleen maar te zeggen wat fout gaat, red je Ronse nog niet.

Maar Erik Tack heeft het misschien in zich om meer te worden dan dat. Er rest hem nu nog de tijd om het nu maar eens over een heel andere boeg te gooien en dat Grote Ronsiese Chagrijnverhaal van hem los te laten. Niet dat iemand van hem verwacht dat hij daarom zijn overtuiging en zijn door velen gedeelde zorgen om het avondland opgeeft. Maar hij kan wel het verschil maken tussen enerzijds de zoveelste Ronsese politicus die alleen maar aan zijn carrière en eigen kiezers denkt en de grote Ronsenaar die 'tuupe' met àlle Ronsenaars gaat voor Ronse.

In de scherpe maar oprechte dialoog die Tack nu aangaat met de pers zit mogelijks de eerste aanzet naar die nieuwe, minder contraproductieve manier om aan politiek te doen voor Ronse. Zeggen dat Dupont er niks van bakt klinkt misschien stoer, maar niemand is nog dupe. Elke Ronsenaar weet dat Dupont er ‘avec les moyens du bord’ dag na dag het beste probeert van te maken voor alle Ronsenaars. Als oppositieleider nu komen zeggen dat het imago van Ronse niet deugt als je zelf jaren lang hard aan die negatieve perceptie hebt mee getimmerd, daarmee overtuig je alleen nog je achterban. En die zijn al overtuigd van je grote gelijk. Het gaat natuurlijk om alle anderen: nog altijd een meerderheid in Ronse.

Tack kan met andere woorden nu de sprong wagen naar het echte Ronse van vandaag. Niet langer blijven hunkeren naar het Ronse dat niet meer en ook nooit meer kan bestaan. Hij kan aldus veel meer worden dan de klokkenluider of fluitspeler van Ronse die hij is. Hij kan in hogere versnelling gaan voor Ronse en àlle Ronsenaars. Zonder onderscheid van rang, ras of taal.

Dat vergt moed. Politieke moed. Zijn stekje in de Ronsiese geschiedenis kan er een andere dimensie door krijgen. Op de dag dat hij voor zichzelf dan de balans maakt van wat hij voor Ronse heeft gedaan, zal voor de gedreven en intelligente man die hij is dààr het grote verschil liggen. Het wordt kiezen tussen de middelmaat en de grandeur. Het wordt Tuupe voor Ronse of het wordt niks .

29 mei 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

STAKING BIJ UTEXBEL : (UPDATE MAANDAG 2 JUNI)

STAKING VOORBIJ. WERKNEMERS WEER AAN HET WERK.

WERKNEMERS EN DIRECTIE TEKENEN DIT AKKOORD:



















TEXTIELBAAS GRIBOMONT VERLEGT DISCUSSIE

NAAR DE OVERLEVING VAN ZIJN BEDRIJF


STANDPUNT WERKGEVER:













STANDPUNT WERKNEMERS:

BLOG NOTE

28 mei 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR













VERMALEDIJDE VORSTIN DER VLAAMSE ARDENNEN

DE KLIM UIT DE VERGEETPUT VAN VLAANDEREN

VOORDEUR VAN VLAANDEREN
ACHTERPOORT VAN WALLONIE


Het weekblad Knack vroeg me vorig jaar om een verhaal dat een antwoord zou zijn op de vermaledijding van Ronse in een UCL-enquête waarin Ronse wordt gebanvloekt als 'minst leefbare stad'. Na de hernieuwing van die vermaledijding vorige week, hieronder voor u fidele bloglezer, de initiële én herwerkte versie van mijn Knackverhaal.

Van fiere Vorstin der Vlaamse Vlaamse Ardennen tot koningin der foute lijstjes. Hoogste werkloosheid in de regio. Laagste fiscaal inkomen. Leegstand. Hoogste instroom van allochtonen. Minst gegeerde plek om te wonen. Er gaat geen semester voorbij of er duikt in de media alweer een nieuwe onheilstijding op omtrent Ronse. But how does it feel to be on your own, like a Rolling Ronsenaar? Een poging tot antwoord.

Ronse, de late fifties. Jacques Brel schreeuwt ‘Les Bourgeois’ op de planken van de Familia. De profeet van de Belgitude is die avond het idool van het soort van burgerdrollen dat hij zelf het liefst genadeloos kapittelt in ‘Ces gens-là’. Een verzameling zichzelf verfransende Vlamingen die hun achternamen vergeten. Witteboordburgers die liever de taal van hun patron spreken, daardoor bij hem in het gevlei willen om aldus vlotter op te klimmen in de weverij waar ze het inmiddels al tot ‘chef de la comptabilité’ hebben geschopt. Min of meer welvarend zijn ze. Met hun zalmkleurige Borgward, hun zilvergrijze Studebaker en hun eerste kleuren-Telefunken. Hardnekkig smachtend, vanuit hun enge kleinburgerlijkheid, naar erkenning door deze Belgikaans broebelende middenklasse van omhoogvallen zelfverklaarde textielbaronnen. Aan de bar, na het optreden van Le Grand Jacques, zie je ze zelfgenoegzaam nippen aan hun fluitje Taittinger. C’était le temps où Renaix se prenait pour ‘Le Petit Bruxelles.’

Van vroeger naar nergens

Ronse-Renaix, de vroege sixties. Maar al te trots zijn ze op wat al lang aan het wegdeemsteren is in de cumulo nimbusjes van Cubaanse Monte Christo’s en in ijltempo vervliegt in walmen Courvoisier. Zo vastgeroest zijn ze met zijn allen de Oude Ronsenaars, in hun certitudes. Dieu. Patrie. Progrès. Opgesmeten in voorgekauwde waarheden uit hun bijbels genaamd La Libre Belgique en Pourquoi Pas? Met Jan Verroken als ‘ennemi public numéro un’. Verroken, ‘ce tombeur de Louvain’, ‘ce fossoyeur de la Belgique’. ‘Monsieur Verbroken’. Gretig belachelijk gemaakt door studentikoze sketches van de Brusselse tweederangskomiek en RTBF-creatuur Stéphane Steeman.
De Vlaamse Ronsenaars – niet meer zo eensgezind want verscheurd sinds de terechtstelling van oorlogsburgemeester Leo Vindevogel - daar met zijn allen tegenin. Achter hun fanfare van dorst zonder honger. Mèt drumband. Onder de vaandels van de Kristen Volksbond, (‘de thuis van Valère Depauw auteur van Tavi’) naar de Sint-Hermeskerk. Hoogmis. Donderpreek omtrent het zondig bestaan en dreigend hellevuur. En terug naar ‘Den Tap’, voor het biljart en kieken met perzik na.

De Ronsese socialisten een ietsepietsje minder Vlaams. Want solidair met de Waalse broeders van over de ‘Collines.’ Ellezelles. Saint-Sauveur. Amougies. Dergneau. Wattripont. Flobecq. Doch wel met hun machtig mooie karmijnrode ‘trekzakken’ van de Accordeonschool. Muziekgenius en latere jazzgrootheid Etienne Verschueren achterna. Op naar het Rode De Malanderplein. Avanti populo, alla riscossa.

De Volksbond voor de Vlamingen. De Patria voor de Franstalige katholieken. De Harmonie voor de blauwen. Het Feestpaleis voor de roden. Met zijn allen regelrecht van vroeger naar nergens.

Maskers van gestolde almacht

Oude films die nu in Ronse vanuit de Cinéclub digitaal weer opduiken tonen je hoe hun bloedserieuze bonzen dit Ronse eens rap gaan redden, zie. Hoge hoeden. Maskers van gestolde almacht. De schone schijn statuskikker te zijn. Maar de kiekens met of zonder perzik zijn niet meer wat ze waren en het beloofde praalgraf op het ereperk van het nieuwe kerkhof aan de Hogerlucht lonkt al: in de alweer hoogdringende kleine behoefte die de grote voorman steeds vaker en hardnekkiger zijn nachtrust ontzegt.

Ronse-Renaix is dan een stad zoals je die nu alleen nog in onderbelichte amateurfilms ziet. Alles is hier al vele malen gezegd en geschreven, in elk zijn eigen bijbel. ‘Le Ralliement’ en ‘Le Courrier de Renaix’ voor de Franstalige katholieken. Le ‘Journal de Renaix ‘ voor de liberalen. ‘Voor Allen’ en ‘De Verbroedering’ voor de socialisten. ‘De Ronsenaar’ (‘De megafoon van Jan Verroken’) voor de Vlaamse katholieken. Ronse als een kleurboek. Wie buiten de lijnjes kleurt, is een zwarte, een inciviek. Het Ronse dat eigenlijk al niet meer bestaat. Maar niemand die het zien wil.

We zijn halverwege de sixties nu. Ronse Vlaams? Neen-Non! Verzamelen geblazen op de Grote Markt voor de grote betoging van de (eentalig Franstalige) ‘bilinguisten’. Emile Cuvelier ziet, net als zijn vriend Herman De Croo het gat in de Franstalige Ronsese kiezersmarkt en duikt Omer Van Oudenhove achterna. ‘Mon parti? C’est mon pays.’ ‘Pour la liberté du père de famille’. Belgische vlaggetjes aan alle vitrines om te zeggen (dan al): Renaix Bilingue.

Maar de taalwet van ’63 splijt Ronse genadeloos middendoor. Tweetalig zal het Sint-Antonius van Paduacollege - Collège Saint Antoine de Padoue wel nooit meer zijn. De Franse klassen wacht leegstand, worden al vanaf het schooljaar ’62-’63 uitdovend. Op school verdwijnen de schoolvoetbalmaats van de collegeploeg weer achter hun Collines. Naar Papignies, Maulde, La Hamaide. Nog één keer samen de Kardinaalsbeker en dan: ‘Adieu, biroute’. Weg zijn ze. Naar hun eigen Louvain-la-Neuve.

La couleur locale a changé

Van dan af zullen alle anderen winnen en de Ronsenaars verliezen. Voor lange tijd, zo zal blijken in die laatste decennia van het fin de siècle. Want iemand in Brussel heeft die streep nu eenmaal door Ronse getrokken. Met of zonder Nationale Voogdij: de faciliteiten zijn er en ze blijven maar duren. Ze houden Ronse onder de duim. Ze beletten dat Ronse fusioneert met bijvoorbeeld Nukerke (nu Maarkedal) en Zulzeke (nu Kluisbergen). Ronse stad zal alle statitistiekjes in zijn eenje moeten torsen.

Alleen een vrijgevochten man als gewezen stafhouder en schepen van Ronse Bernard Van Den Daele zal het ooit aandurven om, namens alle Vlaamse Ronsenaars, in de Brusselse Magdalenazaal ten aanhore van ‘de man van één miljoen stemmen’ Leo Tindemans en het hele oppermachtige christen-democratische establishment van die dagen een volwaardig Vlaams recht van bestaan voor Ronse op te eisen.

Want Ronse is dan wel géén tweetalige stad, een voluit Vlaamse identiteit wordt haar ter plekke door een harde fransdolle kern nog lang niet gegund. Ronse rijdt zichzelf integendeel muurvast op de onwil van enkele convergerende kliekjes die weigeren om in de faciliteiten te zien wat ze zijn: een overgangsmaatregel die hen de tijd moet laten zich aan te passen aan de Vlaamse eigenheid van Ronse.

Maar er is meer aan de hand. Het onderlinge taalgekibbel komt bovenop dreigende zwarte armoede door de textielcrisis. Ronsenaars kunnen dit intern gekibbel van hun politieke voormannen nu missen als de pest, hebben andere zorgen aan de kop. Helaas.

In de gangkes en cités rond de oude textielfabrieken schuiven de omgekeerde rieten stoelen voor de werkmanshuisjes één na één stil naar binnen. De weverijen staan zwaar onder druk van buitenlandse concurrentie en nieuwe producten. Voor aanpassing en nieuwe technologie is er allang geen geld meer. Dit vanwege de iets te weelderige levenswandel en pronkzucht der textielbaronnen.

De wevers dienen aldus één na één afscheid te nemen van hun fabriek. Ze maken kennis met de rij lotgenoten in ‘de Poermagazijnstraat’ (RVA). Ze verlaten hun huisje voor onderdak in goedkope sociale woonkazernes, nemen afscheid van hun buurman, hun scharensliep. De lokale figuur Buuntsies Nuitsies wordt gehuldigd ten stadhuize, is eigenlijk bij leven al Ronsese folklore. Has been. Net als Ronse.

De Patria, één van de mooiste historisch waardevolle gebouwen van de stad, en tempel der oude katholieke francofonie gaat genadeloos tegen de vlakte. Het neerslaan van de Patria kan tellen, als symbool voor het vergaan van de oude zekerheden en verhalen van de stad Ronse. Alles is gezegd. De grenzen zijn getrokken.

De verdamping van Renaix

Ronse loopt nu helemaal verloren in het labyrinth van het nieuwe geregionaliseerde België. Burgemeesters stoten zich met hun kop tegen de Nationale Voogdij. Ronsese parlementsleden maken Ronse zelf vleugellam: met hun eigen profileringsdrang en hun onderling gekibbel. Het is altijd de schuld van Jan Verroken (Oudenaarde), van Herman De Croo (Brakel) van alle anderen. Nooit eens van hen.

Bovenop de textielcrisis komt de machteloze besluiteloosheid en de middelmaat van de Ronsese nationale gekozenen als de definitieve doodssteek.

Alleen Orphale Crucke de populairste Ronsese politicus allertijden, slaagt erin tijdens zijn bestuursperiode de ban te breken en Ronse weer op de kaart te zetten. Dag en nacht weert hij zich als een duivel tegen de reuzen van de middelmaat, tegen de vooringenomenheid en de bekrompenheid. Maar trop is na twaalf jaren ten dienste van alle Ronsenaars zelfs voor de leeuw Crucke teveel. Zeer tot spijt – tot op vandaag - van zijn brede achterban. Ronse zakt hierna weer weg in de vergeetput van de federale staat. De koningin wordt eerst verwaarloosd, dan verstoten.

Ronse verdampt nu in de politiek van elders, gevoerd met de stemmen van de Ronsenaars. Ronsesese parlementairen bij hopen. Maar géén eensgezinde Ronsese politiek.

De illusie van tweetaligheid zorgt voor een instroom van gelukszoekers. Allochtonen vanuit Brussel, Walen vanuit het hinterland over de taalgrens.

Rampgebied Ronse

De neergang van Ronse zit er nu pas goed zwaar aan te komen. Het halfslachtige statuut van Ronse brengt de Ronsenaars niks dan nadelen. De N60 stopt boven de Kruissens. De A8 toont zijn rug aan Ronse, in Frasnes. Wat een industriële en commerciële troef had moeten zijn, wordt een regelrechte ramp.

De eurosubsidies gaan naar wegvluchtende (Vlaamse) bedrijven in Leuze of Doornik. Minder arbeid geeft minder koopkracht. Minder koopkracht geeft minder klanten. Minder klanten geeft minder commerce. Ronse duikt de dieperik in. Twintig jaar na de faciliteiten is Ronse nog de commerciële schaduw van wat het was in de fifties. Zelfs de markt op woensdag en zaterdag wordt een gruyère.

Het stadsscentrum verkrot. De winkelstraten ogen als het verlaten stadje waar Lucky Luke en Joly Jumper zich door haasten: op naar betere oorden. Ruimte voor Daltons en consorten.

Maar nog is de bodem van de kelk niet geledigd. Door de opstekende verdoken armoede worden de oude patriciërshuizen niet langer onderhouden, gaan van de hand voor een prikje. De arbeidershuisjes worden door de laatste bewoners of door hun ongeïnteresseerde erfgenamen van de hand gedaan voor peanuts.

Textielcrisis, goedkoop wonen, hoge werkloosheid, hoge migratie duwen Ronse aan de onderkant van alle statistiekjes. Niemand blijkt de vermaledijding van Ronse nog te kunnen breken.

De Ronsenaars zijn nu helemaal op zichzelf aangewezen. Niemand luistert nog. Halverwege de jaren negentig is Ronse een borinage-achtig spookstadje. Met een hoge perceptie van onveiligheid. Achterdeur van Vlaanderen. Achterpoort van Wallonië.

Het orkest speelt maar voort

De faciliteiten duwen Ronse in de werkloosheid - 12 percent tegenover 4 percent elders- omdat een kliek fransdolle eentaligen ze decennia lang afwendt van hun ware bedoeling: de Franstaligen toelaten zich aan te passen de Vlaamse identiteit van Ronse. Aldus doelbewust de valse perceptie in stand houdend dat Ronse een tweetalige stad is waar eentalige Franstaligen aan de bak kunnen komen.

Taalhoffelijkheid voor de Waalse broeders en klanten van over de Collines wordt moedwillig verward met het echte taalstatuut van Ronse. Een ramp voor de industriële, commerciële en maatschappelijke ontsluiting van Ronse.

Met fransdolle ‘franskiljons’ wordt bedoeld Ronsenaars met mooie Vlaamse achternamen die zich omwille van hun hautain elitarisme blijven verschuilen achter een andere taal dan die van hun afkomst en waarin ze tot hun eigen achternaam verraden. Gecomplexeerde zelfverklaarde ex-Vlamingen die hun roots verloochenen omdat het Frans beter staat als taal van de ‘betere klasse’. Het Frans is voor hen als een VIP-kaart. Daarvoor offeren ze hun afkomst op. Daarvoor verraden ze hun land, hun taal, hun volk.

Het gaat vandaag nog om een vrij beperkte kliek van een paar honderd ‘Flamands qui s’ignorent’ die zich in hun laatste convergerende netwerken en serviceclubjes gedragen als de laatste Ronsese would be-elite die ze willen naäpen maar die allang niet meer bestaat, hoe dan ook nergens meer voor staat.

De Titanic zinkt. Hun orkestje speelt vrolijk voort. Het deuntje van Het Grote Gelijk, tegen alle beter weten in. Op een wolkje, net als Leonardo Di Caprio en Celine Dion. Maar het schip gaat zo meteen finaal de dieperik in. Bootje zinkt zo.

Want terwijl ze altijd al zo hardnekkig hun best bleven doen om zichzelf te verloochenen en ‘erbij te horen’ waren de laatste Ronsese ‘baronnen’ al langer verdwenen naar hun villa’s in ‘Knokke-Le-Zoute’, ‘Coxyde’ of ‘Saint-Martin de Latem’ waar hun nieuwe domicilie hen bovendien al toeliet niks geen opcentiemen te betalen aan Ronse op het hoge inkomen dat ze op de arbeid van de Ronsenaars binnen hadden gehaald. Of ze gingen failliet. Of ze verloederden zichzelf weg in decadentie. Of ze gingen dood. Nog andere ondernemers verlieten Ronse voor de zilverlingen elders. Weg waren ze ….naar Wallonië. Waar ze vette eurosubsidies konden binnenrijven in het land van Dieu Spitaels. Ronse en de Ronsenaars konden hen andermaal gestolen worden.

Het perceptieprobleem van Ronse

De faciliteiten waren oorspronkelijk bedoeld als overgangsmaatregel om Franstalige Ronsenaars toe te laten zich aan te passen aan de Vlaamse identiteit en het Vlaamse onderwijskarakter van Ronse. Veel Franstaligen hebben dat in Ronse ook consequent gedaan. Was er aanvankelijk nog een schoolse vlucht naar Waalse colleges en athenea van Leuze en Anvaing, dan stuurden gaandeweg steeds meer van die families hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs.

Een koppige kern hautaine elitaristen weigerde echter de ronduit Vlaamse identiteit van Ronse te erkennen. En het is precies die hardnekkigheid die de valse perceptie van tweetalige stad kunstmatig in stand houdt en Ronse in de armoe duwt.

De gevolgen daarvan zijn zichtbaar in alle statistiekjes. Een ‘chauvinistisch Ronsenaar’ als uw dienaar kan zich dan al gepakt voelen als Knack een enquête publiceert waarin Ronse weer eens slecht scoort: het heeft maar weinig zin om op de boodschapper te schieten en voorbij te gaan aan de oorzaken van de onheilstijding.

Als het VRT-journaal op de ‘Dag van de Armoede’ een item zoekt, is de markt van Ronse gauw gevonden. Terwijl verdienstelijke armoedewerkers van ‘De Vrolijke Kring’ voor de camera goedbedoeld hun onmacht tegen de Ronsese armoe uitschreeuwen, wordt tegelijk bij potentiële investeerders en betere tweeverdieners (waarop het Ronsese stadsbestuur nu mikt) alweer die perceptie aangescherpt van het Ronse uit de foute statistiekjes : als een te mijden plek. Vicieuze cirel.

Monsieur le président

Ronse is géén tweetalige stad. Ronse is een Vlaamse stad voor de bestuurders met faciliteiten (op aanvraag) voor Franstalige bestuurden. Dat is iets totaal anders.
Die valse perceptie doet eentalige Walen van over de taalgrens en eentalig Franstalige allochtonen uit Brussel verkeerderlijk denken dat ze in Ronse aan de slag kunnen. Wie echter vandaag als ééntalige in Ronse zijn geluk komt zoeken, vindt geen werk.

De in Ronse geboren jonge allochtone schepen van Onderwijs Nedia Gmati-Trabelsi (Sp.a -Groen!) heeft dat als ervaringsdeskundige van de derde generatie heel goed begrepen. Zij zet alles op vroege en complete taalintegratie. Dat ze haar beleid en haar vaste wil om daarin te slagen uitgebreid als gastspreker kan komen toelichten voor Ronse’s meest spraakmakende serviceclub Marnixring Ronse Taalgrens is een reuze sprong voorwaarts. Baanbrekend werk naar het open verdraagzame Vlaamse doch taalhoffelijke Ronse van de toekomst.

Schepen Nedia Gmati-Trabelsi haalde ook Onderwijsminister Frank Vandenbroucke naar Ronse om hem ter plekke te confronteren met de uitdagingen van taalintegratie vanaf de eerste schoolstappen. Het ziet ernaar uit dat deze aankomende juriste uit de kweekvijver van Johan Vande Lanotte één van Ronse’s grootste troeven wordt – op het terrein en dus in het Ronsese leven van alledag - voor de heropstanding van Ronse als geavanceerde harmonieuze open stad van morgen.

Een taalhoffelijk en gastvrij Ronse dat dan wel tegelijk voluit zijn lidmaatschap opeist in het toeristisch en economisch Eurodistrict Lille-Tournai-Ronse-Kortrijk waarvan de Kortrijkse burgemeester Stefaan De Clerck de grote pleitbezorger is.

Ronse is noch het Land van Ooit, noch Parc Astérix voor Bilingix. Ronse is geen kunstmatig paradijsje in de zon. Ronse is evenmin een concentratiekamp voor de betere blanke baron. Ronse is een Vlaamse stad van de wereld, met uitzicht op de mooiste groene heuvelen van Vlaanderen én Wallonië.

Van Wallonië gesproken: de in Ronse geboren Waalse Minister-President Rudy Demotte had zijn tournee door Vlaanderen (op zoek naar werk voor de Walen en invsteerders voor Wallonië) best wel kunnen beginnen in zijn geboortestad. Hij had kunnen zien wat het geeft wanneer je met ‘investeringssteun’ en ‘de goedkoopste industriegrond van Europa’ fabrieken uit Vlaanderen weghaalt en er Nederlandskundige werklozen in de plaats voor geeft. Ook dat is Ronse: pineutstad van Wallonië versus Vlaanderen en vice versa…

Op naar de Renaixance

De herverkozen Ronsese burgemeester Luc Dupont (Cd&V) toont tegenover al deze kwalen van Ronse een onwrikbare wil om de Hermesstad volgens een knap en weldoordacht Strategisch Plan (dat tot stand kwam in samenwerking met de ervaren en hoogbekwame stadssecretaris Linda Vandekerkhove) eens en voorgoed uit het slop te halen. Met ‘De Kloef’, een indrukwekkend woonproject middenin de groene long van de stad, wil hij de betere tweeverdieners naar Ronse krijgen.

Dat Strategisch Plan (met de veelzeggende titel: ‘Ronse, genieten middenin het groen’) is een unieke kans voor Ronse. Wat er van de renovatie van de binnenstad al te zien is, oogt nu al prachtig. Het Belgisch Kampioenschap Wielrennen 2007 toonde de binnenstad van Ronse op zijn mooist. Een sfeervolle markt en allemaal hernieuwde binnenstraten. Nu volgt de historische kern van de zogenaamde Oude Vrijheid rondom de Sint-Hermeskerk met als – te restaureren - monumentale parel de oude Sint-Martinuskerk. De uitbreiding van de beschikbare industriegrond zet daarnaast Ronse klaar voor nieuwe investeringen.

De grootste uitdaging is het echter om deze stad, met het laagste fiscale inkomen van de hele provincie en met de hoogste werkloosheid, toch een nieuwe commerciële toekomst te geven. Burgemeester Luc Dupont moet het commerciële centrum van Ronse zowel weer levendig maken voor de klant als leefbaar voor de handelaars. Geen kleine klus. Ronse mag dan al een opbloei kennen als aantrekkingspool van grote winkelketens, het commerciële hart van de stad beleeft ondertussen barre tijden.

Om het negatief imago van Ronse te counteren wil burgemeester Luc Dupont nu ook een bureau onder de arm nemen dat de negatieve spiraal in de perceptie omtrent Ronse één keer en voor altijd moet doorbreken. Over Ronse niks dan goeds? Als dat maar geen verkeerde perceptie geeft: de mortuis nihil nisi bene… Dit bij wijze van grap: een Ronsenaar lacht nog het liefst met zichzelf en ook dàt is een onderdeel van het probleem met Ronse.

Ronse is dan misschien wel aan wat window dressing toe na al die negatieve tijdingen, vooral met het welslagen van het Strategisch Plan staat of valt de lang verwachte ‘Renaixance’.

Ronse is inmiddels in zijn bestuursdaden een voluit Vlaamse stad geworden. Dat is niet vanzelf gegaan. Ronse ligt immers pal op de breuklijn van twee culturen. Je Vlaamse identiteit waar maken op een straatlengte van Wallonië is niet simpel en vergt veel vastberadenheid. Die is er vandaag.

Wil Vlaanderen daarom bij deze de vermaledijding van Ronse opheffen? Wie zich vanuit het diepe Vlaanderen naar het mooie grensgebied van Ronse waagt, heeft niks te vrezen. Tenzij lichte krampen bij de beklimming van nieuwe Kwaremont en oude Kruisberg. Noch grensposten noch controles dus. Die zie je alleen in nepjournaals van de RTBF.

Copyright Stef Vancaeneghem & Knack.

26 mei 2008

BLUE MOON


26.

‘De Liefmans gaat naar den Duvel.’

Na de intensieve repetitie voor onze mega-act op de Malecon van La Havanna, blazen we stoom af op het terrasje van The Silicon Valley. In Monaco regent het pijpenstelen over de Grand Prix. Als natte kwartels duiken pitstoppoezen zonder duidelijk beroep er kajuiten in voor een dure tankbeurt onder Russische vlag. Monaco is de slechtste plek ter wereld om te wonen. Doch hier bij ons straalt de zon, in de kabbelende fontein aan het station. Onze Ommegang is de Palio, ons carnaval is Rio zonder doden. Onze torens overtreffen de bleke blokken van San Gemignano in schoonheid en stevigheid. Anders dan scheve torens en wankele campaniles trotseren onze monumenten de bijtende zuren van duivenstront. Als er bij ons teveel duiven zijn, worden ze op bestelling gepikt voor de kweek op Barcelona. Bij ons komt Maurizio Fondriest als koekoek de wereldroem rapen waarmee hij gaat staan pronken bij Benedictus XVI. Bij ons, in het mooiste meest vermaledijde dal van Vlaanderen, is de geschiedenis gelardeerd met epiek en dramatiek en gebeurt er altijd van alles. Bij ons aan de fontein voor het mooiste en oudste station van België, is het heerlijk toeven in de zon. Terwijl aan de havenkant van Fontvieille een verloren kwarteltje uit Calabrië Russische pijpen steelt in ruil voor haar lijntje.

In een slingerbeweging komt de grote attractie van de zomerkermis boven de daken piepen. Slingert kermiskicks in vrolijke kinderkreten naar ons toe. We houden van onze stad zoals er geen ander is.

(Straks haal ik bij Anita een puntzak want morgen is ze weg. Lange maanden worden het. Tot ze er in oktober terug staat, naast de rups. Met haar tien smoutebollen voor vier euro. In de mooiste stad van Vlaanderen is de parameter voor geluk een puntzak vol smoutebollen met bloemsuiker).

‘Betere kriek dan de Lindemans is er niet’.
‘Van uw kriek moet ik surtout veel...’

Over de finesses en fruitesses van het Belgisch bierwezen (waar je het beste water vindt voor Wittekes, waar je aan je bakken Westvleteren geraakt, het verschil tussen Chimay Blauw en Rood) zijn onze bassist en onze drummer onklopbaar. Vraag hen niet naar de nieuwe ochtendprijs van diesel. Nicole komt het terrasje opgetrippeld: met twee Ename Tripels op een dienblad van Kriek Max. Waardinnen weten waarom.

‘We wonen in de slechtste stad van Vlaanderen. Ze zeggen het daar binnen op mijn platte Samsung.’

Diep’ien Ronse stad
in de Cité Bara
oop nen omgedroejden stoel
mienen bompapa
bompa zeegt moa
loastert hier kameroed
zonder liefde in ’t leiven
n’eester niets da goet
’n goet nie vere zoeken,
’n zieten m’hier nie goed?
zonder luxe zonder toeter
en zonder blauw bloed
bompa n’hoe nie vel
moer zien soepe waas goed
en allemaan wierd g’hoopen
mei roed en mei doed
goed, goed snootie goed

Als het ons als Snukkende Snaren allemaal wat teveel wordt, grijpen we naar ons instrument en zingen we een lied. Dat lucht op.

‘De slechtste stad van Vlaanderen? Goed gij!’
‘Naar het schijnt suffen we te weinig op tinternet.’
‘MOER WA WIETIES!’
‘En onze mannen worden hier maar eenenzeventig.’

Deze laatste parameter meldt onze marraine met zichtbare tegenzin. Ze heeft een zwak voor wijs grijs. Na jaren wild buffelen wil ze zen, en knuffelen.

‘Het staat in mijn Libelle dat het goed is voor uw djingles en djangles.’

Onze chef vraagt haar wat er in onze stad dan misschien speciaal gebeurt met de mannen hun jingles, als ze eenenzeventig zijn.

‘Dan worden ze geknuffeld tot hun didgeridoo ervan krult. Pas op, het is een zachte dood. Ze peizen dat ze aan het komen zijn, maar ze zijn aan het gaan.’

Onze drummer die van dure woorden houdt, ziet dat als 'een ideale symbiose tussen palliatieve stervensbegeleiding en zelf gekozen euthanasie.' Hij wil het op zijn doodsbericht in de kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard:

‘Overeenkomstig zijn
filosofische overtuiging
liet hij zich vrijwillig
en gewillig dood knuffelen.’

Met zulke wieties in ons midden kan deze stad alleen maar de beste plek van Vlaanderen zijn. Ik zweer het u.

‘Blue Moon.’ Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright: Stef Vancaeneghem.
(De personages in deze roman zijn fictief, verteller incluis).

25 mei 2008

DE VERONTWAARDIGDE RONSENAAR

IS DIT VLAANDERENS MINST LEEFBARE STAD?

STOP DE VERNEDERING VAN RONSE














KLACHT WEGENS DISCRIMINATIE

VAN ALLE RONSESE INWONERS
VAN ALLE RONSESE HANDELAARS
VAN ALLE RONSESE ONDERNEMERS
VAN ALLE RONSESE WERKNEMERS
VAN ALLE RONSESE AMBTENAREN
VAN ALLE RONSESE DIENSTVERLENERS
VAN ALLE RONSESE VRIJWILLIGERS


Dit land heeft Ronse opgezadeld met zijn contraproductieve faciliteiten.
Dit land heeft Ronse vastgeklonken met zijn betuttelende Nationale Voogdij.
Dit land heeft Ronse de fusie met zijn naaste buurgemeenten ontzegd.
Dit land heeft Ronse opgezadeld met instroom van Nederlandsonkundige allochtone en Waalse steunzoekers.
Dit land heeft Ronse met Waals subsidielokgeld zijn werkgelegenheid afgepakt.
Dit land heeft Ronse zijn noodzakelijke ontsluiting ontzegd.
Dit land heeft Ronse laten stikken als een buitenechtelijk kind zonder bestaansrecht.

Als vernederde Ronsenaars roepen we het bestuur van Ronse op klacht in te dienen bij Het Centrum voor Gelijke Kansen wegens discriminatie van de Ronsenaars. Klacht tegen diegenen die Ronse nu uitroepen tot minst leefbare stad van Vlaanderen.

Klacht wegens broodroof.Klacht wegens vernedering en discriminatie tegenover de rest van Vlaanderen. Klacht met eerherstel en schadevergoeding: voor alle Ronsenaars hier in Ronse. Voor alle Ronsenaars die waar ook ter wereld voor altijd innig verbonden blijven aan de stad van hun roots. We laten ons als Ronsenaars niet vernederen. Nooit. Jamais. Niemals. Never. We houden van Ronse als onze stad.

Ze zoen zeur oes noog doen vergeiten
hoe schuune da Roonse tooch kan zoan.

Tuupe vuir Ronse.