14 augustus 2008

BLOG NOTE


Op 29 augustus vindt de vernissage plaats van de allereerste tentoonstelling
van het nieuwe seizoen in CC De Brouwerij. Armand Demeulemeester wordt gehuldigd met de retrospectieve ‘Tussen figuratie en abstractie’.

De werken voor deze overzichtstentoonstelling werden uit alle hoeken van het land bijeengebracht.Op verschillende locaties kunnen de pareltjes van Demeulemeester worden bekeken.

In CC De Brouwerij (Priestersstraat 13), Galerij Uutvercoren en in het voormalig atelier van de kunstenaar. De expo is gratis te bezoeken tot en met 28 september 2008.

DE NALATENSCHAP














Hoofdstuk 2.

Victor

Denk vooral niet dat we hier lichtzinnig bezig zijn. Denk vooral niet dat we een hoop jonge snaken zijn die zich gewoon wat lopen te vervelen en uit zijn op stunts. Om stoer te doen bij onze liefjes. We weten integendeel perfect waarover dit alles gaat en wat er op het spel staat. Ook al zijn we dan nog maar twintigers. Onze vaders herhalen ons dag na dag genoeg waar dit om draait.

Wat we van hen horen aan tafel. De fascisten zien zichzelf als de vroedvrouwen van de geschiedenis. Ze vinden dat zij boven alle anderen geroepen zijn. Blind volgen ze met geheven rechterarm in volstrekte gehoorzaamheid hun Führer. Zij lopen alle andere volkeren van Europa en de wereld onder de laars. Hun Derde Rijk is een heilstaat van heren en slaven waar geen plaats is voor joden, zigeuners, gebrekkige en zieke mensen. Ze beschouwen zichzelf als de elite. Ze noemen zich het Herrenvolk. Alle zin voor relativering, bescheidenheid en humor is hen daarbij vreemd. Ze zijn de reddende ridders die de ondergang van het avondland gaan tegenhouden.

Zij beschouwen zichzelf als de wachters van Plato’s Ideale staat. Dit is de nieuwe oorlog van het autoritaire Sparta tegen het democratische Athene. Dit is de herhaling van het oude waanbeeld van de elitaire filosoof Plato die zijn perfecte staat opbouwt op biologische ongelijkheid. Tegen de democratische staatsman Pericles die in zijn beroemde grafrede stelt dat alle mensen gelijk geboren zijn voor de wet. Tegen Herodotus, Democritus en Protagoras die gaan voor de open en verdraagzame kritische Atheense samenleving.

Onze vaders zijn zeer belezen. Ze hebben goed gestoffeerde bibliotheken. Ze roken fijne sigaren en drinken Courvoisier uit ballonglazen. Ook al is het oorlog en heerst er honger en schaarste alom. Ze praten over kerels over wie wij op school nog nooit eerder hebben gehoord. Onze vaders weten veel. Volgens ons praten ze vooral veel en doen ze te weinig. Théo en ik zwijgen. We weten beter. Hoge woorden genoeg aan tafel maar wat met de daden? We willen actie.

*

Dat we niks afweten van fotografie mag ons niet beletten. Théo heeft een goed fotografie-handboek. Loodgieter Vigin uit de Kasteeldreef last voor ons een vergroter, precies volgens onze instructies. De ontwikkelaar en de andere fotoproducten halen we bij apotheker Quintin. Betrouwbaar. Onze chef Renaud bezorgt ons een ontwikkelbad van bakeliet. Lens en camera met balg vinden we tweedehands bij Anna Van Berchem in de Zonnestraat. Inkoop en verkoop van brocante en andere brol. Anna stelt geen vragen. In deze tijd van oorlog en schaarste willen de mensen al het overtollige kwijt. Anderen kopen dan weer de gekste dingen. Fotomateriaal bijvoorbeeld. Horen zien en zwijgen, zegt Anna. En liefst wat winst maken want het zijn harde tijden. Deze winter is koud en genadeloos. Theo ruilt zijn luchtmatras voor de camera. Deal.

Op zijn slaapkamer in de Wijnstraat heeft Théo een hele fotostudio uitgebouwd. Aan een wand hebben we samen een houten paneel getimmerd. Daarop pinnen we de ontvreemde Duitse documenten vast. Zware belichting. Foto. Samen zien we hoe gaandeweg de Duitse rapporten tot leven komen in ons ontwikkelbad. Spoelen. Drogen aan wasspelden op een touw. Op één negatief van 6 x 9 centimeter vangen we minstens twintig bladzijden informatie of dan een plan van 1,5 x 1 meter. Als alles ontwikkeld is, begint het grote werk. De documentatie ontcijferen. Overschrijven. Doorgeven aan onze koeriers.

Onze chef Renaud is de man die ons alle documenten bezorgt. Hij opereert recht vanop het stadhuis zelf. De Duitsers hebben geen eigen Commandantur in de stad. Ze hebben zich genesteld in een bureau palend aan dat van Leo Vindevogel. Die bezet de stoel van onze enige ware burgemeester Eugène Soudan die naar het buitenland gevlucht is.

De Duitsers vertrouwen Renaud. Ze denken dat hij aan hun kant staat. Zeker sedert de door hemzelf met Fox gearrangeerde aanslag tegen zijn eigen thuis, La Ville de Paris in de Wijnstraat. Albert Bauwens en Gaston Snoeck zijn er de ruiten gaan intikken in de winkel van zijn moeder. Zogezegd als represaille tegen de actualiteitenfoto’s die er in de etalage op de zenuwen werken van de bevolking. Heel onze stad denkt dat dit een actie van het verzet is geweest vanwege collaboratie van de huisbewoners. In werkelijkheid is Renaud met Fox de co-chef van ons verzet en als stadsambtenaar bovendien onze mol op het stadhuis.

De Duitsers tikken al hun rapporten in dubbel op carbonpapier. Renaud slaagt erin het vertrouwen te winnen van ambtenaren in hun directe entourage. Regelmatig verdwijnen hun carbonproppen stiekem uit de prullenmand. Renaud bezorgt ons die. Théo en ik nemen er foto’s van. Die belanden dan langs dezelfde weg even discreet terug in de mand.

*

Ook te velde kunnen Théo en ik goed samenwerken. Vanop de fiets brengen we de radarbasis van de bezetters in Wortegem helemaal in kaart. Elke Spitfire die vanuit Engeland ons grondgebied bereikt, wordt meteen gedetecteerd door een keten van Duitse radars langs de Belgische kust. Die radars seinen door over het hele grondgebied, ondermeer via Wortegem. Londen vraagt ons details over die basis. Zo dat ze met hun bommenwerpers luchtafweer en radars kunnen uitschakelen.

De basis ligt in een diepe uitwaaierende driehoek met twee langbenige zijden. Ze reikt vanaf de Francquaart tot helemaal tegen Bevere. Théo en ik rijden elk apart een kant van het Duitse kamp op. Van ver worden we in de gaten gehouden door de wachters op hun miradors, achter de prikkeldraad. De diverse afstanden tussen de kanonnen, radars en gebouwen berekenen we op basis van de pedaalstoten. Dit hebben we vooraf zorgvuldig ingestudeerd. Tot de lichte verschillen in onze versnellingsbakken toe.

We fietsen langs de boerdeijen van Balkens en Desmet. We noteren waar de wachtposten staan. We zien de zware DCA luchtafweerkanonnen in het westen. We situeren de radars in het noorden, de elektriciteitscabine, de vrouwenbarakken. We visualiseren de hele prikkeldraadroute.

Eerst doen we de hele rit langsheen het kamp met gabardine en pet (alpenmuts voor Théo), daarna zonder om geen argwaan te wekken en de Duitsers in de waan te laten dat het om andere fietsers gaat.

s’ Anderendaags doet onze chef Fox met zijn compaan Armand Thienpont de hele rit nog eens over. Dit moet ons toelaten onze bevindingen te vergelijken en alles bij elkaar te puzzelen. Met onzorgvuldige informatie vallen we Londen niet lastig. Voor minder dan volledigheid doen we het niet.

Wat we na die twee verkenningen nog blijken te missen is de exacte afstand tussen de vrouwenbarakken, de overdekte loopgrachten en een zwembad. Blijkbaar hebben de Duitsers tijd voor waterpret. Ze doen maar.

Fox en Renaud klaren de derde rit rond het kamp zelf. Renaud is wat gebrekkig aan een been. Zijn fiets heeft bijgevolg maar één pedaal. Handig deze keer voor het berekenen van de exacte afstanden in evenvele pedaalstoten. Niets laten we aldus over aan het toeval.

We voelen ons als jonge goden in een rechtvaardige strijd. We gaan voor de individuele vrijheid van elke mens. We luisteren naar Radio Londen. We vechten samen met vele anderen in onze geliefde stad tegen de fascisten en hun nationalistische stamdenken.

Ze beweren dat zelfs god aan hun kant staat. Wij zeggen niks. We doen. We laten god waar hij is. We weten dat vooral de verklikker overal zit. Dat hij ons misschien al bezig ziet. De zwarte collaborateurs zitten overal. Op het stadhuis. In de straten van onze stad. Hier in de Wijnstraat. Tot vlakbij deze donkere kamer.

We zweren elkaar eeuwige trouw. Als we gepakt en gemarteld worden, zullen we elkaar nooit verraden. Eén verklikker onder ons, één foutje en we hangen. Soms hebben Théo en ik het erover. Doch niet doemdeken. Erin geloven. Blijven gaan voor ons land en voor deze stad. Ooit later zullen we de vruchten plukken van onze strijd. Dan zullen we weten dat dit alles niet voor niks was.

In afwachting gaan we er voluit voor zonder talmen en zonder dralen. We voelen ons sterk en onkwetsbaar. In hun dictatuur van de heren en slaven willen we niet oud worden. Théo, ik en alle anderen.

‘De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel de gebeurtenissen in ‘De Nalatenschap’ gebaseerd zijn op historische feiten, gaat het hier om een literaire interpretatie ervan. Verantwoording van het bronnenmateriaal leest u in deze blog op dd. 9.08.2008.)

13 augustus 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

EENHEIDSFRONT HAALT SLAG THUIS

RONSE EERT VERZETSHELD

MAJOOR LERMUSIAU KRIJGT KLOEFKERF










Uit het laatste puntje (nr 29) van het proces-verbaal van het schepencollege van vorige maandag 4 augustus blijkt dat het stadsbestuur ingaat op de vraag van het Eenheidsfront om verzetsheld majoor Lermusiau te eren met een stek in de Kloef.

Aan de gemeenteraad zal nu worden voorgesteld om diens naam te verbinden aan een zogeheten 'Lermusiaukerf’. De drie straten door de Kloef krijgen voor de rest de namen mee van beeldhouwer Florent Devos, architect Albert Massez en stadsbeiaardier Ephrem Delmotte.

Meteen na de oorlog was door burgemeester Eugène Soudan al beloofd dat Lermusiau in Ronse ooit geëerd zou worden met een straat. In feite wordt het dus nu een holle voetweg (rechts op het beeld), als verlengstuk van de Spillegem.

Eigenlijk past zo’n voetweg best wel bij de clandestiene bewegingen van de verzetsmensen destijds. En beter laat dan nooit.

11 augustus 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 1.

‘Fox’

1 oktober 1943. Volgens onze afspraken hou ik me klaar om 9 u in de Abeelstraat, recht tegenover de Nationale Bank. De shit is dat het regent. Wie leest er nu zijn krant op straat in de regen? Ik dus. Mijn codenaam is Fox. (RN1). Ik ben één van de twee lokale chefs van het verzet. Een leiding die ik in het volste vertrouwen deel met mijn maat ‘Renaud’ (RN1b).

Renaud werkt als ambtenaar op het stadhuis. Hij is het die met de idee van een bankoverval voor de proppen kwam. Sinds de Duitsers op 28 juni alle weerbare mannen tussen de 18 en 65 en alle ongetrouwde vrouwen tussen de 18 en 35 opvorderen voor verplichte arbeid in Duitsland en die zwarte collaboratiedokter op de Werbestelle iedereen automatisch gezond verklaart, duiken er steeds meer werkweigeraars onder. Via via richten zij zich tot ons om aan eten te geraken.

Als we op de textielbazen moeten wachten om alle werkweigeraars aan hun brood te helpen, komen de mensen om van honger eer het jaar om is. De textielbaronnen denken maar aan één ding, dat hun getouwen draaien. Zo dat hun portefeuille gevuld geraakt en hun pens vol zit. Ze waren er tussen haakjes nogal rap bij om het in een delegatie met de Duitsers op een akkoordje te gaan gooien in Brussel. Om wat te weven? Gestreepte stof voor de gevangenen van de werkkampen.

En ons ondertussen maar komen vertellen dat ze het doen om bestwil. Om de wevers aan het werk te houden. De formule van het minste kwaad? Dat kennen we. Het minste kwaad ten dienste van het grootste kwaad. Zullen wij ondertussen hier even ons vel riskeren voor het gesuste geweten van de seigneurs. Nee, van hen hebben we nog geen kwartje gezien. We laten hen in hun wijsheid, maar we weten wel beter. De geschiedenis zal oordelen. Wij hebben inmiddels beters te doen.

We hebben dus geen andere keuze dan het geld te halen waar het zit. In de bank. Tenslotte treffen we hiermee alleen maar het raderwerk van de bezetter. Niemand persoonlijk. Niemand die er een frank minder om zal zien. Tenminste, dat is toch onze gok.

Zo meteen worden hier in de Nationale Bank de lonen van de stadsambtenaren opgehaald, dan door twee stadskoeriers naar het stadhuis gebracht. Dit hebben we samen zorgvuldig uitgekiend en gepland.

Eerst ten stadhuize. Mijn compaan Renaud gaat er als ambtenaar door voor Duitsgezinde. Zeg maar 'zwarte'. De Duitsers vertrouwen hem. Of liever, ze laten hem met rust. Daar hebben hij en ik met onze vrienden eerst eens mooi voor gezorgd. Na onze nachtelijke aanslag op de eigen thuis van Renaud, de winkel ‘A la Ville de Paris’ in de Wijnstraat, denkt iedereen in de stad dat hij en zijn familie Duitsgezind zijn. Opgezet spel van ons jawel. Niet leuk en niet comfortabel voor zijn mama die de winkel runt. Maar werken doet het wel. Niemand die het door heeft. Renaud heeft nu de handen vrij. Hij is onze man op het stadhuis. Witter dan wit.

Zo gemakkelijk is het niet gegaan om onze hogere verzetsleiding te overtuigen van de noodzaak aan een overval. Er was aarzeling. Dit vanwege de hoge risico’s. ‘Maxence’, onze regioverantwoordelijke, is daarvoor zelfs helemaal naar Jumet getrokken, bij de hogere regiotop. Daar werden ons tenslotte de twee veilige companen voor vandaag toegewezen. ‘Jacques’, een vertrouwensman van de hogere verzetsleiding en ‘Gaby’, een vrijwilliger uit Péruwelz. Zij kennen onze stad totaal niet. En onze stad kent hen totaal niet. Goed.

We hebben hen het parcours bezorgd. Zo dat ze ongezien tot diep in het hart van onze stad kunnen geraken. We hebben hen de straten beschreven die ze moeten volgen om tot hier bij de bank te geraken. En de toestand van de straten voor hun fietsen. Ons scenario is geregeld tot in de puntjes. Aankomst van de stadskoeriers tussen 9 en 10 uur. Samen met mijn lokale compaan Rx 135 sta ik op uitkijk en sla ik een babbel recht tegenover het bankkantoor. Bij onraad duik ik in ‘Le Nouveau Journal’. Jacques en Gaby houden zich klaar om toe te slaan voor café Gardus vanaf 9 uur. Wanneer de twee stadskoeriers de bank binnen stappen, gooi ik mijn krant open. Als ze weer buiten komen met het geld, plooi ik ze weer dicht. Het teken. Jacques en Gaby slaan toe op de hoek van de Abeelstraat en de Oude Vesten.

Dàt is ons plan in de ideale wereld. In de ware wereld worden Gaby en Jacques opgehouden door een lekke band. Buiten adem bereiken ze onze stad. Dat ze afwijken van de geplande straten, brengt ons even van ons stuk. Ze arriveren net op het moment dat de stadskoeriers de bank weer uit komen. Tot overmaat van ramp klopt een politieman zijn uren voor de Kredietbank, net op de hoek waar het geld ontvreemd moet worden. Gaby en Jacques slaan de verboden richting in van de ‘Place’. De agent houdt hen tegen, stuurt hen terug. Meer dan een opmerking geeft hij hen gelukkig niet. Ondertussen lopen de stadskoeriers al met het geld door de Peperstraat. Op enkele meters van het stadhuis slaan Gaby en Jacques toe, ontvreemden het valies vol stadsgeld. Bingo.

Maxence wacht hen op aan de Coup’le Voie. Wanneer ze de steenweg naar Leuze bereiken, draait zijn dérailleur in de soep. Net op tijd haalt hij Gaby en Jacques in om hen langs de steenweg op Doornik richting Dergneau op de weg Frasnes-Doornik te zetten. Zelf rijdt Maxence meteen door naar de Werbestelle van Doornik waar hij zich haastig meldt met een drogreden. Kwestie van een alibi te hebben. De dag van de overval zat hij twintig kilometer ver op de Werbestelle. De commandant van de gendarmerie van Dergneau is bereid daarover een attest te maken. De commandant is één van de onzen.

Onze onderneming is een succes. Met de buit, 208.500 frank, zullen we heel wat werkweigeraars kunnen helpen. Van elke frank zullen we dan wel zorgvuldig de ontvangsbewijzen bijhouden. Zo dat we alles aan de Belgische Procureur zullen kunnen verantwoorden na de oorlog.

Stadsontvanger Van Wynen vermoedt vagelijk dat Renaud onze mol is op het stadhuis. Dat hij de transfertijden van de stadsgelden kent en voor de gouden tip gezorgd heeft. Maar hij zwijgt. Voor de onderzoekers na onze overval bevestigt Van Wynen dat hij, en hij alleen, dag en uur kent waarop het geld uit de Nationale Bank wordt opgehaald. Hij riskeert zijn vel. Maar hij doet het. Hij zwijgt.

Ook Robert Devos en Maurice Delheyt, de twee stadskoeriers, verzwijgen bij het onderzoek dat ze mij bij het binnenkomen van de bank met Rx 135 hebben zien staan babbelen. En dat ik er doodgemoedeerd de krant heb staan lezen, ofschoon het regende. Ze kennen mij nochtans persoonlijk. Maar ze houden de lippen stijf. Van dergelijke moedige kleine daden die samen het grote verschil maken hangt het succes van al onze acties af. Kleine anonieme heldhaftigheid van onze stadsgenoten, ver van de grote heroïek.

Ook Pierre Van Immerseel, de commandant van de gendarmerie, is onze man. Codenaam RX203. Hij is door ons vooraf geïnformeerd over de door ons geplande actie. Hij zorgt ervoor dat zijn gendarmen aan de slag zijn aan de heel andere kant van de stad op het ogenblik zelf van de overval. Hij volgt daarna ook het onderzoek voor ons in de schaduw.Gauw kan hij ons aldus laten weten politiecommissaris Laenens volkomen op een dwaalspoor zit.

Twee dagen na onze overval krijgt het stadsbestuur onverminderd zijn loon uitbetaald. We houden zorgvuldig elke uitgave van het geld bij.

Voor later, als ons land weer vrij zal zijn.

‘De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.
(Illustratie: Cédric).

(Hoewel de gebeurtenissen in ‘De Nalatenschap’ gebaseerd zijn op historische feiten, gaat het hier om een literaire interpretatie ervan. Verantwoording van het bronnenmateriaal leest u in deze blog op dd. 9.08.2008.)