05 september 2008

LA VIE EN PROSE


Blog

'Sept Millions de personnes dans le monde écrivent journaux intimes, réflexions sur l’actualité, messages personnels, autant de petits cailloux qu’elles livrent au cyberspace comme des bouteilles à la mer afin qu’ils s’en aillent rejoindre l’océan curieux deze internautes.

L’intime se montre et s’exhibe, c’est une donnée de l’époque: sans maîtres à penser, chacun pense pour soi et s’adjuge le droit, voir le devoir, de dire qui il est, ce qu’il pense et ce qu’il fait.

Ce que je sais vaut tous les savoirs, ma subjectivité vous intéresse? Reprenez-en une ligne…

Il fut un temps pas si ancien où des personnes avaient autorité - philosophes, politiques, prêtres, journalistes – pour donner les informations de la planète, sur sa marche. Et surtout: donner un sens à ce maelstrom.’

Yves Simon.
'Epreuve d’artiste.' Dictionnaire intime (Calmann-Lévy)

‘La vie en prose’. Journal Intimide.
Copyright Stef Vancaeneghem.

04 september 2008

BEAU MONDE

ARMAND DEMEULEMEESTER DIT LEVEN VOORBIJ











Met Jan Demeuleester en zijn zoon Simon wandel ik door de wondere wereld van hun vader en grootvader Armand. Verrukking voor tijdloze kunst. Dankbare herinnering aan onze onvergankelijke vriendschap. Lachbuien. Ronse in anekdotes. Gezelligheid op zolder, in zijn atelier aan de Wittentak. Pannenkoeken met veel bruine suiker. En samen een West-Vleteren van de paters. Armand bezoeken was een zonnebank voor het hart.

Voor een roman wou ik werk van hem op de cover. Armand hield in zijn atelier veertig schilderijen voor me klaar waaruit ik er dan een kiezen zou voor het boek.

Armand: ‘Ik weet het al maar ik verklap het je niet.'

We kwamen exact op hetzelfde werk uit: L’on ne voit bien qu’avec le coeur.

Een al te mercantiele uitgever stak er tenslotte wat voor.
De kaft van de tederheid werd...een schabouwelijke variante op Edward Hopper.

*

Jan: ‘Geen dag gaat er voorbij of er schiet een zin van hem door mijn kop. Vooral bij het schilderen.'

‘Ge maakt er weer een sauske van’
‘’t Is precies pap’.
‘Ge hebt het dood geschilderd’.
‘Ge moet een lijn duwen en loslaten.’
‘Zo legt ge er gevoel in.’

'Mijn vader leefde als kind in een milieu van kloefkappers, molenaars en paardenhandelaars. Hij leed er onder dat hij was opgegroeid in de ruwe boerenwereld. Zijn vader pachtte de boerderij van de broeders, achter de huidige Saint-Sébastien. Vaak vertelde hij ons de verhalen achter al de smoelwerken die hij schilderde. De verdwenen werelden van de huisjes achter Sint-Hermes. Met onder de stoof s’ochtends: zes paar kousen, voor zeven kinderen.'

‘De zevende had pech en moest het die dag dan maar stellen met stro in zijn kloefkes’.

En die grote familie, zes kinderen muzikanten in de fanfare van den Tap. Als ze samen repeteerden, stond niet alleen hun piepklein huisje maar de hele buurt op stelten. Het geeft als werk van Armand: ‘Kermis in de hel’.

En zijn ‘Madame X en Madame Z’?

Jan: 'Hij lachte dwars door de schone schijn van het leven en de mensen heen. Hij zag dat alles, schilderde het in vier strepen en alle kleuren.'

'Ik dacht, ik moet hiervan loskomen.
Ik moet mijn eigen weg opgaan.
Ik kan daar niet blijven aan hangen.’

*

‘Toen ik begon te schilderen rond mijn achttiende, spraken we daar weinig over. Maar dat hij er blij mee was, voelde ik wel. Ik schilderde dronkaards, muzikanten, baroptredens, filmfragmenten. Heel andere werelden dan de zijne.'

‘Ik ben content dat ge zo koppig zijt’, lachte hij me toe.

'Het impliceerde natuurlijk ook dat ik niet echt deed wat hij van me verwachtte. Na dertien stielen vond ik mijn weg naar een voltijds bestaan voor de kunst.

…De laatste weken van zijn leven ben ik heel dicht bij hem gekomen. Bij mijn pa als mens en als kunstenaar…’














'Zijn religieus aanvoelen was meer een transcendentie. Datgene wat ook atheïstische kunstenaars in hun werk leggen.'

'Misschien is hij wat te lang blijven hangen aan die eerste Via Crucis. Het heeft veel van hem gevergd. Twee, drie jaar lang. Ook al omdat hij toen ziek was. Maar altijd en overal zocht hij naar het schone achter het mysterie.'

'Hij zei ons: misschien wordt het na mijn dood toch nog iets helemaal anders dan wat ik denk dat het wordt.'

'Salomé en het hoofd van Johannes.'
Of zijn Genesis, bijvoorbeeld.
Dat vind ik onovertroffen.’

Kleinzoon Simon: ‘Subliem gewoon.'

Jan: ‘Ik weet niet of ze hem daarop hebben vastgepind. Of het hem heeft afgeremd. Zijn werk overstijgt volgens mij echter veruit dat religieuze. Op een bepaald moment zag het er echt naar uit dat zijn hele werk zou getoond worden in Het Paleis van Schone Kunsten. Dat is dan op het nippertje toch niet doorgegaan. Hebben daar invloeden meegespeeld? Engdenkende tegenstand achter de schermen? Ik weet het niet. Wat ik weet, is dat hij daaronder heeft geleden.’

‘Hij keek geweldig op naar mensen met grote eruditie. Naar zijn vriend Albert Cambier. Naar René Huyghe van de Académie Française. Naar Chabot en al die anderen die hem altijd dwars door alle trends heen zijn blijven steunen. Zijn meesters heetten Kirchner, Max Beckman, Otto Dix. Mensen die geleden hadden onder de Grote Oorlog.’

‘Als Ronsenaar voelde hij zich noch miskend noch verbitterd. Hij heeft hier hele mooie exposities gehad. En nu postuum ook weer nog. Er hangt werk van hem in het stadhuis, in de Sint-Hermes. Daar was hij blij mee. Al in 1969 kreeg hij de prijs van De Stad Ronse. Hij stak er dan ook met kop en schouders bovenuit. Zo lang het fysiek ging is mijn vader altijd blijven voort schilderen. Zijn laatste werk hangt bij ons ma. ‘De weg naar huis’ vind ik een van zijn mooiste.'

En dat ‘Tragisch Echtpaar’ daar…



‘Ik kan het niet laten om er mijn ouders in te zien. Ofschoon ze helemaal geen tragisch maar wel een gelukkig echtpaar waren. Dat is weer zo’n knipoog van mijn vader doorheen zijn werk. Hij verschuilt zich wat achter ons ma. Maar ondertussen heeft hij wel alles goed bekeken.'

De wereld.
De hemel.
De hel.
En alles wat er tussen zit.
*

‘Eerst ging ik zelf helemaal zijn richting op. Ik begon met stillevens. Ik schilderde een ‘kaboes’ en een pot. Dan, gaandeweg kwam ik er helemaal los van. Ik woon nu in Tunesië. Maar ik heb nog veel vrienden en banden hier in Ronse. Ik logeer nu nog even bij mijn vriend Dieter Limbourg. Eerstdaags vieren we met zijn allen in familiekring ons ma haar verjaardag. Dan vertrek ik weer.'

'Wat ik in Tunesië zoek?
De luminositeit. Het licht.’

Armand Demeulemeester. Tussen figuratie en abstractie. Nog tot 28 september. Brouwerij, Galerij Uutvercoren en Atelier Kapellestraat. Info: cultuur@ronse.be en Dienst Cultuur (055. 23 28.01)

Jan Demeulemeester:
www.jandemeulemeester.com

(Copyright tekst en foto’s: Stef Vancaeneghem).

03 september 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

DE BURGEMEESTER VAN FRASNES ZET DE RONSENAARS TEGEN ELKAAR OP

JEAN-LUC CRUCKE HUILDE UIT BIJ LETERME OVER BRIEF DUPONT...

..EN FLUIT NU VROLIJK VLAAMSE LIBERALE FRACTIELEIDER TOM DEPUTTER TERUG

WAALSE RONSENAAR OF RONSESE WAAL (?)

GIET GRETIG OLIE OP HET VUUR













Jean-Luc Crucke, de burgemeester van Frasnes, was maandagavond niet zo maar een vrijblijvend toeschouwer op de publieksbanken van de Ronsese gemeenteraad. Nu blijkt dat het MR-parlementslid zich al sinds begin augustus actief met de Ronsese politiek bemoeit. Crucke profileert zich daarbij als het nieuwe (goud)haantje van de Ronsese francofonie. Zeer opmerkelijk: hij doet dit voor de neus weg van Open VLD fractieleider Tom Deputter van wie hij zich in zijn blog openlijk distantieert. Crucke schreef al op 5 augustus een brief naar premier Leterme, met een resem vragen om uitleg over de brief van burgmeester Dupont. En hij stelde bovendien overvlijtig een hoop vragen aan integratieminister Arena. Die brieven waarin hij de hele argumentatie van Dupont weghoont, hieronder integraal.

MARDI 5 AOÛT 2008

Renaix, facilités: Le député MR Jean-Luc Crucke interroge Yves Leterme suite à la lettre du bourgmestre.

Question du député Jean-Luc Crucke à l'attention du Ministre Leterme :

'La presse a signalé, à l'occasion du 11 juillet 2008, que le bourgmestre de la ville de Ronse-Renaix, Monsieur Luc Dupont, vous a écrit afin de vous inviter à supprimer le régime des facilités linguistiques dont bénéficie sa ville, ainsi que d'autres communes.

Quel suivi avez-vous réservé à cette sollicitation?

Partagez-vous le point de vue du bourgmestre de Ronse-Renaix sur sa ville?
Etes-vous favorable à la suppression du régime des facilités telle qu'imposé par la législation?

Pensez-vous que des modifications de la législation devraient intervenir? Lesquelles?

Disposez-vous d'informations qui corroboreraient et permettraient d'objectiver les propos du bourgmestre de Ronse-Renaix lorsqu'il affirme que ce sont les facilités linguistiques qui seraient responsables de l'arrivée de nombreux bruxellois francophones d'origine allochtone à Renaix et qui provoqueraient le déclin de la ville? D'autres communes à facilités connaîtraient-elles le même phénomène. Lesquelles?

N'estimez-vous pas qu'une approche de tolérance linguistique est plus un facteur de développement et d'essor d'une ville qu'un inconvénient et un fardeau économiques?

Ne pensez-vous pas, au contraire, que l'Etat Fédéral devrait encourager budgétairement les communes qui légalement ou volontairement permettent au citoyen de bénéficier d'un service administratif et d'un accueil bilingues? Ne pensez-vous pas que ce pays gagnerait à encourager les initiatives positives et les hommes/femmes de bonne volonté plutôt que ceux qui tablent sur l'intolérance et l'exclusion?'

En ook aan integratieminister Arena stelde Jean-Luc Crucke omtrent Ronse volgende vragen :

Renaix, facilités:

Jean-Luc Crucke interroge la Ministre Arena sur le problème d'intégration sociale

Question écrite de Monsieur le Député Jean-Luc CRUCKE à l'attention de Madame Marie ARENA, Ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes, sur le problème de l'intégration sociale dans la ville.

Madame la Ministre,

Le 11 juillet dernier, le bourgmestre de la ville de Ronse-Renaix (25.000 habitants), Monsieur Luc DUPONT, écrivait au Premier Ministre, afin de lui demander de mettre fin à la politique de facilités dont bénéficient les francophones de Renaix.

Dans le même écrit, le bourgmestre se plaignait de devoir accueillir, dans sa ville, "un grand afflux de bruxellois francophones d?origine étrangère" dont les efforts d'intégration seraient insuffisants. Ils " accumuleraient ainsi tous les handicaps : pas de connaissance du néerlandais, peu diplômés, allochtones?. "

Madame la Ministre de l'Intégration sociale a-t-elle connaissance de ce phénomène ?

Madame la Ministre a-t-elle été avisée de quelconques difficultés d?intégration de populations au sein de la ville de Renaix ?

Les autorités communales ont-elles sollicité le recours à des programmes spécifiques ?

Madame la Ministre a-t-elle réservé un suivi à une quelconque demande? Lequel?

Des projets d'intégration sociale sont-ils pratiqués, par l'aide de l'Etat fédéral, à Renaix ? Lesquels ? Quels en sont leurs coûts ?

Existe-t-il des aides spécifiques à l'intégration qui pourraient être sollicitées par la ville de Renaix, mais ne l'auraient pas été ?

Je remercie Madame la Ministre de ses réponses.

Jean-Luc CRUCKE


Député-Bourgmestre

Tot zover de diverse Ronsese bemoeienissen van de burgemeester van Frasnes. We onthouden ons van commentaar. Voorlopig. Misschien alvast een paar kleine vraagjes? Als Jean-Luc Crucke toch zo begaan is met Ronse, waarom is hij als getogen Ronsenaar die hier als advocaat zijn stiel leerde, burgemeester gaan worden van Frasnes? Was Ronse misschien niet goed genoeg meer voor de heer Crucke? Was Ronse hem te min? En zich dan nu wel weer eventjes komen moeien? Namens le beau monde d'Ellezelles of wat daar zo graag voor door gaat? Du haut des collines. Avec Louis, Jean-Louis et les autres?

Crucke wil maar niet inzien dat de faciliteiten Ronse in de armoe duwen en 'een sociaal-economische wielklem op Ronse zetten'. Dat schreven zijn Vlaamse liberale 'companen' Tom Deputter en Natascha Meeuws nochtans zelf in De Standaard, in hun eerste reactie op de brief van Dupont.

Deze armoe, te wijten aan Nederlandsonkundigheid en de bewust onderhouden foute perceptie van tweetaligheid door een harde francofone petits bourgeois kern, vertaalt zich vandaag in dit ene wraakroepende cijfer:

11 percent werkloosheid in Ronse,
minst leefbare stad volgens UCL-profs.

Maar misschien gaat deze Ronsese realiteit van ontbering aan de vermogende leefwereld van de heer député-bourgemestre-avocat Jean-Luc Crucke voorbij...


(Luister hier naar de verklaringen van Jean-Luc Crucke over Tom Deputter en de Ronsese politiek).

02 september 2008

DE BEVRIJDE RONSENAAR

DAG KLEINE ERIC,

GROETEN UIT HET GROTE INSEKTENBOEK



Drie september in Ronse anno 1944.

‘Salomon heeft zijn grote kloefen aan’.

Met alle mogelijke middelen dienen volgens dit codewoord uit Londen de geallieerde bevrijders te worden geholpen bij het verdrijven van de nazi’s. Na vier lange jaren van bezetting, ontbering en terreur.

Van aan de oude posterij rukken de Engelsen al op naar Brussel door wat voortaan de Engelsenlaan heten zal.

In de Peperstraat overmeestert het verzet een pantservoertuig van de nazi’s. Verzetsleden zien er echter hoe een andere Duitse pantser de ‘Plaats’ opdraait, richting Abeelstraat.

Jij, kleine Eric Zonneman,
geboren op 7 februari 1935 in Knokke
met verblijfplaats Sluis,
maar wonende te Ronse,
jij wil er in je straat
de bevrijders toejuichen.
Je hebt daartoe je Belgische cocarde
fier op de borst gespeld.

Op de drempel van het voormalige poelierzaakje ‘Marietje Konijn’ word je, vanop de vluchtende Duitse pantser, je vroege dood in geknald. Het is kwart na één. Je bent negen.

Op de vooravond van de herdenking van de bevrijding van Ronse hier voor het eerst op het internet je foto. Je staat symbool voor vrijheid, verdraagzaamheid en broederlijkheid onder alle mensen van Ronse en elders.

(Er is hier wel nog werk aan de winkel. Nog altijd).

Dag Kleine Eric. Mijn beste groeten uit het Grote Insectenboek.


DE BENIEUWDE RONSENAAR

HUN STADHUISWOORDEN...
















Gunther Deriemaker (Eerste schepen. SP.a)

‘We pleiten niet voor de afschaffing van de faciliteiten. En als ik het tegendeel heb laten uitschijnen dan is dat de fout van de media.'

Luc Dupont (Burgemeester. CD&V)

* ‘Ik had gehoopt dat ik met mijn faciliteitenbrief meer steun zou krijgen in deze zaal en dat men hier zijn staart niet zou intrekken.’

* ‘Dat we hier al van in het derde studiejaar Frans kunnen leren, is inderdaad een positief gevolg van de faciliteiten. Maar het is dan ook het enige. Ondertussen moeten we hier wel Franstalig basisonderwijs organiseren voor leerlingen die achteraf niet klaar zijn om naar het Nederlandstalig middelbaar te gaan. Daardoor gaan ze naar Wallonië en keren ze nadien terug om hier geen werk te vinden.’

* ‘In Ronse zal altijd Frans blijven gesproken worden. Dat is nogal vanzelfsprekend waar twee culturen en taalgebieden elkaar raken.'

* 'Heel wat mensen praten maar en weten ondertussen niet waar die taalfaciliteiten voor staan. Ze denken, net zoals dokter Louis, dat er vanaf de taalgrens geen woord Frans meer zal mogen gesproken worden. Dat is absurd. Faciliteiten hebben enkel betrekking op communicatie in bestuurszaken. Thuis, op straat, in de winkel spreekt iedereen uiteraard wat hij wil.'

* 'Ik zal nooit zo extreem zijn als de Open VLD- burgemeester van Lennik Willy Dewaele die weigert om de Belgische driekleur aan het gemeentehuis te laten wapperen. Of zoals het Vlaams Belang, dat Franstalige opschriften op winkels wil verbieden.’

* ‘Het gaat altijd over wat de Walen wel over ons zullen denken als we de faciliteiten zouden afschaffen. Heeft iemand er al eens bij stilgestaan wat de Vlamingen van ons denken nu de faciliteiten niet afgeschaft zijn?’

Tom Deputter (Fractieleider Open Vld)

‘Wij treden het nationale partijstandpunt van de Open VLD bij. Wij zijn voor de afschaffing van de faciliteiten.’

Erik Tack (Fractieleider Vlaams Belang)

* ‘Je beweert dat de afschaffing van de faciliteiten uw constante bezorgdheid is, burgemeester, maar ik heb redenen om te beweren dat je die brief enkel hebt geschreven omdat je ook wel eens even stoer wou doen tegenover de Vlaamse achterban.'

* 'Je had dat al veel eerder moeten doen. De enige reden waarom er in het nationale faciliteitendebat nooit over Ronse wordt gesproken, is dat jij er nooit eerder de aandacht op getrokken hebt.'

* 'Mocht je het echt menen met die constante bezorgdheid, dan zou je de faciliteiten veel restrictiever toepassen. Dan zou je bijvoorbeeld geen tweetalige documenten voor de vaststelling van woonst laten versturen.'

* 'Je begint steeds meer op een kloon van Yves Leterme te lijken, burgemeester. Veel beloven maar er niets van bakken.'

* 'Je bent met die brief gewoon eventjes in de media willen komen.’

Erik Van Der Eedt (Woordvoerder GBIC)

'De Belgische wetten zijn nog steeds door iedereen na te leven. Enkel de federale Kamer is bevoegd om in deze al of niet initiatieven te nemen. Het is dus niet aan de gemeenteraad om deze discussie te voeren. GB/IC eist dat de bestaande wetgeving nageleefd wordt. GB/IC blijft een sociaal-liberale partij met respect voor elke taalgroep.'

DE BENIEUWDE RONSENAAR

SOCIALISTEN OVER FACILITEITENBRIEF DUPONT:

'WIJ GELOVEN NIET IN SINTERKLAAS.'


EXTRA PREMIE VOOR LEERKRACHTEN EN MEER WERKINGSKOSTEN VOOR RONSE


Hierna de volledige verklaring van Leander De Cauter, de fractievoorzitter van Sp.a-Groen in de gemeenteraad gisteren over de brief die burgemeester Luc Dupont stuurde naar Yves Leterme op 11 juli jongstleden met de vraag om de faciliteiten in Ronse af te schaffen.

SP.a — Groen! Ronse pleit niet voor de afschaffing van de faciliteiten.

Laten we eerlijk zijn, zolang België blijft bestaan, zullen de faciliteiten niet afgeschaft worden. Daarvoor is zowel in de Kamer als in de Senaat een 2/3 meerderheid nodig en dan nog eens een gewone meerderheid per taalgroep.

Onhaalbaar dus om de wet van 2 augustus 1963 snel te schrappen. Helaas, ook niet op vraag van Ronse.

Uiteraard ontkennen ook wij niet dat de faciliteiten voor onze stad nadelige gevolgen hebben gehad. Een aantal daarvan laten zich tot vandaag voelen. Maar zullen die in één Hap opgelost zijn door de afschaffing van de faciliteiten?

Trouwens, zal er plots minder Frans gesproken worden in de straten van een Ronse zonder faciliteiten?

Bovendien zou zon afschaffing ook een aantal nadelige gevolgen hebben voor de Ronsenaars. Geen Franse les meer vanaf het derde leerjaar bijvoorbeeld - is dat momenteel geen concurrentieel voordeel op de arbeidsmarkt?. Of ons politiekorps moeten delen met andere gemeentes...

Laten we dus geen energie verspillen aan een onhaalbare eis, maar onze pijlen richten op realistische vragen.

Zo verdienen de ambtenaren van onze stad een pluim. Zij hebben immers een extra inspanning moeten leveren om in Ronse aan de slag te kunnen. In onze stad moet elke ambtenaar slagen in een taalexamen. En dat is niet evident. Bovendien krijgen ze voor die inspanningen geen euro extra.

Waarom eisen we daarvoor geen compensatie van de federale overheid? In de vorm van een premie bijvoorbeeld of de verhoging van de werkingskosten voor steden en OCMWs met faciliteiten. Het zou het stadsbestuur meteen extra aantrekkelijk maken als werkgever.

Ook een taalpremie voor leerkrachten in de diverse netten lijkt ons een realistische vraag. Want we kunnen iedereen gebruiken om mee te werken aan het oplossen van de problemen die écht van belang zijn voor de Ronsenaar. Alors: au boulot.

Namens de SP.a -Groen! Fractie

Leander De Cauter
fractievoorzitter


(Foto: www.magelaan.be)

01 september 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

KRONIEK VAN DE GEMEENTERAAD

FACILITEITENBRIEF SPLIJT BESTUURSMEERDERHEID

BURGEMEESTER CRUCKE VAN FRASNES (MR) LUISTERT MEE













SOCIALISTEN ZETTEN LUC DUPONT IN DE KOU

ERIK TACK VRAAGT VLAAMSE MEERDERHEIDSMOTIE

DE STRIJD OM DE OPVOLGING BARST LOS

Sp.a-Groen, de coalitiepartner van CD&V weigert burgemeester Dupont te volgen met zijn vraag aan premier Leterme naar afschaffing van de faciliteiten in Ronse. Dat is vanavond op de gemeenteraad gebleken na een toelichting van Spa-fractieleider Leander De Cauter, op aanzet van eerste schepen Gunther Deriemaker.

Leander De Cauter:‘Het is de eerste keer dat ons om ons standpunt over de faciliteiten wordt gevraagd. We zullen het hier dan ook geven. We zijn niet voor de afschaffing ervan. We gaan daar liever pragmatisch mee om.’

Wie goed geluisterd heeft naar standpunten die Caroline Gennez de afgelopen weken innam in de marge van haar aanwezigheid op de Democratische Conventie in de Verenigde Staten, kon al weten dat voor socialisten overal en altijd de solidariteit primeert. Overheen rassen, kleuren en grenzen. Dus ook overheen Belgische taalgrenzen.

Volgens Erik Tack is dat ook logisch. Die solidariteit is volgens Tack namelijk ‘de win for life’ van de socialisten. In electorale taal: de ‘hard core business’. En de taalproblematiek in Ronse kan die nooit in het gedrang brengen.

De Buitenspelval

Gunther Deriemaker, Pol Kerckhove & co hebben dus de gouden kans niet laten liggen om Luc Dupont met zijn persoonlijk 11 juli-initiatief publiekelijk terug te fluiten en binnen de eigen bestuursmeerderheid buitenspel te spelen. De strijd om de sjerp barst hiermee openlijk los. De wittebroodstijd is om. Tuupe vuir Ronse lijkt weer even verder dan ooit.

De eerder aangekondigde resem vragen die Open Vld-fractieleider Tom Deputter had bij de brief van Luc Dupont leidde aanvankelijk tot een oeverloze discussie. Een steriel spelletje uitmondend op een Babylonische spraakverwarring omtrent de betekenis van faciliteiten. Luc Dupont kaatste gevat alle vragen van Deputter één na één terug en herleidde ze tenslotte handig tot die ene:

‘Wat wil open VLD Ronse eigenlijk zelf omtrent de faciliteiten?’

Daarop kreeg het gevraag van Deputter een totaal ander effect dan het beoogde doel: gezichsverlies afdwingen voor Luc Dupont als een vermeende 'extremistische taalzuiveraar'.

Door de vastberaden en duidelijke antwoorden van Dupont (geen faciliteiten, wel taalhoffelijkheid) werd niet alleen vragensteller Deputter zelf maar ook elke Ronsese fractie gedwongen hierover maar eens een duidelijk standpunt te formuleren. En toen werd het pas echt interessant.

Want dat gaf als resultaat… noch min noch meer een open vertrouwensbreuk binnen de eigen bestuursmeerderheid. De CD&V schaart zich immers als één man achter Dupont en vraagt de afschaffing van de faciliteiten. Mèt applaus na van de jonge Ignace Michaux. De Sp.a-Groen doet dat niet en neemt aldus openlijk afstand van de brief.

Groeiende irritatie

Vanaf nu kan niks nog zijn zoals voorheen binnen deze meerderheid. Het smeulende interne ongenoegen onder de bestuurspartners binnen het college, de irritaties omtrent het 'ondermaatse presteren' van Nedia Gmati-Trabelsi ten stadhuize en de regelmatige 'solo's' van Gunther Deriemaker binnen het college ('hij is geen teamspeler'): dit alles barst nu helemaal open naar aanleiding van de brief van Luc Dupont. Vlaamse eigenheid voor Ronse versus socialistische solidariteit met de (Nederlandsonkundige) Vierde Wereld uit Wallonië en Brussels importallochtonië.

Aangepookt door die scherpe wedervragen van Dupont aan het adres van Tom Deputter waar de Open Vld van Ronse nu eigenlijk voor staat (in 'De Standaard' had Deputter de faciliteiten zelf al 'een sociaal-economische wielklem op Ronse' genoemd en Dupont herinnerde hem daar fijntjes aan) diende deze tenslotte alle dubbelzinnigheid te laten varen.

Vlaamse liberalen worden…Vlaams

Tom Deputter: ‘De Open VLD van Ronse treedt het standpunt van Open VLD Nationaal bij en is derhalve voor de afschaffing van de faciliteiten.’

Luc Dupont liet het hem voor alle duidelijkheid tot twee keer toe zeggen.

Nadat de liberale splitpartij GBIC van Rudi Boudringhien zich, volgens de logica van zijn Belgicistische aanhankelijkheid, bij monder van Erik Van Der Eedt uitsprak tegen een vraag naar afschaffing vanuit Ronse, had Erik Tack zijn rekensommetje gauw gemaakt.

Met CD&V, Open VLD én Vlaams Belang samen bestaat er in Ronse voortaan een (wissel)meerderheid voor de afschaffing. Tack stelde dan ook prompt een stemming voor van een motie in die zin. Dat Vlaams onderonsje ging echter (voorlopig?) niet door.

Dokter Louis begrijpt het niet

Luc Dupont liet ook wat dat betreft aan duidelijkheid niks te wensen over. Hij past voor elke extremistische interpretatie van zijn brief en gaat voor bestuurlijke klaarheid en de grootst mogelijke taalhoffelijkheid voor elke anderstalige in Ronse.

Luc Dupont: ‘Ik koppel uitdrukkelijk de afschaffing van de taalfaciliteiten aan de grootst mogelijke taalhoffelijkheid. Mensen die, zoals brievenschrijver dokter Louis, dat onderscheid niet inzien en die beweren dat Walen in de kliniek of elders in onze winkels niet langer welkom zouden zijn, begrijpen echt niet waar het om gaat. Overigens, mocht de kliniek hiermee een probleem hebben, dan had ik dat van de kliniek zelf wel gehoord. En ik heb niks gehoord vanuit die hoek.’

Dupont heeft nochtans de afgelopen weken massa’s mails gekregen.

Luc Dupont: ‘Drie soorten mails kreeg ik. Van mensen zoals dokter Louis die niet begrijpen wat faciliteiten voor een stad als Ronse precies als rem op de werking betekenen. Van anonieme Walen die me uitschelden voor ‘sale flamin’. En dan een grote meerderheid van mensen die me gewoon feliciteren met mijn standpunt.’

Felicitaties krijgt Dupont voor één keer trouwens ook van oppositieleider Tack. Plus een aanbod om er samen voor te gaan.

Vlaamse wisselmeerderheid in de maak?

Erik Tack: ‘Uw partij wil met het Vlaams Belang niet in zee gaan. Maar waarom zouden we in de toekomst geen partners kunnen worden?’

A bon entendeur. En die aandachtige toehoorder zat alvast op de banken. Hij kwam uit Wallonië alover Les Collines en is niet van de minste: Jean-Luc Crucke: parlementslid, burgemeester van Frasnes en coming man van de MR in Wallonië.
Jean-Luc Crucke kan de boodschap nu alvast gaan overbriefen aan zijn kopman en staatshervormer Didier Reynders.

Ronse wil er dus als stad van af, van de faciliteiten. Er is een meerderheid die het wil. Deze meerderheid zit dan wel (nog?) niet bijeen op de bestuursbanken. Maar de afstand tussen deze partijen omtrent de gevraagde afschaffing van de faciliteiten is nu minder groot dan die tussen de CD&V en zijn coalitiepartner Sp.a-Groen. De strijd om de sjerp van Luc Dupont wordt genadeloos. Zijn brief krijgt alvast de symboolwaarde van de onomkeerbaar herwonnen identiteit van Ronse.

(Onze foto: Jean-Luc Crucke, burgemeester van Frasnes. Achter hem op de publieksbanken André Bellinck, de rechterhand en ghost writer van burgemeester Luc Dupont... Copyright: De Benieuwde Ronsenaar.)

DE NALATENSCHAP












Hoofdstuk 5.

Vogel.

‘Ben ik een nukkig koppig mens, zoals sommigen in de stad beweren? Ik laat het aan de anderen over om dat te denken. Mijn stadsgenoten kennen mij in elk geval als een flamingant, katholiek en anti-socialist. Van compromissen moet ik niet weten. Ze weten dat ik Duitsgezind ben. Mijn frontstrepen uit de Grote Oorlog veranderen daar niks aan. Ik heb toen mijn plicht gedaan.

Ik zal wel nooit de joviaalste man van de stad zijn. Ik hou van discipline. Ik leg mijzelf een Spartaans bestaan op. Ik duld geen tegenspraak. Dat deed ik voor deze oorlog ook niet in mijn politiek nest de Christen Volksbond. Den Tap. Dat er nu Tapisten rondlopen die het niet graag zien gebeuren dat ik burgemeester ben, dat moeten zij maar weten. Ze hebben eerst nog geprobeerd om mij tot andere gedachten te brengen. Maar het was ik of het was Maurice Ponette, de zetman van de Duitsers.

Ik zit hier hier op verzoek van de gouverneur. Hij heeft mij gevraagd of hij mijn kandidatuur voor het burgemeesterschap bij de Duitsers mocht voordragen. Ik heb daarbij alleen maar het zakelijk beheer en de bevoorrading van de bevolking voor ogen. Ik heb neem me voor zo matig en zo onpartijdig mogelijk deze stad te besturen. Ik wil zoveel mogelijk vermijden dat ik bij andersdenkenden aanstoot zou geven. Ik weet wel dat ik een burgemeester uit de minderheid ben. En ik doe dingen die mijn eigen Volksbondvrienden nooit van mij hadden verwacht. Ik eis de Volksbond als lokaal op. Net als alle zalen. Ik ontbind hun Toneelvereniging Voor Taal en Volk. Ik smelt ze samen met de socialistische Verbroedering tot Stadstoneel, onder de leiding van mijn broer Alfred. Dat steekt allemaal.

Tot grote koleire van de Franstaligen zet ik hier bovendien de eis van een eentalig Vlaamse stad in wetten om. Ik heb daar al heel mijn leven voor gestreden en anderen altijd verweten dat zij het niet deden. Zodus.

Er zijn Volksbonders die mij niet meer willen volgen en nu boos wegblijven uit den Tap. De haat van mijn tegenstrevers zwelt aan in de stad. Het verzet wil mijn vel. Ik vermoed dat de weerstand al tot in den Tap zelf zit.

Ik lees die sluikblaadjes ook wel. Ik constateer dat het mij nooit vergeven zal worden, dat ik nu eigenmachtig burgemeester geworden ben onder de bezetter bij afwezigheid van Eugène Soudan. Ik voel mij langs twee kanten, de twee extremen bekampt. Aan de ene kant zijn er geruchten dat de Duitsers mij gaan afzetten omdat ik voor hen niet Duitsgezind genoeg doe. Aan de andere kant wordt mij ten laste gelegd dat ik te gewillig met hen collaboreer. Maar ik, ik misprijs ze alle twee. Ik ga hier gewoon mijn gang. Ben ik koppig? Ben ik eigenzinnig? Ben ik nukkig? Allicht. Ik ben wie ik ben.

Als politieker heb ik een kwart eeuw lang altijd gewonnen in deze stad. Dat wordt je niet in dank afgenomen. Mijn tegenstrevers willen mij dood. Met leugens en verdachtmaking. Ik word hier op het stadhuis omringd door andersdenkenden die ik niks te verbergen heb. Ze waarschuwen mij en zeggen mij: Vogel, ge leeft gevaarlijk. Ze gaan u vinden. Vroeg of laat. Er zouden dossiers opgemaakt worden tegen mij. Zelfs door mijn naaste medewerkers hier op het stadhuis. Door mijn eigen stadsbedienden. Maar wie wel doet, die heeft niks te vrezen.

Ben ik overmoedig? Met kwade trouw kan je alles aantonen. Wat moet ik daartegen? Hoe kan ik bewijzen dat ik sommige dingen niet doe waarvan zij volhouden dat ik ze wel doe?

Ik verzamel hier géén papiertjes. Ik leg geen dossiers aan op het stadhuis. Ik schrijf niks op om mij te verdedigen. Mocht dit later ooit nodig blijken. Ik redeneer altijd dat niemand kan bewijzen wat niet bestaat. Vermits ik hier altijd probeer het goede te doen, moet ik van niks bang zijn. Al wat ze tegenover mij in de stad vertellen, stoelt op vermoedens, veronderstellingen en overtuigingen. Nooit hoor of lees ik in hun clandestiene blaadjes één bewijs.

Ik zou zogezegd dagelijks omgaan met Feldgendarmerie en Gestapo? Dat ze me één rapport tonen. Ik heb hier nog nooit één stadsgenoot uit eigen beweging aangeklaagd. Wanneer ik geconfronteerd word met een aanklacht van derden, vraag ik er altijd een schriftelijke formulering van. Die maak ik dan wel over aan de Kreiskommandantur. Doe ik dat niet, dan word ik de speelbal en het slachtoffer van mijn politieke tegenstrevers. Dan kan ik er geen orde in houden. Het zou niet lang duren vooraleer de bezettende overheid het toch verneemt. Dan heb ik geen onheil van een ander hoofd geweerd, maar er nog een over ’t mijne bijgetrokken.

*

Kort nadat ik hier burgemeester geworden ben, verdwenen in onze stad de Nebenstelle van Kommandantur en Feldgendarmerie. Wanneer de Duitsers hier iemand willen ontvangen, hebben ze daarvoor geen apart dienstgebouw meer. Dan komen ze dus gewoon naar het stadhuis. Mijn stadsgenoten lopen hier om de meest verschillende redenen binnen. Mij wordt door de Duitsers nooit meegedeeld waarom de mensen uitgenodigd zijn.

Ik heb de Feldgendarmen hier op het stadhuis een plaats aangewezen aan de straat. Naast mijn bureel. Is dat verstandig? Het is in elk geval de enige plek die nog vrij is. Ze was bestemd voor onverwachte vergaderingen. De Kreiskommandantur houdt hier elke maand zitdag op het stadhuis. Ze doet dat op een ronde in alle voornaamste lokaliteiten van de provincie omdat de vervoermoeilijkheden van het publiek te groot zijn geworden. Ik sla geen acht op die spreekuren van de Feldgendarmen. Ik zie mijn stadsgenoten hier gewoon in- en uitgaan. En dat is het voor mij.

Sinds maart 1943 nodig ik de werkplichtigen zelf uit om naar het stadhuis te komen. Ik neem wel de gewoonte om op mijn gele briefkaartjes te vermelden van wie de uitnodiging komt:

Feldgendarmerie of Kreiskommandantur.

Zo kan elke stadsgenoot die zo’n kaartje krijgt voor zichzelf nog uitmaken of hij zich aanbiedt of niet.

Het gebeurt wel, ik geef het toe, dat ik dat al eens vergeet: om op mijn kaartjes te schrijven van wie de uitnodiging eigenlijk uitgaat. Misschien ben ik daar onvoorzichtig in. Maar als ik het dan al eens vergeet, dan reken ik er op dat de uitgenodigde zich eerst eens bij mij aanbiedt. Dan zeg ik het hem wel: ’t is niet voor mij, ’t is voor de Feldgendarmerie.

De deuren van het stadhuis staan hier open. Als ze zich dan niet willen aanbieden bij de Feldgendarmen, dan kunnen de mensen nog altijd terug naar huis. Gewoonlijk komen de Feldgendarmen hier toch een kwart uur of een half uur te laat.

Op een dag komt de Feldwebel bij mij. Burgemeester zegt hij mij, ge moogt er op uw uitnodigingsbriefjes niet meer bij zetten dat het voor ons is, voor de Feldgendarmerie.

Dat gaat niet, antwoord ik hem, Anders kan ik hier als burgemeester ook niemand meer uitnodigen als ik een keer iemand nodig heb voor gewone gemeentelijke administratieve aangelegenheden. Voortaan zal er dus op elke uitnodiging duidelijk staan door wie en zelfs waarom de mensen uitgenodigd worden. Elk zijn dienst. Ik begrijp trouwens niet waarom u de mensen hier op het stadhuis uitnodigt en niet op de Feldgendarmerie. Ge hebt nu in deze stad ondertussen nu toch uw eigen burelen? En als het voor de Werbestelle is, nodig ze dan uit op de Werbestelle.

Dat ze mij dus nooit komen zeggen dat ik de mensen van mijn stad hier bewust uitnodig, in de val lok en verschalk om ze dan over te leveren aan de Feldgendarmerie.

….Misschien moet ik er zelfs helemaal mee stoppen met die uitnodigingen. Maar ik bestuur in een glazen huis. Ik ben er niet bang voor dat iedereen zou weten wat ik doe. En hoe ik het doe.

*

Wat zou ik hier drukke betrekkingen onderhouden met Gestapo en Geheime Feld Polizei? Nog zo’n bewering van mijn tegenstrevers die de ronde doet in de stad. Zij die dat rondstrooien, kennen blijkbaar beter de vertegenwoordigers van die beide politieorganismen dan ikzelf. De Gestapo is hier tot op vandaag misschien drie keer op mijn bureel geweest. Voor kwartieraangelegenheden, verwarming en autogarage.

Ja...met één man van de GFP sta ik wat meer in betrekking dat klopt. Hij heeft inmiddels onze stad alweer verlaten. Hij zit nu in Gent. Ik ben enkele keren naar hem toe getrokken. Eerst om de loslating te bekomen van mijn buur. Dan voor de vrijlating van iemand op verzoek van zijn huisdokter. En ook eens voor de vrijlating van de voorzitter van het Rode Kruis. Op verzoek van zijn dochter en van mijn stadsontvanger die ook de schatbewaarder is van het Rode Kruis. En ook nog een keer voor iemand, op verzoek van haar vader en van de gouverneur.

Ik heb die contactman bij de Geheime Feld Polizei ook 5000 Belgische frank gegeven. Die moet zijn vrouw uit Apoldo dan overmaken aan mijn zoon die in ’t Kriegslazaret van het nabijgelegen Frankenberg ligt. Ik bezig dat contact dus om van de Gestapo iets te bekomen voor gevangen genomen stadsgenoten.

De Feldgendarmerie komt hier wel iets vaker langs op mijn bureau. Zij is niet alleen politie. Ze is hier ook in onze stad de boodschapper van de Kreiskommandantur van Aalst voor alle bestuurlijke aangelegenheden. Langsheen de Feldgendarmerie, de Feldpost, stuur en ontvang ik ook brieven aan en van mijn kinderen in Duitsland.

*

Monsgkie Smeet, een Tapist van altijd, zegt mij op het voetpad in de Zonnestraat:

Vogel Vogel Vogel, waar zijde gij toch allemaal mee bezig?
Ge zijt gij hier alles aan het vermoossen.

Dat speelt soms wel in mijn kop. Maar ik ben een politieker. Ik heb andere prioriteiten. Ik ben parlementslid. En nu dus ook burgemeester. Nu heb ik de macht en kan ik eindelijk alles waarvoor ik gestreden heb eens omzetten in daden.'

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording bronnen cfr. 9.08.2008.)