19 september 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

EEN DWERGKONIJN UIT

DE TOVERHOED VAN SINTERKLAAS



DE BRIEF VAN DUPONT: WIE VANGT DE BOOMERANG?

SMARTEGELD VOOR FACILITEITEN

EN BLIJVEN DWEILEN MET DE KRAAN OPEN…


Pol Kerckhove, voorzitter van het OCMW van Ronse en schepen van ambtswege start met een groepsaankoop van stookolie voor de Ronsese gezinnen die het moeilijk hebben met hun factuur van de verwarming. Kerckhove volgt hiermee het voorbeeld van zijn collega Kurt De Loor uit Zottegem. Die bestelde deze wee namens 1.433 gezinnen zo’n 2.264.350 op aanbesteding met als inzet de grootst mogelijke korting.

Ongetwijfeld een initiatief dat heel wat Ronsenaars die de taalgrens zijn komen oversteken om hier in Ronse onder de armoedegrens te duiken, zal verheugen.

Het probleem van de traditionele Ronsese socialistische machthebbers zoals Pol Kerckhove is dat ze aldus gewoon verder blijven dweilen met de kraan open.
Zonder de echte oorzaken van de brede en diepe Ronsese armoede onder ogen te zien en te willen aanpakken.


In Kerckhove’s OCMW Rustoord bezoek ik deze week een goede kennis. Vermits de onthaalruimte er op vrijdagmiddag blijkbaar niet bevolkt is en niemand me kan vertellen op welk verdiep en in welke kamer mijn kennis verblijft, word ik ontvangen door twee (lieve) Afrikaanse poetsvrouwen die me in het Frans breed lachend vertellen dat ze me helaas niet kunnen helpen.

Dit is een voorbeeld van pragmatische solidariteit. We helpen Nederlandsonkundige werkloze steun- en asielzoekers als Nieuwe Ronsenaars hier snel aan een of andere klus en dat is natuurlijk ok. Maar of we er Ronse, de koopkracht en de commerce van de Ronsenaars mee vooruit helpen, is maar zeer de vraag. Met de valse perceptie van tweetaligheid en onder de vlag van de solidariteit maakt men van Ronse aldus een Schemerland een nomansland voor aangespoelde gelukszoekers.

(Apropos, nergens lees ik een brief van dokter Louis dat de rechten van de oude of zieke mens en zijn Vlaamse bezoekers hier geschonden worden, doch dit terzijde).

De truc met de toverhoed

De traditionele Ronsese socialistische machtsclans en hun klanten-kiezers verschuilen zich achter het hoge woord van solidariteit om Ronse te laten zitten met de wielklem van de faciliteiten. Ze willen wel toegeven dat die faciliteiten een handicap zijn voor de stad. Maar afschaffen? Ronse vrij maken van wielklemmen? Nee dat willen ze niet.

Ze geloven niet in Sinterklaas zeggen ze. Maar ondertussen toveren ze zelf een konijn uit hun hoed: Zze willen er compensatiegeld voor. Smartgeld als het ware. Nog meer geld om te dweilen met de kraan open.

(Een ‘Vlaamse Reus is hun konijn helaas niet. Veeleer een dwergkonijntje om mee te spelen).

Willen de echte Vlaamse Progressieven opstaan?

‘Pleiten voor de afschaffing van de faciliteiten draagt een intolerante maatschappij naar voor’, aldus het jonge socialistische gemeenteraadslid Björn Gordon in zijn blog.

Helaas beste Björn, uitgerekend wat het bestrijden van de intolerantie betreft hebben we de oude traditionele ‘linkse’ loftmachthebbers van Ronse de jongste jaren vooral horen zwijgen en in alle talen…. Nu lessen geven in politiek correcte tolerantie in verband met de faciliteiten, dat is er over.

(In zijn analyse van de oorzaken van zijn verkiezingsuitslag herinnert Erik Tack, de kopman van Vlaams Belang, zich niet in zijn opmars gehinderd te zijn door de zelfverklaarde socialistische bestrijders van de intolerantie in Ronse… bezig als ze vooral waren met het stroomlijnen van hun eigen campagne tot meerdere eer en glorie van hun oude machtsclans en hun nazaten…Een machtsconcentratie die zich geruisloos voortzet in vele netwerken ).

Wie vandaag opkomt voor de echte Vlaamse identiteit van Ronse als middel tegen achteruitstelling kan bezwaarlijk vastgepind worden op de dooddoener van ‘intolerantie’ of verwerping van de solidariteitsgedachte. Het lijkt veeleer op een pervertering van die nobele begrippen in functie van gemakkelijke kiezersbinding..voor de eigen carrière als ‘beroepspoliticus’.

Een volwaardig Vlaamse administratieve identiteit van Ronse zal integendeel de grootste taalhoffelijkheid, openheid en gastvrijhed van alle Ronsenaars tuupe voor mekaar, voor onze Waalse broeders, (klant, bezoeker of patiënt) en voor onze vrienden van het Eurodisctrict Ronse-Tournai-Lille-Kortrijk nooit in de weg staan.

Echte solidariteit over de grenzen heen werkt in twee richtingen en veronderstelt om te beginnen dat onze Waalse broeders ermee ophouden Ronsese fabrieken weg te plukken met Vlaamse transfersubsidies om ons dan hun werklozen te sturen.

Vier moeilijke jaren

De socialistische kopstukken die de partij in Ronse bestieren hopen hun twee stemmen achterstand goed te maken. Ze willen weer de grootsten worden. Dat is hun goed recht en pure machtslogica. In dat geval kunnen ze namelijk (weer) gaan voor het burgemeesterschap in de nieuwe meerderheid. Klein probleempje: voor de meerderheid kunnen ze dan niet zonder….de CD&V.

De faciliteitenkwestie keert dus nu al als een boomerang terug naar de meerderheid.
Het is nog niet echt duidelijk op wiens kop die boomerang terugkomt. Alvast niet op het hoofd van Luc Dupont die hem gooide. Want die is dan weg, heeft hij aangekondigd.

Een Vlaamse Progressieve Ronsenaar heeft vandaag dan ook nog andere zorgen. Als hij de Ronsese doos van Pandora opent trekt, ziet hij hier aan de horizon een gevaarlijke Vlaamse alliantie tot stand komen waarin de échte reactionaire intolerantie dan wél ’s een opening zou kunnen vinden naar een Vlaams bestuurfront….dat de socialisten ‘pragmatisch’ en ‘solidair’ isoleert en de woestijn instuurt.

Of willen de echte Vlaamse Progressieven van Ronse nu eindelijk eens opstaan en een komaf maken met de oude vastgeroeste netwerken van de macht?

17 september 2008

BLUE MOON













37.

Vondagavond konden we eindelijk nog eenf optreden voor onve harde kern van fidele fupporterf. Na onve vware vomertournee op alle feftivalweiden , vierden we onve ‘Grand Pardon’, onve grote vervoening, in onf lokaal The Filicone Valley.

Ve fpelen vij daar graag, ik verveker het je. Daar aan die vot in het water. Daar waar allef voor onf ooit if begonnen. Nu bijkanf een eeuwigheid geleden. Daar, aan de glanvende goddelijk geftemde Fteinway-piano van onve leermeefter de befaamde contratenor Pafcalito Devreeve, die met vijn maatf Plafido Domingo en Jové Carreraf inmiddelf if uitgegroeid if tot één van de drie onfterfelijke klaffieke vangers van ons univerfum.

(Wie van onf herinnert vich niet hoe Pafcalito op een broeierige avond vol kwakende puiten het Park Lagache in vuur en vlam vette met vijn ode aan vijn ‘Meifje Lief’:

Geen wonder dat ik ween
Dat ik ween van de fmart
Nu dat ik moet leven
Met een gebroken hart

Meifje lief oh oh o
kom bij mij oh oh
Vie je niet, mijn verdriet?


Het waf Pafcalito die onf, de Fnukkende Fnaren, leerde hoe we bij

‘Meifje lief oh oh o!’

hoge noten kunnen kraken vonder onfzelf febiet een Joe Cocker-keelgat te rafpen.

*

Met die efcluvieve féance in The Filicone Valley wilden we onve onvoorwaardelijke fanf van het eerfte uur eenf extra belonen met een al te veldzaam geworden optreden in eigen ftad.

Nu we door het magavine Rolling Ftone uitgeroepen vijn tot meeft begeerde muviekformatie allertijden, willen we vooral niet naaft onze Prada’s lopen. Vo vijn we niet. Ge viet dat van hier. Het laatfte wat we willen, if dat we vouden vervreemden van onve eigen buurt daar aan de Pafferelle en het Ftafion.

Het if nog niet omdat het vebrapad waarop we poveren voor onve langfpeler ‘Pafferelle Road’ (beft verkochte tweedehandfplaat allertijden) inmiddelf tot dé plafe to be if uitgeroepen door ‘Vlaanderen Vakanfieland’ dat wij daarom geen fimpele menfen meer vouden vijn. We blijven wie we vijn.

Eén miljard wordt onf door een Ruffiffe rijke ftinker aangeboden om velf nog eenf op te treden in onve wereldberoemde Mufical: ‘Geif Moa Nen Beef’’.

We denken er no niet aan. We laten onf niet vot maken.

*

Vondag verliep allef fchitterend naar onve wenf. We vijn daar nog maar aan het foundfjekken met één van onve kafkrakers (‘Crème Brulée du Connemara’), of ve danfen al bovenop de tafelf en ftaan daar te vwaaien met hun ferviette.

Marie-Lou onve backing vocal , die malheuren doet alf ve ook maar in de buurt van een geluidfinftallatie komt, duwt met haar achterfteven tegen mijn didgeridoo. Mijn didgeridoo dwarf door mijn gehemelte, al mijn tanden meegefleurd.

Het if duf bijlange nog niet veker of ik hier verder nog de ‘Ftory van de Fnukkende Fnaren’ val kunnen voort vertellen. Vonder tanden if dat niet vanvelffprekend, ik verveker het je. Jorif, mijn tandartf, belooft mij wel dat hij me uit de miverie val kunnen flepen met een fchone protheve.

Maar: ik val wel miffchien nooit meer kunnen fpelen op mijn inftrument!

De andere Fnukkende Fnaren vinden dat geen enkel probleem. Doch voor mij vijn de Fnukkende Fnaren mijn lang leven. Het if duf geen wonder dat ik ween.

‘Meifje lief, vie je niet mijn verdriet?’ vraag ik intrieftig Folangeke, de dochter van Kitty, onve marraine.

Ik heb vo gelijk het gevoel dat ve het veeleer wil uitrpoeften. Dat ve mij hier ftaat uit te lachen in mijn weven. Of vergif ik mij?


‘Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.

(De personages zijn fictief, vertelpersonage incluis.)

15 september 2008

DE NALATENSCHAP

















Hoofdstuk 7.

Bij het uitbreken van de grote pest in 1348 worden de joden ervan beschuldigd de waterbronnen te hebben vergiftigd om de christelijke wereld te vernietigen. In de lente van dat jaar beginnen de eerste lynchpartijen. Het volk aanvaardt de pest dan wel als een straf van God, maar wil een zondebok op wie het zijn woede kan botvieren. Al het chagrijn dat het niet mag uiten tegen God. Als eeuwige vreemdeling is de jood het grijpklare doelwit. Eeuwenlang al haten de christenen hem als iemand die doordrenkt is van sluimerende boosaardigheid tegen alle christenen.

De beschuldiging omtrent het vergiftigen van de waterbronnnen is een antieke volksroddel die teruggaat naar de plaag van Athene. Dan al worden de Spartanen als schuldigen aangewezen voor de grote ziekte. De roddel vindt zijn weg langs de recentere epidemieën van 1320 waarvan de melaatsen de schuld krijgen. De melaatsen zouden op aandrang van de mohammedaanse koning van Granada hebben gehandeld. Dit alles in een geweldige samenzwering van de verschoppelingen om alle christenen te vernietigen. In 1322 worden overal in Frankrijk honderden melaatsen bijeengedreven en verbrand. De joden worden van hun kant zwaar gestraft met boetes en andere aanvallen.

De jood is altijd al het voorwerp van de algemene vijandigheid van de vroege katholieke kerk. Omdat de jood Christus niet als Zaligmaker heeft aanvaard en hardnekkig geweigerd heeft de nieuwe wet van het evangelie aan te nemen in plaats van de mozaïsche wet, wordt hij beschouwd als een voortdurende belediging voor de pas opgerichte Kerk. Hij is een gevaarlijk wezen dat gescheiden en apart van de christelijke gemeenschap moet worden gehouden. Dit is ook het doel van de edicten die de joden hun burgerrechten afnemen. Ze worden al meteen uitgevaardigd door de eerste concilies in de vierde eeuw, nadat de christelijke leer staatsgodsdienst is geworden.

Het antisemitisme wordt verwoord in de canonieke wet opgesteld door de concilies. In zijn tirades klaagt de heilige Johannes Chrysostomus van Antiochië de joden aan als Christusmoordenaars. De grote Kerkvader Augustinus verklaart dat de joden verschoppelingen zijn omdat zij de verlossing van Christus niet aanvaarden. De diaspora is de straf van God voor hun ongeloof.

De leerstelling dat joden tot eeuwige slavernij zijn gedoemd omdat zij de moordenaars van Christus zijn, wordt in 1205 door paus Innocentius III afgekondigd. Het brengt Thomas van Aquino tot de conclusie dat de Kerk het recht heeft hun bezittingen af te nemen, omdat zij de slaven van de Kerk zijn.

Toch weten de joden hun plaatsje in de maatschappij te behouden. Als geldschieters slagen ze erin een belangrijke rol te spelen vanwege de voortdurende geldnood van de koning. Zij worden door de gilden uitgesloten van ambachten en handel. Daardoor worden ze gedwongen tot onbeduidende handel en geldschieterij. Omdat zij toch al verdoemd zijn, mogen zij geld lenen tegen rentes van twintig percent of hoger… waarvan de koninklijke schatkist het grootste deel int. Edelen en prelaten volgen het voorbeeld van de koning. Ze vertrouwen de joden geld toe om het uit te lenen. Waarna zij zelf de meeste winst opstrijken. Maar de boosheid van het volk richt zich tegen de handelende jood. Hij is de tussenpersoon van het woekeren.

Met de komst van de inquisitie groeit de godsdienstige onverdraagzaamheid. Ze leidt ertoe dat de joden beschuldigd worden van rituele moorden. Ze worden gedwongen herkenninginsignes te dragen. Het geloof dat de joden rituele moorden begaan op christenen (zogezegd uit de drang tot herbeleving van de kruisiging van Christus) ontstaat in de twaalfde eeuw. Het ontwikkelt zich verder tot de overtuiging dat joden geheime bijeenkomsten beleggen om de hostie te ontwijden. Aangemoedigd door volkspredikers en geselbroeders ontstaat er aldus en mythe over bloed als een afspiegeling van het christelijk ritueel waarbij het bloed van Christus wordt gedronken. Joden zouden de christen kindjes ontvoeren en folteren. Ze zouden hun bloed drinken om redenen die variëren van sadisme tot hekserij. Die aanklacht over het drinken van bloed wordt op scherpe wijze door de rabbijnen weerlegd en door de paus veroordeeld. Toch zet dat verhaal zich vast. En wel op zeer verbeten wijze in Duitsland. Daar is ook al de beschuldiging over het vergiftigen van de bronnen in de twaalfde eeuw ontstaan.

De Kerk vaardigt decreten uit met de bedoeling de joden af te zonderen van de christelijke maatschappij. Het is joden verboden christenen als bedienden te werk te stellen. Joodse artsen mogen geen christenen behandelen. Het is joden verboden christenen te huwen. Ze mogen geen meel, brood, wijn, olie, schoenen of enig kledingstuk aan christenen verkopen. Het is hun niet toegelaten goederen te leveren of te ontvangen, nieuwe synagogen te bouwen en grond te bezitten of op te eisen bij het niet aflossen van hypotheken. Joden worden door de gilden geweerd uit weverijen, metaalbewerking, mijnnijverheid, kleermakerij, schoenmakerij, goudsmederij, bakkerij, houtbewerking en als molenaar.

Om hun apartheid duidelijk te maken, geeft Innocentius II in 1215 het bevel dat zij een teken moeten dragen, meestal in de vorm van een wiel of een rond lapje van vilt dat een geldstuk moet voorstellen. Het is nu eens geel of groen, dan weer rood en wit en wordt zowel door mannen als vrouwen gedragen vanaf zeven jaar. Later wordt er nog een hoed met een punt aan toegevoegd. Die hoed heeft veel weg van een hoorn die de duivel moet voorstellen.

Uitwijzingen en vervolgingen van joden gaan gepaard met blijvende confiscatie van hun goederen. Wanneer ze dan terugkomen in dorpen, handelsplaatsen en grote steden zoeken zij hun werk in de geldschieterij en de kleinhandel of als doodgravers. Om elkaar te beschermen, gaan ze dicht bij elkaar wonen in enge joodse wijken.

*

Wanneer de grote pest uitbreekt, is het een koud kunstje om de vermeende oorzaak van de zwarte dood, het vergiftigen van de bronnen, op de joodse boosaardigheid te schuiven. Aanvankelijk probeert de overheid op de meeste plaatsen de joden nog te beschermen. Doch gaandeweg bezwijkt ze, onder druk van het volksgeloof.

Paus Clemens tracht de hysterie nog te beteugelen door in 1348 een bul uit te vaardigen. Daarin stelt hij dat christenen die de pestilentie aan de joden toeschrijven worden misleid door de duivel. Hij noemt de beschuldiging inzake het vergiftigen der bronnen en de daaruit voortvloeiende slachtingen van joden een afschuwelijke zaak.

Het mag niet baten. Op 9 januari 1349 wordt in Basel de gehele gemeenschap van zevenhonderd joden verbrand: in een houten huis dat speciaal voor dit doel op een eiland in de Rijn wordt gebouwd.

In februari van dat jaar worden in Straatsburg, nog voor de pest de stad heeft bereikt, alle joden van de stad, tweeduizend in aantal, naar de begraafplaats gebracht. Daar worden ze massaal, met uitzondering van diegenen die zich tot het christelijk geloof bekeren, op de gereedstaande rijen brandstapels verbrand.

*

De nazi-haat voor joden heeft diepe wortels. Voor hun georganiseerde misdaad tegen de mensheid grijpen zij terug naar het sluipend gif dat eeuwen lang zijn weg heeft gezocht langs de donkerste meanders van onze westerse voorgeschiedenis.

De mens vreest de ander. Overal altijd. Die ander is een vreemde, een bedreiging, een barbaar. De Griekse geschiedschrijver Herodotos is de eerste die inziet dat die ‘barbaros’ iemand is met de menselijke waardigheid van elke persoon. Over hem schrijft hij in zijn 'Historiën' zonder haat of minachting. Hij bezoekt de Egyptenaren en Scythen, Perzen en Lydiërs. Hij onthoudt alles wat hij van hen heeft gehoord en gezien. Hij weet al dat, als we echt onszelf willen begrijpen, we eerst de ander moeten leren kennen. Die ander houdt ons een spiegel voor van onze eigen cultuur. Xenofobie is voor Herodotos een ziekte van bange mensen die lijden aan een minderwaardigheidscomplex.

Door in hun Derde Rijk het Oude Avondland te willen redden van de zogenaamde ondergang, door zichzelf te verheffen tot Herrenvolk en de joden en zigeuners tot Untenmenschen, organiseren de nazi’s in hun kampen het einde van de menselijke beschavingsgeschiedenis.

Van de ene Zwarte Pest naar de andere: de allergrootste ooit.

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.

(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008.)