14 november 2008

DE BENIEUWDE RONSENAAR

EXCLUSIEVE BERICHTGEVING
FRACTIELEIDER SPA RONSE GEEFT ER DE BRUI AAN
LEANDER DE CAUTER VERLAAT DE POLITIEK


Leander De Cauter (32) de fractieleider van de socialisten in de raad geeft zijn ontslag. Dat nieuws is ons door betrokkene zelf bevestigd.

De jonge woordvoerder van de socialisten in de raad kan zich niet langer motiveren voor zijn mandaat. Hij ziet het ook niet langer te combineren met zijn andere taken als zaakvoerder van het Communicatiebedrijf Magelaan (dat de Spa-verkiezingscampagne verzorgde in Ronse) en als Voorzitter van het Vrijzinnig Centrum. Hij neemt ontslag als gemeenteraadslid maar blijft wel actief in de partij, zij het dan vanuit de coulissen.


De afwezigheid van de woordvoerder van de socialisten was ons eerder al bepaald opgevallen bij de belangrijke stemming van de motie voor de afschaffing van de faciliteiten. Net zoals de pijnlijke afwezigheid van schepen Gmati-Trabelsi die de jongste maanden vooral bezig is gebleken met haar voortgezette studies en de voorbereiding van haar professionele carrière als jonge juriste…

Wie Leander opvolgt als raadslid en woordvoerder, is nog niet bekend. Wel zal eenieder zich herinneren hoe het bij de heisa rond de faciliteiten op de bewogen jongste raadszitting en in afwezigheid van Leander De Cauter Björn Bordon was die het standpunt van de SPA terzake 'mocht' voorlezen waarbij zelfs de microfoon het liet afweten.

Meer openheid en democratie…

SPA Ronse plant voor volgende week een algemene vergadering waarin zowel de functie van voorzitter Tijl Bondue als die van secretaris Walter Kerckhove worden ingevuld. Er zouden zich twee kandidaten voor het voorzitterschap aandienen. Het is niet duidelijk of ‘ancien’ Walter Kerckhove daarbij nog kandideert om zichzelf op te volgen als secretaris. Zeker is dat de partij ‘een grotere openheid' betracht en zichzelf ook wil openstellen voor nieuwkomers die niet langer het traditionele parcours via de aloude ‘Wijkclubs’ hoeven te hebben gevolgd om in de partij aan hun trekken te komen. Om het met een eufemisme uit te drukken: de partij wil haar ‘democratisch gehalte verhogen'.

Als de Ronsese socialistische 'nomenclatura' daarbij dan ook nog wil afstappen van het elitaire loft-socialisme, de mandaten-cumulatiezucht, het benoemings-cliëntelisme, de korte termijn-kiezersmarketing en de inkomensbeveiliging van quasi-beroepspolitici op de rug van de nieuwe armoedige gelukszoekers, dan is er een kans dat de Vlaamse Progressieve en solidaire Ronsenaar eindelijk weer zijn echte stek terugvindt in het nu razendsnel verkrampende, plat populistische Ronsese maatschappelijke weefsel.

Tuupe tegen mekaar...

De socialistische partij is in Ronse al jaren op de retour door een gebrek aan echt leiderschap. Diverse zelfverklaarde zonnekoninkjes maken er - voor hun eigen carrièreplanning - apart (en vaak tegen elkaar) de dienst uit in functie van persoonlijk cliëntelisme. De partij lijdt onder de korte termijnpolitiek, geïnspireerd door de eigen kiezersmarketing.

Kopman Gunther Deriemaker slaagt er van zijn kant voorlopig maar niet in het echte leiderschap waar te maken dat hij als mandaat nochtans duidelijk van de Ronsese kiezer heeft gekregen bij de jongste verkiezingen. Zijn geschipper en pijnlijke koerswijziging in de faciliteitenkwestie sprak wat dat betreft boekdelen…

(Copyright. Verplichte bronvermelding bij overname).

DE BENIEUWDE RONSENAAR

LUC DUPONT OP RTBF RADIO:
FACILITEITEN VERSCHERPEN
DE SOCIALE PROBLEMEN VAN RONSE














BRIEF EN MOTIE OP DE TAFEL
VAN DE FEDERALE ONDERHANDELAARS
'FACILITEITEN AAN ORIGINE VAN
GROTE INSTROOM VAN ALLOCHTONEN'.


Burgemeester Luc Dupont was vanochtend te horen in het journaal van RTBF-radio. Dit naar aanleiding van een toelichting in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken door premier Leterme eerder deze week waarbij hij aanstipte wat iedereen al lang wist: meer bepaald dat de faciliteiten, dus ook die van Ronse, deel uitmaken van een totaal taalevenwicht en vergrendeld zijn.

Voor de RTBF, die op zijn site de Vlaamse stad Ronse probleemloos zomaar eventjes dertig percent francofonen toedicht (meer dan 8000!) meteen een reden om burgemeester Dupont aan de tand te voelen over zijn brief naar Leterme met de vraag of de motie van Ronse om de faciliteiten af te schaffen hiermee geklasseerd is. De Benieuwde Ronsenaar luisterde voor u mee. Hieronder onze letterlijke transcriptie.

Luc Dupont : ‘Non pas du tout. L’on a instauré un dialogue de communauté à communauté. Ce que nous avons voulu faire, c’est de mettre le problème sur la table des négociations à Bruxelles. L’on devrait en débattre et en parler lors du dialogue de communauté à communauté.’

Un afflux de francophones d’origine allochtone

Ondervraagd over de reden van zijn brief aan Leterme en de motie tot afschaffing goedgekeurd door de gemeenteraad van Ronse, zet Luc Dupont (in vlekkeloos en taalhoffelijk voorbeeldig Frans…) alle argumenten nog eens op een rij.

Luc Dupont: ‘Le fait que dans le passé nous n’avons pas fusioné avec d’autres communes. Le fait que le personnel embauché par la ville doit passer un examen linguistique. Le fait que les enseignants à nommer dans l’enseignement primaire doivent également passer un examen linguistique…

Je constate que les facilités sont responsables d’un afflux de francophones d’origine allochtone. Plus précisément de la région de Bruxelles capitale qui viennent en grand nombre à Renaix et qui renforcent ainsi un problème social déjà aigu…’

De grote verdienste van Duponts brief en de motie van de gemeenteraad is, volkomen wars van elke vorm van taalfanatisme (dat ook wij hier altijd zullen blijven verwerpen), dat Ronse nu als taalhoffelijke Vlaamse stad onomkeerbaar op de agenda is gezet.

Bovendien is hiermee federaal én in de nationale perceptie de armoede-bevorderende (weinig benijdenswaardige) ‘illusie’ van Ronse als een sociaal paradijs voor Nederlandsonkundige gelukszoekers uit allochtonië en Wallonië (met wooncodefaciliteiten en een stookoliepremie er bovenop) eens en voor goed formeel teruggefloten en doorprikt.

Wie dàt nu nog niet wil (in)zien , moet in Ronse maar eens meer de straat op.

LA VIE EN PROSE

‘De palier en palier, la relation entre moi et la quasi-totalité des médias de ce pays en est bel et bien arrivée à la haine totale, au sens où l’on parle de guerre totale (drôle de guerre au demeurant, où je suis desarmé; il serait plus juste de parler de guerre d’extermination totale dirigée contre moi).

Il est évident que ma mère n’intéresse personne, à part peut-être Florence Noiville, si elle est aussi bête qu’elle en à l’air. A travers ma mère c’est bien evidemment moi que l’on cheche à abattre, et je ne peux dorénavant plus me faire aucune illusion: tous les moyens seront bons, et il n’y aura pas de quartier.

La séparation entre domaine public et vie privée, entre l’homme et l’oeuvre? Tout ça est devenu trop compliqué, on ne s’embarasse plus de ces scrupules aujourd’hui.

J’éprouve je crois quelque chose d’analogue à ce que pouvaient éprouver les condamnés au Moyen Age quand ils étaient cloués au pilori. Le mot ayant été trop souvent employé, on a un peu oublié l’horreur de la chose. Le condamné était exposé sur la place publique, la tête immobilisée par un carcan de bois, les mains entravées, le visage à découvert; et chacun des passants pouvait le souffleter, cracher au visage, ou pire.’
Michel Houellebecq. Extrait d''Ennemis Publics’. Correspondance entre Michel Houellebecq & Bernard-Henry Lévy. Flammarion/Grasset.

‘La Vie en Prose’.
‘Journal Intimide’.

13 november 2008

BLUE MOON













Hoofdstuk 42.

Moorhead. Los Angeles Times, Herald Tribune en USA Today zijn meer dan lovend. Onze tournee is een triomf. We worden bijgezet in het hol of fame. Rolling Stone roept ons uit tot grootste rariteit allertijden.

(Met mijn nieuwe tandbestendigende didgeridoo van rubber geef ik onze intieme nummers meer warmte. Onze groupies worden er gek van).

Mason City. Onze World Tour-bus laat het afweten vanwege zeiknatte bougies. Er staat een hevige sneeuwstorm. Ons management weet een privéjet te regelen. We hebben geen moment te verliezen. We staan alweer geboekt voor een optreden morgen in Fargo, Noord-Dakota. De piloot is een knaapje van naar schatting eenentwintig. Of hij overweg kan met het vliegen op instrumenten in nachtelijke sneeuwstormen is me niet duidelijk.

(John John, de kleine Kennedy van onder dat bureau in de Oval Room, denkt dat hij overweg kan met zijn girograaf. Met zijn vrouw en haar zus vliegt hij naar een trouwfeestje van de Kennedy-clan op het chique Martha’s Vineyard. Kletst wat uit zijn nek. Prutst wat aan de knopjes. Leest zijn boordinstrumenten omgekeerd. Denkt dat hij omhoog gaat. Duikt de oceaan in).

Ik stel de andere Snukkende Snaren gerust. Wie in god gelooft hoeft niks te vrezen. Iedereen is bijgevolg doodsbang. Niks geen sneeuwstorm, zegt onze chef. We zitten hier in Amerika. Al je dromen worden waar. En daarbij, we vliegen op een Beechcraft Bonanza. Dat zijn de veiligste Beechcrafts ter wereld, de Beechcrafts Bonanza. Elke kenner zal je dat vertellen.

Een beetje aan de krappe kant die Beechcrafts, dat wel. Maar we hebben vannacht geen enkele zin om Jack Kerouac per bus achterna te touren On Route ’66, met de cruise control op tergend traag. Bussen worden gekaapt. Bussen gaan van de weg. Bussen krijgen een klapband. Of de buschauffeur dommelt in. Of hij wil Aboe Simbel halen voor zonsopgang en de grote hitte van wel vijfenvijftig graden.

Met onze Beechcraft Bonanza winnen we zeeën van tijd. Onze internationale doorbraak maakt van ons de meest gevraagde groep ter wereld. Niet dat we daarom beginnende flutzangertjes het wit in de ogen niet meer zouden gunnen. Vannacht geven we bijvoorbeeld niet minder dan drie Absolute Beginners een lift naar Fargo. Valenzuela, heet de jongste. Een kereltje van zeventien. Denkt dat hij geschiedenis gaat schrijven met een tearjerker. Over Donna, een liefje dat hem heeft laten zitten vanwege niet goed genoeg. De tweede is een zekere Jiles Richardson. Artiestennaam: The Big Chopper. Met zijn achtentwintig is hij de oudste van de drie. De derde heet Buddy Holly. Tweeëntwintig. Nooit van gehoord. Voor Richie Valenzuela wordt het de luchtdoop. Hij beweert dat hij zienersgaven heeft, zegt dat het zijn luchtdood wordt. Ik geen hem een muntje, probeer wat te slapen. Op mijn Polar is het exact vijf na één.
*
Die Amerikaanse sneeuwstormen zijn echt de max. Turbulenties waarvan je alleen maar dromen kan als je Richard Branson of Steve Fosset heet. In de mijne, mijn droom zie ik de rode kersttruck van Coca-Cola met duizend lichtjes in de nacht en de Kerstman vrolijk zingend aan het stuur.

‘Always Coca-Cola, always Coca-Cola..’.

Foute droom. Onze tournee wordt gesponsord door Pepsi Max.
Drie minuten later hangen we boven Lake Madison (Wisconsin). Het gaat hard. Loeiend hard.

‘Bailar La Bamba. Oh, Donna.’

Naast mij zit Otis Redding. Met zijn Barkays geeft hij ter ere van de Snukkende Snaren een performance weg, tienduizend meter hoog:

‘Crashin’ in the dock of the Bay.’ Zijn wereldhit.

Boven de Mammot Lakes, California maakt de piloot een looping rond de complete Planet Earth. E-mee-zing! Na een helse achtervolging worden we tenslotte neergehaald door Horst Rippert, de broer van Iwan Rebroff. Met zijn Stuka achtervolgt Horst ons van Corsica tot boven het Rhônedal.

(Wat er inmiddels van onze jonge piloot is geworden, het is ook mij een raadsel. We zien zijn Beechcraft Bonanza diep onder ons als een kunstig wrak in de sneeuw geprikt).

Doch lichte pech kan ons niet tegenhouden. Pierce Brosnan trekt ons in volle vlucht één na één meteen in een ander toestel, wat ik onmiddellijk identificeer als een Lockheed Lightning P38. Aan de knuppel hangt nu mijn persoonlijke held Saint-Exupéry.

‘Ik bewonder je ’, hoor ik Horst schreeuwen door de koptelefoon van mijn Zen Creative MP-3.

‘Ik betreur het dat ik je moet neerschieten, Antoine. Echt waar. Maar het is mijn verdomde plicht, als je Duitse vijand. Zoals jij de hemel beschrijven kan! Zoals jij mijn gedachten en gevoelens als piloot verwoorden kan ! Jij hebt mij ertoe geïnspireerd zelf piloot te worden en je hier vandaag neer te schieten.’

‘Doe wat je niet laten kan’, zegt Saint-Ex . ‘Schiet me af als je ballen aan je lijf hebt.’

Ik word wakker naast Marie-Lou.

‘Wel, schiet je nu nog of wa?’ vraagt ze. ‘De anderen wachten al in het Volkswagenbusje.'

Je maakt wat mee als lid van een wereldgroep, ik zweer het je. Je leeft in de roes van de roem, tussen droom en werkelijkheid.

En als je wakker wordt, dan droom je nog.

'Blue Moon’. Roman.
Illustratie: ‘Morning has broken’.
Copyright Stef Vancaeneghem.
(De personages zijn fictief, vertelpersonage incluis.)

10 november 2008

DE NALATENSCHAP
















Hoofdstuk 15.

Victor

Zaterdagavond 20 mei ’44. De nazi’s voeren ons in hun overvolle beestenwagons via Gent naar Luik. Onderweg worden er nog honderden andere gevangenen onze trein in geduwd, gesmeten en gestampt. Vanuit Luik sporen we dan door langs Antwerpen en Venlo naar het Ruhrgebied. Een eindeloze rit.

Geen licht. Nauwelijks lucht. We staan opeengepakt en stinken uit heel ons lijf. Niks te eten. Niks te drinken. De meesten van ons hebben zelfs geen plaats om te zitten en blijven de hele rit rechtop. Een marteling. Wezenloos staren we voor ons uit. Er valt niks meer te zeggen. We hebben gestreden en we zijn gepakt. In de duisternis zie ik alleen maar ex-mensen met de dodenmaskers al op.

Maandag 22 mei. We komen in Weimar. In de donkerste nacht van ons leven sturen de nazi’s ons meteen door naar Buchenwald. Het kamp ligt helemaal bovenaan de Ettersberg.

Dinsdag 23 mei. Dit is de dag dat ze ons onze identiteit afnemen. Voortaan zijn we geen mensen meer, maar nummers. Zelf ben ik nu: 54.736. Ze plaatsen ons in quarantaine, in het kleine kamp. Het ligt naast het Grote Kamp. Groot is het qua aantal en qua weerzinwekkendheid.

8 juni. Als ‘lading’, als ‘stuks’ maken we deel uit van het nieuwe transport naar Dora, een kamp in het noordoosten van Nordhausen. Nieuwe selectie. Twee dagen laten brengen ze ons per vrachtwagen naar Harzungen.

Ze steken ons, mijn verzetsvriend Theo, de andere Ronsenaars en ik in de Blocks 7,8 en 9. In drie ploegen zullen we nieuwe tunnels graven onder de Himmelberg in Woffleben: Project B-3a.

Genummerde werktuigen, in genummerde projecten.
Al het menselijke is ons voortaan vreemd.

Zaterdag 15 juli. Ze steken ons op een nieuw transport voor het kamp van Ellrich. We moeten werken onder de Kohnstein. Project B-11. We zitten helemaal ten noorden van de tunnels van Dora. Het is vreselijk zwaar en ongezond werk. De omstandigheden in het kamp zijn er afschuwelijk.

28 oktober. Dora, het voormalige Kommando van Buchenwald wordt een autonoom kamp onder de naam Mittelbau-Dora. Al wat er in het kamp gebeurt zal voortaan strikt geheim worden gehouden. We zijn afgesloten van ons mens-zijn en afgesloten van de buiten-wereld. Of liever: van de boven-wereld. We zijn beneden-mensen nu. Minder dan mensen.

Mittelbau-Dora ‘ruilt ruimte in’ voor de gevangenen van kampen in het oosten zoals Auschwitz en Gross-Rosen. Alle gevangenen die te ziek of gekwetst worden bevonden wacht de finale ‘selectie’.
Ze krijgen het label ‘ongeschikt voor de arbeid’. Ze worden bijeen gedreven in Nordhausen. Van daaruit volgt een ‘sanitair transport’ naar het dodenkamp Bergen-Belsen.

11 november 1944. Kampoverste Kramer verbouwt het kamp tot een echt concentratiekamp naar het model van zijn vroegere ‘fabriek’: Auschwitz.

Theo, de andere Ronsenaars en ik zitten helemaal in de buik van het monster. Namen noemen. Vooral onze namen noemen. Nooit onze namen opgeven.

René Dubois.
Georges Dutranoit.
Raphaël Gerardi.
Jean Huysman.
Joseph Van Dille.
André Druez.


Tyfus beheerst het kamp. Theo gaat zienderogen achteruit. Ik maak me zorgen om hem. De winter zit er aan te komen. Anciens die aan hun tweede winter toe zijn hebben me verteld wat het betekent. De komende maanden zullen de meesten van ons dood gaan.Wie het overleeft, zal elke minuut afzien over heel zijn lichaam. Dag na dag, nacht na nacht. Honger en kou. Geen moment zonder spierpijn. Dansen zullen we van onze ene voet op de andere: tegen de kou. Van zonsopgang tot ’s avonds bij de soep zullen we honger en kou lijden. Met onze armen zullen we onze angstwekkend magere ribbenkast wat warmen. Met niks anders om ons lijf dan een hemd, een onderbroek, een linnen jas en broek.

Godverdomme, god! Zeg ons dat het niet waar is, dat die vodden aan onze stervende lijven op dit moment ook in ons geliefd textielstadje Ronse geweven worden!
Of nee zeg maar niks meer en hou je bakkes, god.

*

En telkens weer hun nieuwe selecties. Beestenkeuring. Slachtvee. We weten al wanneer ze komen. Selectie. Het vervloekte woord schiet door onze barakken als een doodsreutel. We proberen het te negeren. We verzwijgen het tegen mekaar. Maar het komt ons als een wervelwind om de oren gekletst.

Nieuwe selectie.

En dan zijn er die geruchten vol valse hoop. Over de reddende hand van hierboven. De tussenkomst van de Heilige Stoel. Akkoorden met het Rode Kruis. Het oprukken van de Russen. De nakende invasie van de geallieerden.

(Ik hou mijn hart vast voor Theo. Hij ziet er niet meer uit. Een vogel voor de kat).

*

Vandaag hebben we Arbeitsontag. Doorwerken tot één uur. Douchen en scheren. Ofschoon we ons zo smerig voelen als varkens zijn we nu letterlijk en figuurlijk als de dood voor onze schoonmaak. Het kan altijd ons laatste stortbad zijn.

Selectie in de ziekenbarak. Zie je wel. Het komt dus. Al dagen rookt de schoorsteen van het crematorium dan ook aan één stuk door. Hadden het kunnen weten. We weten het. We zwijgen. De rokende schoorsteen betekent dat het kamp te vol zit. Dat er moet worden ‘opgeruimd’. Plaats gemaakt voor weer nieuwe, minder kapotte ‘werktuigen’. Verhalen gaan door het kamp . Wiegend in de strakke wind, als laatste strohalmen.

‘De nazi’s, ze smijten toch alleen de oudsten in hun ovens.’
‘Alleen de zieken.’
‘Alleen de lage nummers.’

Precies om één uur passeert onze bijna-doden-stoet langs de controleposten. Onze stuks worden geteld en herteld. We passeren langs de fanfare die ononderbroken marsmuziek speelt. Als ledepoppen stappen we zo het kamp in het kamp uit.

(Als ik hier ooit uit geraak ga nooit nog naar een fanfare staan kijken).

De bel. De ochtendbel betekent: wakker worden en schnell op naar een nieuwe eindeloze dagmerrie. Maar de bel overdag betekent:

'Blocksperre!'

We dienen met zijn allen in onze barakken te blijven. Niemand van ons die het zien zal, hoe ze hun ‘selectie’ van de dag naar de gaskamer brengen.

Onze Blockältester controleert of we met zijn allen in de barak zijn. De deur gaat op slot. We moeten ons helemaal uitkleden. We hebben alleen nog onze schoenen aan. Schoenen, of wat daar voor door gaat.

Zo staan we daar. Theo, de anderen en ik. Helemaal naakt. Onze kaart omhoog in de hand. De selectiecommissie is op komst. Niemand weet welke barak, deze keer. Wat we wél al weten van vorige selecties, is dat het wachten tenminste een uur duren kan. We kruipen op onze bedden en duiken onder de dekens om ons wat te warmen.

In afwachting van wat straks onze dood zal zijn, liggen we daar. Bidden doe ik niet. Denken kan ik niet. Teveel gedachten tegelijk om nog helder te denken. Te moe om dit alles nog te plaatsen. Ik lig daar maar. Verloren op de verkeerde plek in de foute plooi van de donkerste tijd. Ik schuif al weg in de beerput van de beschavingsgeschiedenis.

Vloeken. Bevelen. Klappen. De Blockältester en zijn beulen drijven ons naakt bijeen in de Tagesraum, kantoortje van zeven bij vier.

(Ik moet vooral zien dat ik aan lucht kom, nog even. Dat ik mijn kaart niet kraak. Dat ik ze niet verlies in de drukte van onze opeengepakte lichamen. Anders ben ik sowieso dood).

Voor de deur van onze barak staat een SS’er. Rechts van hem de Blockältester. Links de kwartiermeester.

Helemaal bloot moeten we naar buiten, de kou in. Kaart afgeven aan de SS’er. Eén blik van hem beslist nu over ons leven en onze dood. Hij bekijkt ons, geeft onze kaart door aan de SS’er links of de SS’r rechts achter hem.

De volgende. Vijftig man per minuut. Duizenden op één middag.

Met Theo en de anderen kom ik terug in onze barak. We kunnen ons weer aankleden. Ons lot is bezegeld, eens te meer. Alleen weten we zelf nog niet hoe. In de andere barakken gaan de selecties nog de hele middag door. Voor ons is het wachten. Hier is geen winnend lot.

SS’er links: de dood in de verbrandingsoven.
SS’er rechts: nog even voort lijden in de horror.

In afwachting besluit onze Blockältester om toch al maar de soep te bedelen. Soep? Als ik mijn portie laat passeren en ik sta niet op de dodenlijst, dan verminder ik zelf mijn overlevingskansen. Soep dus. De eerste schep moet ik mijden. De eerste soeplepels zijn veel te dun dan liever de bodem van de ketel. Daaruit heb ik een kans op stukjes patat en die schuif ik in mijn zakken: Voor Theo.

In het kamp gaat het gerucht dat de nazi’s al weten wie en wie niet. Dat ze de geselecteerden een dubbele portie geven. Ik krijg een enkele portie. Theo en de anderen ook. Eén portie. Godzijdank. Wie dank je, zeg je? Er zijn er hier die bidden tot god. Die hem danken dat ze ook deze selectie weer overleefd hebben. Ik bid allang niet meer. Veel zin om god mijn soep in zijn smoel te kotsen.

Maar ik slik ze door, mijn klotesoep. Ik probeer zelf mijn eigen god te zijn. Ik probeer vooral de mens in mezelf overeind te houden. Het lukt me steeds minder. Theo, de anderen en ik we leven nauwelijks nog. Vooral geen beesten worden. Vooral die gamel niet uitlikken. Vooral niet op handen en voeten gaan kruipen. Dat willen ze nu net. Dat we onder-mensen worden. Dat we alle menselijkheid in ons laten varen. Dat we ons zelf helemaal laten dood gaan. Dat we plaats maken voor nieuwe ‘werktuigen’. Nooit. Never. Jamais. Niemals!

'Kop op, Theo.'
'Kop op, kameraad.'
'Slaap je?'

'De Nalatenschap’. Roman.
Copyright: Stef Vancaeneghem.
(Hoewel 'De Nalatenschap’ gebaseerd is op historische feiten en authentiek bronnenmateriaal, gaat het hier om een literaire interpretatie. Verantwoording van de bronnen cfr.9.08.2008)


BLOG NOTE