10 januari 2010

EEN SPROOKJE VAN 60

VONKEN EN VUUR IN RONSE

Je denkt ongeveer te weten wat je vannacht verwachten kan, je geboortejaar is dat van de Bommelsfeesten zelf zodus. Toch krijg je het weer helemaal als nieuw. Je komt op alle plekken waar je als Ronsenaar op Bommelsnachten hoort te zijn. Pleisterplekken, door de jaren heen voor verandering vatbaar. Van het wat afgelegen Park Lagache uit de fifties, alover de verdoken Kobbe uit de sixties. Nu de lounges en de trendy brasseries van de binnenstad .

De wisseling van koud buiten en hot (van) binnen duwt je op dwaalsporen. Je bril spreidt een waas van feest over alom trompetterende fanfares van honger en dorst. Tafelspringers boven je vervangen coco- girls van weleer. In je rug hoor je het kraken van een eenzaam hart. Ter hoogte van je lenden word je geknepen, exact op de plek waar je het best wel hebben mag.

Oh ben jij dat?
Neen
Niet geraden schat.
Echt niet.

Tenzij aan de walm van Chanel waarvan je de geluksnummers uit duizend andere essentiële essences herkennen zou. Van n°5 tot n°19. Je gokt op Mademoiselle. Je hebt Chance, het kan niet meer stuk. Tot volgend jaar misschien. Bij beven en welzijn. Tegen een gemiddeld tempo van één vierkante meter per uur laveer je, naar telkens opnieuw de overkant van de Markt. Van ergens naar nergens. Je schreeuwt ‘Sorry!’ voor een omgekanteld plastic bekertje hoog in de lucht. Je excuses gaan verloren, in gebral uit duizend volle borsten.

LAAT DE ZON IN JE HART!
DE ZON SCHIJNT TOCH
VOOR IEDEREEN!
GENIET
VAN HET LEVEN!
HET DUURT
TOCH MAAR EVEN!




Verrukt dool je aldus door je geliefde stad. Als wandelde je door Graceland, Neverland, Disneyland. Alleszins ga je door Het Grote Sprookjesboek van je kindertijd. Door alle vergane illusies van je wonderjaren erna. Je ziet dezelfde groepjes zestienjarigen. Bakvisbendekes with No Satisfaction. Je ruikt frikandel met testosteronsaus. Hot-dogs, op een dansend bedje van gierende hormonen. Je denkt aan vrienden en vriendinnen van altijd in hun wereld buiten dit Bommelsgebeuren. Zo ver van Ronse. Zo dicht bij ons.

Je ontmoet magiërs
met grote allure,
een Blauwbaard
in Haute Couture.

Je hoort het gespin van de welbebekende gelaarsde kat. Je calculeert met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de zware collaterale schade na, bij haar prooi van duizend en één nacht. Je maakt plaats voor drie biggetjes, ontsnapt uit de martelkamer van hun afslankfabriek. Je mijdt de notoire (geld)wolf, drijft hem tot wanhoop met een van zijn zeven geitjes. Je vraagt je af waar Doornroosje zit. Of Assepoester eigenlijk nog komt.

Je ziet oenen
en pompoenen.
Je krijgt
een stekelige kus
van Lola,
met haar twee
siliconen
van meloenen.

Je zoekt naar de jingle bells, in een wandelende kerstboom met twee ogen zo blauw.


En je denkt bij je zelf: wat is Ronse toch een wondere stad. Je doolt door schilderijen van James Ensor, Michel Provost en Jacques Vandewattijne. Je ziet vonken en vuur boven je stadhuis. Je feliciteert om dit alles de voorzitter en de ijverige mensen van de Stedelijke Raad der Bommels. Wat zou hij fier geweest zijn, stichter Ephrem Delmotte. Met zo’n spetterende zestigste verjaardag van zijn Bonmoss.















Blij en dankbaar ben je. Met of zonder houten kop. Blij om wat je geliefde stad zoal vermag. Aangebrande Ronsenaaresse of Verbrande Bommel: het maakt gewoon niet uit vandaag. Wat ons - ogenschijnlijk - voor de buitenwereld uiteendrijft, soms en heel even, kan nooit opwegen tegen al het mooie wat we met zijn allen in ons hart dragen omtrent Ronse. Het zal nu rap weer Fiertel zijn.