30 augustus 2010

BRIEFGEHEIMEN

Beste monseigneur Léonard,




Ik meende u aan te schrijven met ‘Waarde Eminentie’. Of zoiets sjieks in die aard. Zoals ik dat hier ooit geleerd heb in het zesde leerjaar van het bisschoppelijk College van de Heilige Antonius van Padua. Als ik echter de redenering van kardinaal Danneels volg in die gepubliceerde ‘tapes’ is het me niet echt meer duidelijk wie nu waar voor staat binnen uw instituut. U bent nog niet helemaal kardinaal. De paus blijkt volgens diegene die het wel is niet bereikbaar. En zelf komt Danneels van Kanegem, bijgevolg weet hij volgens het volkse gezegde van ‘niejet’.

Beste monseigneur Léonard. Is dat even in mijn koffie slikken bij mijn ochtendkrant! Onder ‘De Danneels-Tapes’ kijkt u me heel indringend aan op een paginavullende foto. De armen ten hemel gericht. Alsof u de hulp inroept van de Allerhoogste. Als om het perfide Sodom binnen de eigen Kerkmuren te bezweren.

Aan uw linkerzijde staat mijn goeie maat Michel T'joen, de deken van ons geliefd Ronse. Rondom u verder allemaal Ronsese pastoors en ex-pastoors van Sint-Hermes en Sint-Martinus. Achter u herken ik ook leden van het Stedelijk Fiertelcomité. Verder in het nieuw gerestaureerde koor gezichten van de Sint-Hermesgilde die ik vanwege hun eigenaardige kledinghabitudes graag ‘Les Papies Pingouins’ mag te vernoemen.'En voie de disparition, vu le réchauffement de leur petite planète’.

(U begrijpt het al, ik ben er een van het blasfemische soort dat in tijden van schriftgeleerden zoude zijn gestenigd op bevel van het Sanhedrin of door deken Tittelmans de beide coucougnettes zoude zijn afgeknipt zoals die brave Abèlard.)



Beste André-Joseph Léonard, dat is nu al de tweede keer op korte tijd dat u onze geliefde stad Ronse vereert met uw aanwezigheid en een vleugje vroomheid. En dàt uitgerekend in een tijd waarin de media ons stadje het liefst afschilderen als een oord van verderf. Een vermaledijde en te mijden plek.

Chapeau! Of zal ik schrijven: Mitre!

Een eerste keer kwam u hier aan het begin van deze zomer vol nattigheid - binnen en buiten uw kerk - naar aanleiding van de honderdjarige mirakelviering van Onze-Lieve-Vrouwken van Wittentak. Uw grote devotie voor Maria heeft u namelijk ook een bijzondere band opgeleverd met onze deken Michel, bekend connoisseur van de Maria-mystiek. En gisteren was u hier alweer. Deze keer ter afsluiting der festiviteiten van 1150 jaar relieken van Sint-Hermes.

Als Ronsenaars zijn we daar zo fier over, dat de quasi verzamelde collectie Ronsese tsjeven u sebiet na de viering nog een keer vergastte (met twee t’s dat spreekt) op een fluitse schuimwijn. Weliswaar niet uit eigen zak, maar op kosten van de Ronsenaars. ’t Geeft niet. Dit Ronsese fluitje weze u van harte gegund. U heeft tegenwoordig allicht niet veel redenen meer om nog veel te schuimwijnen. Enchanté, éminence grise. Et savourez cette petite flûte enchantée.

(U ziet het, in Ronse kunnen we zelfs een mondje Frans als ’t nodig is om onze taalhoffelijkheid te bewijzen.)


U dient echter wel te weten dat een paar van diezelfde regeltsjeven ons in datzelfde zaaltje nog niet zolang geleden een uur hebben laten zitten schilderen, Michel en nog een paar vrienden van Hermes. Toen diende er immers eerst uitgebreid getafeld met Hollandse Stadstuiniers. Vervolgens dienden er eerst hoogdringend nog een paar kandidaat-ambtenaren te worden gescreend. Eer er – zichtbaar verveeld en ongeïnteresseerd als was het een noodzakelijk kwaad - eventjes naar onze plannen ter bewaring van de kerkschatten van Hermes en de redding van de Oude Sint-Martens kon worden geluisterd.

Ik zie uw goede vriend Michel daar nog naast me zitten anti-chambreren ten stadhuize. Als wachtte hij op een strafbankje. Want wat dachten we wel? Een oude kerk restaureren! In Ronse? Kerkschatten van Hermes? Welke kerkschatten van Hermes? Doch dit terzijde. Elke kerk haar klokken. Elke stad haar belleman.

Beste André-Joseph, deze zomer visiteerde ik samen met onze gemeenschappelijke kameraad Michel de pas – voor een stuk - gerestaureerde Sint-Hermeskerk waar u gisteren kwam celebreren. Zowel Hermes als zijn duivel bleken toen tijdelijk uit hun hoge nis getild ter restauratie. Wat bleek? De heilige zelf bleek er zeer erg aan toe: rot tot op het bot. De duivel daarentegen vertoefde in prima conditie: als een Zumbadanser op bokkenpoten. Voor mensen die het zoals U oprecht menen met de Tien Geboden ( zesde en negende incluis) is er nu allicht veel meer nodig dan die zweep van Ons Here om de tempel eens en voorgoed te reinigen van zijn Satanische ondermijningswerken. Ik wens er u alle succes mee. Oprecht gelovige mensen verdienen die dringende opruiming. En al de rechtschapen priesters rondom u ook.

>

‘Maar zeg ne keer’ (vanaf hier bezig ik zoals u merkt het gezapige taaltje van kardinaal Danneels bij zijn aanpak van slachtofferhulp)…Maar zeg ne keer… ge zijt gij zekers toch niet zinnens om onze goede eerwaarde heer deken hier weg te pieken uit Ronse? Gij gaat gij ons hier toch niet komen chanteren zekerst met hem monseigneur te maken? Want haal Michel hier weg en Hermes valt helemaal in brokstukjes van zijn knol. Kunnen wij Ronsenaars onze patroonheilige bijeenvegen. Kunnen we het helemaal schudden met de bewaring der kerkschatten van Hermes. Met de verdere uitgraving van de Karolingische kerk onder Sint-Hermes. Dan wordt de crypte straks nog een discobar of godbetert: een catwalk voor lingerieshows. Nee, Michel moet blijven! Maak hem desnoods vliegende bisschop van Ronse zonder diocees of zoiets. Zoiets als een vliegende keeper. Maar hou hem hier. In godsnaam.

Het ga u verder goed. Succes met uw grote schoonmaak. Ge zijt gij altijd welgekomen in Ronse. Renaix vaut bien une messe. Als het moet, zingen we er voor u zelfs een in ’t Ronsies. God zegene en behoede u voor alle duivels, vermomd als dienaren van Hemzelve.

(Aan aartsbisschop Léonard).

‘Ongefrankeerde correspondentie’.
Copryright Stef Vancaeneghem.
Illustraties : Michel Provost.