27 juli 2010

RONSIES RARITEITENBOEK (8)

DE STEURBAUTSTROETE.

Welgestelden kopen er efemere bezittingen die na hun heengaan inzet zullen zijn van familievetes. Betere woonsten door beëdigde stadsgidsen met de wijsvinger richting hemel aangewezen als biezonder waardevol. Hier heeft u bijvoorbeeld een uniek woonensemble ... De architecturale trots onzer stad. Zie Monumentendag. Uitermate interessant. Her en der met elementen van art deco. Let op het plaatje met de naam van de architect. Ja, dat heeft u goed gezien: overal identiek. Hij heeft zichzelf in deze straat tot welgestelde hertekend. Met steeds weer ietwat andere variaties van dezelfde façade. En zelfs, als het iets meer kosten mag madame monsieur, misschien een logia voor geraniums. Nee, het kan niet?

Faut vous dire, Monsieur
Que chez ces gens-là
On n'cause pas, Monsieur
On n'cause pas, on compte


Dezelfde structuur. Dezelfde bouwmaterialen. Dezelfde lakverf. Achter de ritselende gordijntjes en een Alziend Oog geen inkom, maar een enge gang. Links de logge gietijzeren radiator, onder een tablet van schreeuwlelijk gevlekt marmer. Het doet je denken aan graftombes. Tegen de radiator bengelt, aan een gedraaide draad (gepitst uit de kapstok van Blanchisserie L’Aristocrate in de Bredestraat), een langwerpig aardewerken kruikje halfvol water, waarop een vliegje is vergaan. Het kruikje, een wijwatervat ter humidificatie en finale verdamping van hun bestaan. Vol vergane glorie, holle mystiek en hoogdravende retoriek.

Faut vous dire, Monsieur
Que chez ces gens-là
On ne pense pas, Monsieur
On ne pense pas, on prie


Op de tablet Val Saint Lambert. Avec certificat.

Ga er maar eens met je pink tegen aan.
T’as entendu le tintamarre?
Pas toch op dat ze niet valt .
Het is al goed. Blijf er nu maar af.
Oh je hebt ze wat vies gemaakt!
Was je je handen dan niet. Quelle éducation.
Een uniek stuk, geschonken door nonkel D.
Pour nos fiancailles.


In de vaas: nepbougainvillées. Zal ik je het verhaal vertellen van Monsieur de Bougainville? Ken je zijn ‘Voyage autour de Monde? Neen? Het zegt je niks? Louis-Antoine de Bougainville vertrekt op 15 december 1771 met zijn frégat ‘La Boudeuse’ vanuit Brest naar…

Bronzen klok omarmd door twee cupido's. Een gongslag later. Voorplaats. Een asbakje uit Etretat. Kantwerk uit Brugge. Nee, uit Damme. Bruges je te dis. Glazen speelgoed uit Murano. Ze zijn er nooit geweest. Ze hebben het gekocht op de ‘Foire De Lille’. Net als de Pâté de Foie Gras. Goutez-moi ça. Vous m’en direz des nouvelles. Tegen de muur een kastje met ‘korte’ voor de visites. En rookgerief, voor De Quatertemperdagen. Boogje door langs de dubbele glazen deur. Wie tot hier doorstoot mag zichzelf gelukkig prijzen als intimus. Ze zijn Beau Monde. Nous vivons une époque immonde. Jij wordt sowieso toegelaten, als neefje. Het achterkomertje van hun dode broer dat wel. C’est comment encore ton prénom? Je wordt geduld ten huize van. Als ooggetuige van hun craquelé op de schone schijn. Zie je deze drie aapjes. Horen zien en zwijgen. N’oubliez jamais. Wil je nu vooral zwijgen? Ze willen niks missen van het droomhuwelijk. Op hun Telefunken Maison Vandesande. Op de tafel: ‘Le Soir Illustré’. ‘Le Patriote Illustré’. ‘Point de Vue et Images du Monde’. ‘Paris-Match’. ‘Le Courrier de L’Escaut’. ‘La Dernière Heure.’ Ze zijn er helemaal klaar voor. De koets mag vertrekken. A vous Buckingham Palace.

Quel bel homme!
Tony Armstrong Jones.
Lord Snowdon.


Bisoté, het glas van de dubbele deur. Met in één hoek een gekleurd tafereel: ‘De Ommegang’. Aan de wand een pentekening van de wereldberoemde beiaardier en vriend des huizes stichter van De Feesten. Ce cher ami.

Gebrodeerd tafelkleed. ‘La Libre Belgique’, open op Les Mots Croisés. Het wil niet opschieten, zo te zien. Nonkel heeft het lastig. Aventurier. Découverte Congo. Nonkel gaat voor Livingstone. Santé Stanley.

Een boek van eigen makelij, uit in eigen beheer: ‘Croquis Argentins’. Want hij is ontdekkingsreiziger geweest je peter, wist je dat wel snotneus? En ballonvaarder. En autocoureur. Liège-Sofia-Liège. Op Vacel-Vega.Op Standard-Vanguard. Op Minerva.

Après quoi, une minerve autour du cou et c'est tout.

Tante zucht. Tegen de wand een Pèle-Mèle. Foto’s van zijn reis naar Patagonië. Steam Ship Flandria. Dertien schilderijen maar geen wolcontract voor de fabriek. Le Coq Sur Mer. Een foto, in sepia: Onze Eigen Gesneuvelde Held. De pater familias, deze keer met rouwband om. Een traan. Une pensée. Silence. Was hij echt wel een held? Of deed hij zaakjes met eenieder?

Faut vous dire, Monsieur
Que chez ces gens-là
On n'vit pas, Monsieur
On n'vit pas, on triche


Op de tafel rondslingerende medicatie, doktersvoorschrift ter hernieuwing. Een hometrainer van meer dan 100 kilo. Ongebruikt.

Je souffre trop dessus, quand je pousse.

Dat gaat ze onthouden zegt ze, tante. Dat hij afziet als hij duwt. Leopold Sturbautstraat. Betere tweeverdieners, nieuwe stadsgenoten. Nee, geen …

Ici, point de Berbères sous les réverbères.

Trendy huizen uit verdwenen werelden van toen je er de Ronde van Frankrijk reed, met je neefjes. Om wie het eerst tien blokjes om. Dan een Artic.

RONSIES RARITEITENBOEK
HANDLEIDING VOOR RONSE
Copyright Stef Vancaeneghem.
Illustratie: Michel Provost.

26 juli 2010

RONSIES RARITEITENBOEK (7)

D'HUUGSTROETE.




Boek na boek wrik je je los uit hun oude mythen. Eén ervan zet zich hardnekkig vast in je nekvel. Wordt meegeleverd bij je geboorte, met levenslange garantie. Het spook in je hoofd gedraagt zich als het wijfje van de bidsprinkhaan. Het peuzelt je eigen verwekker op, meteen na de liefdesdaad.

De mythe van je kindertijd: dat Onze Vader Die in de Hemelen Is de jouwe nu al meteen tot zich neemt, om er over jou te waken. Dat je van geluk spreken mag. Dat je zelfs het beste mag verhopen voor later. Want God slaat niet of hij zalft. Dat je voor jezelf op eeuwige Zaligheid rekenen kan. Wie weet een heilige roeping in de tropen. Want je hebt een bijzondere bewaarengel daar. Dit heb je voor op de anderen.

Nu dat neusje snuiten.
Zakdoekje leggen.
Niemand zeggen.
Ja zuster, nee zuster.


Je zet maskers op van vroomheid die je kwetsbaarheid verbergen. Fier om zoveel broosheid ben je niet. Je streeft naar uitmuntendheid die je uit het bereik van hun reprimandes zullen houden. Je kan je geen slecht rapport veroorloven. Daarvoor ben je al te ver heen met je vadermoord. Je bent zo bang om de anderen om je heen nog eens te ontgoochelen. Je wil zo hard de flinkste zijn. Om te beginnen voor je mama, die je al te diep gekwetst hebt door de dood van je eigen vader op te eisen. Veel later zal je op theaterplanken van het Nederlands Theater Gent in oude Griekse verhalen je eigen story menen te herkennen. De ouderen om je heen zullen je in die breekbare jongensjaren troosten. Schuldgevoelens zijn nergens goed voor.

Droog je tranen.
Ga voetballen met de andere jongens.


Schuld. Gevoelens. Andere doden zullen die ene dood van je vader draaglijker maken. Elke nieuwe dode is goed nieuws en meer gezelschap voor je vader. Troost voor je moeder. Tante E. is dood. Zie je wel? Het gebeurt dus wel vaker dat mensen sterven.
De eerste dode die je kust. Ze smaakt naar koud vlees. Waar zijn haar warme lippen? Waar is haar hartelijke lach? Wat rest is een stugge nonkel bij wie je geen verdriet ziet.

Een jongen uit je klas gaat sterven. Er is sprake van besmetting. Puncties. Quarantaine. Een heel legioen doden, nu op korte tijd. Zie je wel? Normaal. Het hoort erbij. De nonkels van je nonkels. De tantes van je tantes. Traktaten, borrels, stamboomverhalen, familiefilms. Glimmend zwarte jassen, sneeuwwitte kant. Paternosters en missalen. Broches. Hoe meer doden hoe meer vreugde, zo te zien.

Aan de koffietafel wordt er onderhandeld over de nog beschikbare plaatsen in familiekelders. Het gaat over grafzerken, concessies, betrouwbare steenkappers. Arduin, marmer, blauwe Scheldesteen, gedenkplaten met letters van goud.

Koffietafel wordt likeurtafel. Elixirs en geestrijke dranken met namen als operettes en Franse keizers. Er wordt gezongen, gelachen, geschreid . Nu de kwestie van de verdeling, willen alle kinderen de veranda verlaten. Gemompel, geschreeuw, getier, gevloek, gebroken glas.

Nooit meer!
Nee nooit zien jullie me nog!
Dieven! Bedriegers!
Kom we zijn hier weg.


Hoe lang duurt het eeuwig leven? Een leven lang. Dan nog een en nog een. Tot je de tel kwijt bent in je eigen eeuwige levens. Nooit in je levensonderhoud meer moeten voorzien. Win for life maar dood. Gewoon niet-zijn. Eerst ben je een herinnering in het hart van enkele dierbaren, zo denk je zo hoop je. Dan ben je een naam een foto op oude papieren in de rommelkast tussen notariële akten. Dan vernipperen ze je. Je bent snippers. Fire and gone with the wind.

Met Thanatos in je nekvel begroet je Eros, de dag zelf waarop je grootvader sterft. God slaat niet of hij zalft, ziedaar zijn zalfje al. Je schudt Thanatos van je af. Je denkt ha nu ben ik je echt kwijt, dood. Je kan mijn rug op. Je springt op je hengst. Je vlucht ver weg van hem. Je ziet niet dat hij het paard is, waarop je wegdraaft naar het volle leven.

RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Illustratie: Armand Demeulemeester.

RONSIES RARITEITENBOEK (6)

'T WOETERMUILIESTROETSE.

Als gepatenteerde statuskikker van de derde generatie voel je je op gezette tijden totaal teruggesmeten naar de voorspelbare verleiders die je bestaan vernauwen tot eindeloze tantaluskwelling. Je bent nu eenmaal een babyboomer. Al heeft het tweede deel van dat nieuwe woord het laten afweten. Boomer weg. Baby blijft achter. Bang. Bang.

De herwonnen gulzige consumptievrijheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal komt je al frontaal in het gezichtje gekletst. Als een boomerang, van uranium en mangaan. De gebraden kiekens van Marshall vliegen door de lucht maar de kostwinner is verdwenen met het grote noodlot. Geld dwarrelt overal om je heen van de daken. Garages worden fabriekjes. Je stapt met je maats door de straten van je stad, op de kadans van weefgetouwen. Het hart op zak, de rest als in een lied van Brel, zanger voor padvinders die het pad zoek zijn. Kongo is de exotische moestuin van je land en je woont in het paradijs op aarde. De Expo heeft het bewezen. Witte paters zorgen ervoor dat Gods oneindige goedheid ook doorstraalt in de ogen van de twee zwarte weesjongens op je school. Op een dag in september zijn ze met de stoomboot komen aanmeren om samen met jou de Peloponnesische oorlog uit het Grieks te ontcijferen. Voor hun ouders, in de tropen achtergebleven in de klauwen van de Belgische koloniale Assistent-Resident wordt in de collegekapel op dinsdag, donderdag en zaterdag gebeden tot God.

Als een High School-boy die uit de rolverdeling van ‘Papa weet het beter’ is getuimeld, kick je in die beste van alle denkbare werelden op de Triumph Herald van je leraar Frans. Dag na dag uitdagend geparkeerd pal voor de schoolpoort. Pure klasse. Anthony Perkins. Laurent Terzieff. Jean-Claude Brialy. James Dean komt zo doorheen de tunnel de collegekoer oprijden. In een Cobra GT.

Als een zegegeile wielersupporter bij de aankomst kijk je na school reikhalzend uit naar de verplichte passage van de lerares wiskunde uit de meisjesschool. Een en al gratie aan het stuur van haar flesgroene MG. Hoe ze in haar eentje de saaie stadskom omtovert tot stomende scène uit de nieuwste Sagan. Het laadt je op, voor alweer urenlang getob op je vraagstukken meetkunde. Bonjour Tristesse.

Je ziet jezelf pronken aan de zijde van mevrouw Robinson. Je stuurt niks minder dan de bloedrode Alfa Romeo Spider van Dustin Hoffman. Je schenkt haar onderwijl achteloos een vuurtje met je vrije hand uit je glimmende Zippo.

Je vlamt rond in de Mustang van Steve Mc Queen. Je hebt er na lang zoeken de juiste daimlederen jas voor gevonden, in de Stock Américain. Als held van je eigen verhalen raas je aldus door de straten van San Francisco, terwijl de bullits je om de oren suizen. In de haven wordt onderwijl een ton drugs van The French Connection vescheept, diep vermomd in katoenbalen uit Louisiana. Je ziet het gebeuren maar je geeft geen kik, je blaast 'Dock of The Bay' door je versleten Blues Harp Hohner. Boven je hoofd hangt het blauw dat eindelijk de mist in je leven en om je heen komt verdrijven. In de diepte, tussen twee stratenblokken wacht de eindeloze belofte van een onwaarschijnlijk wilde oceaan en verre eilanden. Je rookt een Lucky Strike, slaat een praatje met je ouwe maat Otis Reding, blaast in een ballad van Dylan je weemoed weg, luistert naar verhalen van een oude man en de zee.

Je vindt die nieuwe Panhard van de buren maar een koffiemolen. Je fietst drie blokken om, op zoek naar de vlinders die vannacht je buik kwamen strelen. Ze kleven tegen de ramen van een Peugeot 404, met binnenin op de achterbank het onbereikbare meisje uit het witte kasteel aan de overkant.

De local hero met het Gene Vincent-kapsel komt langs de oude watermolen rijden in de Citroën DS 19 van zijn vaderfiguur. Je vindt hem wel wat hebben, zo met de arm los langs de linkerflank. De rechterhand met enkel de middenvinger over het designstuur dat oogt als de cirkel van een Franse luchtbel, zich zo te zien gewillig laat berijden. Als de vrouw van Roger Vadim, op het strand van de Baie des Canoubiers.

Je overhaalt de algemene financiële directie van het thuisfront om eindelijk maar eens de vele malen gereviseerde Kapitan te ruilen voor een minuscule bloednerveuze Glass. Winnaar van de ‘Boucles de Spa’. Eigenlijk droom je van een Morgan, dit is een tussenstap. Je zit gevangen in je wereld van onredelijke verlangens, grenzeloze ambitie en eindeloze hebzucht. Na je collectie Dinky Toys in het zand op het strand wil je als verwend nest nu echte bolides, liefst elk jaar het nieuwste model. Je denkt dat je Jacky Ickx bent. Of Steve Warson.

Gaandeweg verglijdt je domme verwondering voor De Dingen in walging. Daarachter wacht al het woord dat je leven voorgoed veranderen zal. Je draait er nog omheen. Maar je kent het al. Het zal je nooit meer loslaten. Het tekent je al vanaf je eerste levensjaar, maar je kan en wil het nog niet geweten hebben. Je sluit jezelf op in de gouden kooi van het burgerlijke domdenken en de gemakkelijke zelfgenoegzaamheid. Je houdt teveel van het leven, dit overbeschermd bestaan, om het zomaar te vergooien in nausée.

Maar steeds vaker is je weemoed niet meer te harden. Het leven lacht je nochtans toe vanuit gitzwarte, hemelsblauwe, jade-groene ogen. Je weet al dat vrijwel niemand zichzelf achter die ogen ooit echt tonen zal want aan jezelf, leer je een ander kennen. Je ogen vluchten weg naar nergens. Je zoekt de ene ware ultieme. In afwachting stort je je gretig en rusteloos op nieuwe andere eclectische kennis. Ze voert je steeds weer terug tot het ene woord waar je nog geen blijf mee weet. Absurd. Het leven is absurd. En het spel begint pas.

RONSIES RARITEITENBOEK
HANDLEIDING VOOR RONSE
Copyright Stef Vancaeneghem.

RONSIES RARITEITENBOEK (5)

'T COLLEIZIESTROETSE.



Na de laatste proclamatie met een verre superior als God de Vader op het hoge podium, zijn afgemeten complimentjes voor uitmuntendheid, zijn strenge reprimandes voor gebrek aan vlijt, lopen levenslijnen voorgoed uiteen. Zes vrolijke jaren zijn voorbijgegaan. Op dat ene schooljaar van schoolse dwingelandij en lijfstraffen na. Zo lang duren eeuwige vriendschappen, bezegeld nochtans met het bloed van wijsvingers. Je wil ze nog even vasthouden, je vroegste kameraadschappen. Een klasfoto. Een schoolse turnparade. De eerste sigaretten om de hoek. En de groep nieuwe levens zwermt al uiteen naar zeer uiteenlopende lotsbestemmingen.

De zesde grote vakantie slaat een bres tussen de zorgeloze tijd en de nieuwe chemie in je onderbuik. Je beseft het nog niet, maar je wereld valt al uiteen. Wat heet klassiek, wat staat voor modern? Vriendschappen vervagen tot vertwijfeling en verworden tot rivaliteit. Er komen verlangens tussen zitten. Meisjes, ze maken ons allemaal smoor en gek. Verliefdheid en verlorenheid. Verovering en afwijzing. Niks zal ooit nog zijn wat het was. Je wordt in de arena gesmeten. Vae victis. Street University. Je bent er helemaal niet klaar voor. Je bent welopgevoed zogezegd. Bescheten burgermannetje dus. Fijne maniertjes. Nette pakjes. Bon chic bon genre. Je zal moeten leren knokken. Ze hebben je zo week gekweekt. Ze hebben je met de beste zorgen omringd. Ze hebben je op je wenken bediend. Je bent zo overbeschermd, zo kwetsbaar.

Andere lessen. Andere lectuur. Andere leraren. Andere conversaties. Andere leefwerelden. Andere omgeving. Andere levensstandaarden. Andere planeten. De grote vermaling van de zuivere samenhorigheid. Sportstages en scoutskampen zorgen nog voor schaarse raakpunten, maar het ongerepte bestaan is nu een genadeloze concurrentiestrijd.

(Later zal je eraan terugdenken. Bij het dodelijk ongeval van de ene, de zelfmoord van de andere, de terminale ziekte van de derde).

Nooit zal het nog hetzelfde zijn als toen het ging om de sterre van Bethlehem die men stille zag staen, de vier weverkes die men ter botermarkt zag gaen.

Cosinussen zijn geen parasangen. De ene mag door, de andere blijft hangen. Voor het eerst verwacht het leven van je dat je echte keuzes maakt. Je ontdekt nieuwe woorden als roeping en toekomst. Dat je die au sérieux moet nemen. Je krijgt rillingen van de bestemmingen die anderen voor jou uittesten. De lat zal nooit hoog genoeg liggen. Schoolse zekerheden maken je integendeel heel onzeker, negeren je gevoelswereld. Bovenop je aangeboren verlatingsangst komt nu de faalangst. Je stopt je weg achter rapporten die de verwachtingspatronen van je omgeving sussen. Zij zijn er heel gerust in, maar jij weet al beter.

Je zal nooit ergens bijhoren, je zal altijd in de marge staan. Pasklare lijnen zijn niet voor jou weggelegd. Je zal zijkanten kiezen, dwarsbalken en kronkelwegen. Kerouac, Salinger en Bukowski, Louis-Ferdinand Céline worden je helden. Aan de buitenkant ben je alles wat ze van jou willen. In je broekzakken bal je je vuisten.

Je weet al dat hun mooi plaatje niet klopt. Je wil niet langer geloven wat de paters van Strijpen je in hun retraites voorhouden. Je wordt weggestuurd omdat je hun openbaringen verwerpt. Hoe kan een maagd onbevlekt ontvangen. Tegelijk verwerp je de wanhoop waarin ze je vanuit hun ivoren toren maar al te graag zien wegkwijnen. Je weigert van hun verdoemenis een fataliteit te maken. Er moet een andere weg zijn. Een die je van de verloren mens naar hergeboorte voeren zal. Je zal zoeken in duizend boeken, snel zal je het cynisme verwerpen dat voert naar zelfmoord en dictaturen.

Ze vragen je om aan je uitersten te denken, je doet niks anders. Hun boosaardige reactie op je rechtmatige vragen wordt je redding. Je leert woorden en begrippen kennen die niet hun leerprogramma staan. Tussen hun transcendentie en immanentie zal je de weg vinden naar namen die ze al die jaren angstvallig voor jou verzwijgen. Overheen de absurditeit van je geboorte net voor de dood van je verwekker zal je toch de zin vinden, bij diegenen die ze verbannen vervloekt en verbrand hebben.

Vanaf nu hou je er een verborgen leesagenda op na. De rertraitepater wil je toch nog even spreken, jij niet langer. Vijftien jaar is lang genoeg geweest. De zin van je leven zal voortaan de zin zijn die je er zelf aan geven zal. Onderweg naar jezelf zal je gaandeweg gelijkgestemden vinden die al dezelfde door hun God vervloekte namen kennen. Je staat niet langer alleen.

Traag kom je uit je cocon. Je schrijft je eerste bladzijden. Je leest, je noteert, je schrijft en schrijft en het stopt niet meer. Voor het eerst ontdek je wat vrijheid is, proef je de smaak van zelfredzaamheid. Je vult nog wel in wat ze willen dat je invult. Het geeft je ruimte om zelf te denken. Je stil verzet voert je al naar een andere vertroosting.

RONSIES RARITEOTENBOEK.
HANDLEIDING VOOR RONSE.
Copyright Stef Vancaeneghem.
Foto:HDK

RONSIES RARITEITENBOEK (4)

DE GRUUTEN MOERKT


















Langs de binnenwegen van de stad ben je op zoek naar één iemand die je vertwijfeling voelen zou. Desnoods tweedehands, desnoods potdoof, desnoods tegen een mooie beloning. Je zomers duren een eeuwigheid, aan je winters lijkt geen eind te komen. Je verwacht antwoord op de kerstkaart vol zilveren vlokjes die je in het postkantoor op de bus hebt gedaan. Al je jongenshunker, gehuld en gekruld in bloedrode inkt. Als ze dàt niet ziet, kan ze je rug op. Nee, niet je rug. Je berekent je kansen. Is nul een cijfer? Op de scheurkalender tel je dag na dag het gewonnen licht. In je hart tikt onbestemd verlangen, als een granaat zonder pin.

Je hangt rond in huizen waar dienstpersoneel je verzoekt je voeten in viltslepers te schuiven. Je doet het gewoon. Zonder mopperen. Zonder terug te rennen. Je komt in gestolde werelden die je verlatingsangst doen aanzwellen, tot je er helemaal gek van wordt. De maniertjes zijn benepen, de aanbevolen houding is stijfheid, de sfeer is bescheten, de woorden zijn afgemeten, de taal is gecodeerd. Elke uitgesproken zin bubbelt weg in de ondraaglijke ledigheid van luchtbellen. Je zakt van de ene dubbele bodem door de andere. Niks is wat het lijkt. Hun schaarse complimenten gaan naar de jongens met veel betere familiale papieren. (Je komt goed weg).

Je eigen afkomst hebben ze al helemaal gescreend, lang voor je hier ook nog maar – op schriftelijke uitnodiging dan nog - aan de bel durfde te komen hangen. Het familiefortuin of wat ervan overschiet is gewogen en veel te licht bevonden. Je staat genoteerd à la baisse. Vestibule. Antichambre. Je wordt in deze kringen alleen maar gedoogd, jongeman. Althans, voor zover je de vergane glorie van verre generaties weer kan opkrikken. De door jou te volgen weg is bij deze strikt afgebakend, door alles wat dit oude avondland heeft groot gemaakt. Hou het je voor gezegd. Er wordt van jou geen twijfel gedoogd omtrent het geloof dat alle bergen rond het dal verzet. Eerst ga je bisschoppelijk. Dan wacht je Ignatius van Loyola. Hard maar doeltreffend en het doel heiligt de middelen. Tenslotte de Alma Mater. Verplicht parcours. Anderen hebben dit voor jou bedacht. Weet je het al beter, ga je moeilijk doen?

Het is jouw wereld, verstoot hem zomaar niet. Hij trekt je aan en hij stoot je af. Et d’abord, on ne crache pas dans la soupe. Waarom zou je deze wereld nu gaan verguizen? Is het elders zoveel beter misschien? Wil je terug naar af? Af is, vijf generaties dieper, hard labeur op het platteland. Bloed. Beesten. Vette darmen. Wees dus dankbaar voor de lange weg die is afgelegd in jouw plaats. Zo dat jij je handen nooit hoeft vuil te maken. Ooit al een konijn gestroopt? Ooit al een kieken gekeeld? Worst gedraaid? Neen. Zwijg dan. Respecteer alle risico’s, alle inspanningen. Glimlach in diepe dankbaarheid naar je ancêtres tegen de wand. Zoals geschilderd door de grote portrettist Frans De Tollenaere.

(Hij, de pater familias met zijn snor die je eerst aan de Groote Oorlog denken doet en later aan Nietzsche net voor hij ineenstortte naast het paard dat hij in Turijn omhelzen wou. Zij, al zalig verklaard. Subito Santo. Het haar zilverwit. Kant. Broche. Crinoline. Grijns. Godsvrucht. Mater Dolorosa. In de Heer ontslapen. Naar je verneemt een streng verzuurd mens).

Je ziet jongens met strikjes, het haar à la brosse, groene blazers, grijze flanel. Je ziet jezelf. Je ziet welopgoede giechelende meisjes met paardenstaarten. Brede hoofdbanden. Zwarte muiltjes, witte broekkousen. Rondslingerende platen van Percy Sledge. The Supremes. The Four Tops. Je voelt verlangende hitte. Je ruikt brandende begeerte. Je ziet opwaaiende Schotse rokken, je ziet wit gesteven boorden. Maar onder luchters van kristal voel je vooral invretende leegte, ruik je voorgoed verstorven tijd. Je wil weg van hier. Je dromen reiken hoger dan de Matterhorn maar verder dan Melchtal kom je niet.

Je vlucht naar verdoken rijhuisjes in de cité, waar je echt wordt verwacht met soep uit enorme kommen. Je fietst weg uit de betere huizenblokken, naar de braakliggende gronden rond de stad. Hun sigaretten, hun plaatjes, hun praatjes. Wat kom jij hier doen? Je hoort niet bij ons. Hier wil je voor altijd zijn en blijven. Maar het kan niet. Het hoort niet. Het mag niet. Wat gaan je ouders zeggen, dat je met ons optrekt? We willen geen ambras. Ouders als meervoud, het is nieuw en ongewoon voor jou. Jij gaat voor enkelvoud, vanwege je papa altijd al dood. Je hangt tussen twee werelden. Je hoort nergens bij. Nu niet. Nooit.

Huizenblokken trekken strepen door werelden van verschil. Je komt in hun burgershuizen vol rituelen die je steeds meer vervreemden van wat je van binnen voelt. Hun beleefdheidsformules, hun codes. Hun taal van het geld, en de macht. Van jou wordt verwacht dat je refereert aan dezelfde cultuur, dezelfde vriendenkring, dezelfde clubs, dezelfde tekenen aan de wand. Uitmuntendheid. Voortreffelijkheid. Aristocratie.

Aan je binnenkant wemelt het van de faalangst, de weemoed, de verlatingsvrees. Je hoort te scoren en snel. Je doet mee aan hun idiote quizjes. Het kan je geen zak schelen wie ‘Le Grand Meaulnes’ geschreven heeft. Dag meisje op je schoot op je stoel naast de draaitafel. Maar je stoel zakt door. Het behang van hun beste kamer hangt nu vol fruitsap, uit je glas. Het meisje lacht je toe. Haar ouders verbannen je voor eeuwig en één dag naar de wereld van de gekeelde kiekens.

'RONSIES RARITEITENBOEK'
HANDLEIDING VOOR RONSE
Copyright Stef Vancaeneghem.

RONSIES RARITEITENBOEK (3)

DE GLORIEUX





Sferen pinnen je vast, op plekken waar je nooit weg wil. De wrakke houtgeur van je vlot, het chlorofyl van je loofhut. De vederpen in je dagboek, de smeerolie van de bobijnkar in de weverij. De terpentijn in het atelier, pigmenten waar je nooit aan went in de ververij. De verbrande olie van de smidse, de lijm van het magazijn. De loog uit zinken emmers over je knikkers in het steegje. Karnemelksoep en vis op vrijdag. De gedroogde drek in de duiventil. De sporen naar je vader in het oude scriptorium, zijn geschriften vol gedichten. De donkere motorolie onder de roze Kapitan in de garage. De kapotte koplamp van de oorlogse Citroën die je aan Gestapo en vervolging denken doet. Het eindeloos ballet van stofdeeltjes die je dromen meenemen, door de zonnestrip van het zolderraampje. Door naaldhakken geprikte mozaïek in balatum, verse gouache van azuur op de zoldermuur. Peynet-figurines onder oude visnetten vol krabben. Wijnvaten als tafels, een tafeltennisplank vol Märklin-landschappen. Lelietjes-van-dalen tussen rotspartijen, een eekhoorn in de kooi. Het ontwikkelbad in de donkere kamer van je broer, het leer van je nieuwe boekentas. Het rozenprieel dat je aan het eeuwig leven en hemelse glorie denken doet. Hyacint in potjes voor de madonna. De lente in de ogen van je vriendinnetjes in het park, de groene schooluniformen van je nichten. De imposante meetkundige lat van je neef. De Vicksgeur in de kamer van je grootvader. Ether. De boekbanden in de bibliotheek. Het bezwete blauwe broekpak van de tuinman.


Boenwas over het visgraatparket, glans op koperwerk, silvo op serviezen, sigaarstompjes in de as van de open haard, vetten op de buizen rond de chauffageketel, mazout door de open tegel op de binnenplaats, vers gemaaid gras in de bak van de maaier. Broosheid van de kaarsen, op patatten in de voorraadkamer. Knarsende wielen onder de rieten karretjes door de spinnerij. Vim in het washuis, Max Factor-flacons op de toilettafel in de kamer van je mama, vinylplaten van The Cousins en The Platters in de kamer van je zus. Wierook in het hoog koor van Sint-Hermes. De zweetgeur van de sporters op het basketplein, spruitjeslucht in de schoolstraat. Knallend kaarbuur op Sint-Jan, de nieuwe plankenvloer van het scoutslokaal. De glimmende vloer van de autoscooter, wafels in het kermiskraam. De slierten leekies aan de Wittentak, vanille van schepijs onder de gouden stolp. Elixir d’Anvers op de kaarttafel van je groottante. Mandarine Napoléon in je neusgaten, tijdens het afdreunen van je nieuwjaarsbrief. Prikkel in je ogen van mandarijntjes op Klaasochtend. Studentenkoppen onder het zeil van olifant en kameel op Driekoningen. Keuls water op de zakdoek van de oude inwonende oude dame. (Haar tranen om de onafhankelijkheid van de Congo Belge). De nog verse inkt van ‘Intimité’ en ‘Nous Deux’.


Je wil uit je korte broek groeien, naar de hoogste klassen. Ongestoord sigaretten roken met je vrienden. Komen en gaan waar je wil. Genoeg zakgeld om de Puch-brommer van je broer tweedehands te kopen. Je wil naar het land met de mooiste vlag in je landen-boek: Birma. Je wil dezelfde Faema-koersfiets als Rik Van Looy. Je wil ver weg, tabak plukken in Canada. Je wil naar het hart van Afrika, naar de wigwams van Amerika. Je wil, in de teletijdmachine van professor Barrabas, naar het land van Willem Tell, Thierry La Fronde, Robin Hood, Peter Pan. Je luistert naar Daniel Fillippachi. Je ligt te weken in bad, het nieuwste nummer van Robbedoes in je hand. Ze vermoorden Kennedy.

Je wil voor altijd weg uit je verloren paradijzen. Je maakt bubbels met je mond, met je kont. Je wil voor altijd dertien blijven. Ware het niet dat de onrust zich al in je lijf nestelt. Je weet al dat het nooit meer wordt als gisteren. Je voelt de prikkels, in je ogen, in je hart, in je lenden. Je wil een lange broek. Weg met die onnozele sandalen. Voor het eerst luister je naar dat trompetconcerto van Haydn zonder dat het je gauw gaat vervelen. Naar oude Ierse liederen. Vage weemoed overweldigt je. Onbestemd verlangen. Je heden verglijdt naar verleden, je toekomst is zeer onzeker. Met het badwater stroomt je onschuld weg, met gulzige geluiden. Je hart voelt aan als de punching ball van Sonny Liston. Je raapt je basketspullen bijeen. Je trekt je al op aan je nieuwe wereld. De speeltijd is voorbij, het spel begint. Je bent er, je komt er klaar voor. Geworpen en gesmeten in de strijd, zo voel je je nu. Voor de spiegel doe je de défense van Floyd Patterson nog eens na. De gebalde vuisten, tot net onder je blik. Je schrikt. Je ziet je eigen hunker. Je bent een en al begeerte.

RONSIES RARITEITENBOEK
HANDLEIDING VOO RONSE
Copyright Stef Vancaeneghem.

RONSIES RARITEITENBOEK (2)

DE STINBREUGE.




Het haar à la brosse, het hoofd lichtjes naar links. Bij voorkeur naar rechts. Je luistert naar woorden van wijsheid uit de mond der ouderen van dagen. De mens is geen middel tot zelfverheffing, maar een doel op zich. Behandel elk wezen zoals je zelf wil behandeld worden. We zijn allemaal kinderen van dezelfde Schepper. Wat betekent één hazenlip Sub Specie Aeternitatis, wat is een klompvoet? Nee meneer geen onvolmaaktheden van de schepping! Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Probeer niet te vatten wat je met je kleine nietige verstand niet plaatsen kan. Met mankementen en gebreken kom je sneller in het paradijs, nooit lachen met een ongelukkige. Heb medelijden. Wees blij dat jij zo niet bent, dat God je genadig is, eet nu maar voort, er is chocoladevla na.

I walk a lonely road
The only one that I have ever known
Don't know where it goes
But it's home to me and I walk alone


Je mondhoeken profijtig schoon vegen. Geduldig gestreken wit in een punt, als was het een omgekeerde frietzak. Jagerssaus op je vers gesteven monddoekje met , uitgespaard in het wit, geborduurde initialen waarnaar je het raden hebt. Nagelaten semiotiek van de verdwenen generaties voor jou. Dode voorvaderen, een hele collectie al, de grootoom heeft ze helemaal getraceerd tot in de waanzinnige veertiende eeuw. Jawel Groeninghe zit er tussen. En geselbroeders en kruistochters en Hospitaalridders. Voor minder dan een gigantische levensboom reikend tot het Allerhoogste gaat grootoom niet. Als je hem bezig hoort, ben je er zeker van dat hij gek is. Bij elke Vanderaspaille en Vandecatseye die hij aan de takken hangt, heb je prijs en spuwt hij je gezicht vol.

Er zitten Katharen tussen, Tempeliers en hij heeft zo zijn ideetje waar de schat begraven ligt, onder de Kattemolen in Elzele. Ridders van Sint-Jan, Malthezers, Zoeaven, Zwitserse Garden, Inquisiteurs. Michel de Nostredame was familie, Thomas van Aquino, Abelardus, Meister Eckhart en Ludwig van Beethoven. Hij trekt lijnen van boven naar onder van links naar rechts. Vooral naar rechts. Hij komt uit op Dona Fabiola de Mora y Aragon. Nog één document ter bevestiging in de Rijksarchief en dan. Is er Cointreau.

I walk this empty street
On the Boulevard of Broken Dreams
Where the city sleeps
and I'm the only one and I walk alone


Je vork en mes horizontaal. Nooit kruisen. Haal vooral geen onheil onder dit palmgewijde dak. Maak er geen verdoemd huis van. Het duistere komt zo wel vanzelf. Dit huis is er niet van gespaard geworden. Alsof de duivel ermee gemoeid was, zoveel tegenslag. Met die Koloniale Beleggingen vooral.

Elk huis zijn kruisje. Het hangt er, buiten-proportioneel, boven de open haard. De Navolging van Christus. Ontzaglijk veel lijden, bordeauxrode lekkende wondjes en bleek, mijn god zo bleek. ‘Oh hoofd vol bloed en wonden met smaad bedekt en hoon'. Het staat eronder, in de eikenhouten balk gekerfd. (Iemand heeft van de w een z gemaakt).

Rechts ervan is er een nis, met erin de blauwe madonna. Haar wassen kopje helemaal weggezakt in the heat of the night, nadat je haar een nachtje lang overmatig had laten belichten met het ingebouwde gloeilampje. Jij bent de dader. Niemand zeggen, maar God ziet je. Eeuwig zal je daarom branden. Nu zie je alleen nog haar kroon en sleep van kant, bovenop hemelsblauw fluweel en daarop: O.L.V. Wittentak. Wie aan de Huisheiligen raakt wacht eeuwige verdoemenis. Je bent verloren. Je hebt de eeuwenoude Lares gestoord. Je bent hilarisch gestoord.

My shadow's the only one that walks beside me
My shallow heart's the only thing that's beating
Sometimes I wish someone out there will find me
'Til then I walk alone


Je recht je rug. De bewerkte zilveren schotel behoedzaam doorgeven links of rechts van je aan tafel. Liefst rechts. Nooit zelf iets van de dis nemen ook geen gestoofd appeltje met bosvruchten. Wachten tot je bediend wordt. Dankbaar knikje, kleine porties. Geen gretigheid. Kuchje, hand voor de mond. Geen bacillen voor de hersenvliezen van anderen. Genoeg puncties en quarantaines in dit huis van kommer en kwel.

Als je al wat nuttigs meent te moeten zeggen, zie dat je goede papieren hebben om sterker te zijn dan de stilte. De anderen zitten al klaar met hun moordende replieken. Je bent de benjamin en de laatsten zullen zwijgen.

I'm walking down the line
That divides me somewhere in my mind
On the border line
Of the edge and where I walk alone


Nooit de spreker van dienst onderbreken tijdens zijn betoog. Hij is onze bijzondere gast vandaag . Een groot staatsman. Een nieuwe eminente vriend van dit open huis start spreading the news. Onze logé voor vanavond in de karmijnrode kamer, na zijn spreekbeurt in de Parochiale Zaal. Jazeker jongeman, dit is een open huis. Weet je het al beter dan de minister van state? Nee? Zwijg dan en luister naar wat we uit eerste hand kunnen vernemen over de verdere ontvoogding van het volk en hoe dat dient aangepakt. De ware waarden van onze beschaving. Je kan altijd nog wat opsteken van erudiete mensen. Zo slim ben jij nu ook weer niet. Je punten zijn maar weggevertjes. Eruditie. Dit opzoeken in de Winkler Prins boven in de bibliotheek.

Nooit over de tafel heen leunen. Je lippen maximaal op elkaar tijdens het kauwen. Nooit praten de mond vol. Géén gesmekker. Oprispingen onderdrukken en ho neem me niet kwalijk het is me ontsnapt zeggen.

Beleefd vragen of je nu eindelijk van tafel mag want je moet zo nodig en hoe zeg je dat. Je hele bestaan ligt al vast nog voor het begint. Je bent op deze wereld geschud om je best te doen. Het beste is maar net goed genoeg. Iedereen heeft talent iedereen, het komt erop aan om het verder te ontwikkelen. Plus est en vous.

Read between the lines
What's fucked up and everything's alright
Check my vital signs
To know I'm still alive and I walk alone


Zo is het hier altijd al geweest met de generaties voor jou. Ze hangen tegen de muren van de grote veranda. Streng kijken ze op je neer. Zij hebben er het beste van gemaakt, nu jij waarop wacht je nog. Ernst en devotie. Het komt erop aan je lot waardig te dragen. Alleen God weet wat Het Grote Plan is. Hij slaat niet of hij zalft, de ene dag is de andere niet denk aan je uitersten en ga tot het uiterste.
Of ben je misschien van God los? Gebruik je verstand meer wees nederig, pluk de vruchten van de boom der kennis maar wees niet hoogmoedig. Weet je het beter dan je voorvaderen? Twee grote oorlogen. Twee.

Vooral de tweede doet het gesprek verstillen. Veel daarover blijft onbespreekbaar. Vraag er niet om. Je moet het laten rusten. Er is al genoeg leed geweest. Kijk, een dode merel in de tuin. Wil de staatsman nog een Cogetama?

RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse
Copyright Stef Vancaeneghem.
(Cursief: Boulevard of Broken Dreams. Green Day)

RONSIES RARITEITENBOEK (1)

HET GANGSKIE.



Lang voor hun tijd hadden de pioniers van de vooruitgang een spoor van stoom getrokken dwars door de stad. De grens was aldus gesmeten. Helemaal goed zou het nooit meer komen. De wereld bleek voorgoed verdeeld in wijken waar je zo te horen beter niet kwam en buurten waar je bijhoorde.

Diep geworteld wederzijds wantrouwen, vooringenomen argwaan en wederkerig misprijzen zorgden ervoor dat de meeste dingen daaromtrent een keer en voor altijd vast lagen. Je hoefde je daar niks van aan te trekken. Aan tafel bleven ze gemakshalve onbesproken tot de volgende fabrieksstaking. Dan zouden ze wel zien. Het sluimerend ongenoegen omtrent de onredelijke eisen van de andere kant werden op zondag weggespoeld achter de vertrouwde tapkast, in optochten achter vlaggen weggeblazen in trombones en bombardons en ’s middags weggeschreeuwd onder de kastanjelaars rond het voetbalplein. De tegenspelende ploeg diende het te ontgelden met alle scheldpartijen die men s’anderendaags aan de ploegbaas niet kwijt kon.

La ville et ses pièges
ce sont des privilèges
je suis riche de ça
mais ça ne s'achète pas
je marche seul
dans les rues
qui se donnent
et la nuit me pardonne,
je marche seul


Noch de schreeuwlelijke stenen brug die aan oorlog en tanks deed denken, noch de smalle onzekere roestige passerelle aan de andere kant wisten die twee aparte werelden ooit dichter bij elkaar te brengen. Integendeel hingen ze daar in het luchtledige veeleer als symbolen van het definitieve onderscheid tussen goed en kwaad. Tussn het betere en het mindere. Tussen de schone schijn en zichzelf zijn. Tussen het eeuwige ongelijk en het altijddurende Grote Gelijk.

In die gestolde gemeenschap liepen ze rond als de voorbestemde en uitverkoren kinderen van het bevrijde land. Hun horizon reikte niet verder dan de vier vertrouwde straten en de drie buurten waar ze mekaar opzochten. Alles was nu eenmaal klaar en gezegd. Alles stond opgeschreven in dure leren banden tegen de wanden. De handleiding voor hun hele bestaan werd er bij hen ingehamerd in tien simpele geboden, vele vaste regeltjes, etiquette en mooie manieren. Ze hoefden zich alleen maar te gedragen en dan kon niks hen deren. Geld bestond alleen als een muntstuk voor de schaal en een simpel ruilmiddel, voor snoepjes na de cinema.

Je marche seul
sans temoin,
sans personne
que mes pas qui resonnent,
je marche seul
acteur et voyeur
oh quand la vie s'obstine
en ces heures assassines…
Je marche seul.


De zon kwam elke dag weer over de heuvel piepen. Enkel en alleen voor hen. Je deed wat van je gevraagd werd en iedereen vond je braaf. Je kreeg vlierbessensiroop bij het minste kuchje en een druppel Eau des Carmes op een klontje suiker van Tienen na teveel zuurtjes. Iedereen was mooi en blij en gelukkig. Er lag Crunch melkchocolade in de snoepkast, je dagen eindigden bij Lambik thuis en morgenochtend begon alweer een andere boeiende dag met op je boterham een weelderige laag Kwatta.

HET RONSIES RARITEITENBOEK
Handleiding voor Ronse
Copyright Stef Vancaeneghem.
Cursief: 'Je marche seul.' Vrij naar J.J. Goldman.