31 maart 2011

DANSEND OP DE PUNT VAN MIJN PEN

HET HUIS DES HEREN

Ik rij door de straat waar mijn vader garen spon. Aan de gevel hangt een schreeuwlelijke lichtgevende reclame: ‘Huis des Heren’. Een of andere kerk. Je kan ze googlen. Ik klik er binnen. Er is wat godsvolk in de winkel. Er blijkt iets herdacht te worden. De Heer dient bij deze te worden gedankt. Ik zie volgelingen bidden tot hun vader in het huis van de mijne. Anders dan mijn verwekker deed met zijn oncontroleerbare familiale aandeelhouders, slaan ze de handen in mekaar. Hopelijk blijft hun kerkfabriek daardoor iets langer overeind. Is het door dat groepsgevoel beter bestand tegen concurrentie uit pakweg Salt Lake City.

Op dezelfde plek waar mijn vader via nummer 128 wol boekte met zijn telefoon van bakeliet bidden zij tot god. Het Huis des Heren. Ik wou dat het waar was. Ik wou dat de heer des huizes, mijn vader dus, me voor één keer opwachten zou. Ik er door hem en met hem zingen kon: mijn herder zijt gij oh mijn heer aan niets ontbreekt het mij ik vrees nu geen gevaren meer want gij staat m'altijd bij! Neen dus. Het Huis des Heren is het Huis der Geesten. Was dit al geen mooie titel van Isabel Allende, ik zou hem pikken. In al zijn goedertierenheid heeft de Heer van het Huis zichzelve als Almachtige Vader in dat van de mijne genesteld. Nog voor ik goed en wel het daglicht aanschouwen kon heeft Hij, De Oneindig Goede, mijn eigen verwekker laten verdwijnen in het zwarte gat van zijn barmhartigheid.

Luister een keer hier, indringer in het huis van mijn vader. Ofwel ben je allemachtig en oneindig goed. En dan doe je een paar dingen niet. Bijvoorbeeld eerst een ovenverse baby in je eigen schepping mixen, dan diens verwekker doen doodvallen. Je enige zoon aan een kruis laten nagelen ter vergiffenis van de zonden van je eigenste zondige schepselen. Met één welgemikte aardbeving alle kathedralen van Lissabon vernietigen. Een tsunami over de wereldzeeën laten razen recht richting radioactieve rommel uit je eigen beste der werelden, zoals Leibniz die voor jou benoemde. Er werkeloos op toezien hoe zes miljoen kinderen van je eigen godsvolk in de Holocaust weg branden.

Ofwel laat je dit alles gebeuren, je daarbij weg stoppend achter de vermeende vrije wil van je zogenaamde schepping. In dat geval ben je een onmens van een god die niet alleen al deze gruwelen mogelijk maakt, maar ze ook zomaar laat gebeuren. Of je kan en je wil niet ingrijpen. Of je wil dat wel, maar je kan het niet. In beide gevallen hef je jezelf op als god. De zin van het zijn, het spel van tijd en ruimte, de schoonheid van de zonsopgang, de magie van liefde zie en voel ik bij dit alles dan verder zelf wel, van god los. Een beetje Spinoza is daarbij altijd mooi meegenomen. Het mooie plan via de rede puzzelstuk na puzzelstuk doorgronden. Ma non troppo, step by step. Want alleen maar rede zonder verwondering is als een nacht zonder sterren. Wat ertussen ligt, is het onderweg zijn. Verbazing om wiskundige modellen, verrukking om de wonderen die deze wereld nog niet uit zijn. Ver van je Huis van de Grote Leegte.

DANSEND OP DE PUNT VAN MIJN PEN.
Copyright Stef Vancaeneghem.