24 september 2011

TUUPE VUIR RONSE

OOK VIA DE MORGEN REAGEERT DE BELLEMAN VANDAAG OP DE BRIEF VAN SIMON DEMEULEMEESTER AAN LUC DUPONT. VOOR ALLE DUIDELIJKHEID HIERNA OOK NOG EENS DEZE HERZIENE VERSIE VAN DE BRIEF DIE U HIER EERDER AL OP DEZE BLOG TE LEZEN KREEG.

Ronse is Bogota niet

De anekdotes die Simon Demeulemeester over Ronse oprakelt (DM 22/09) om de onveiligheid binnen de taalgrensgemeente te illustreren, moeten in een bredere sociologische context geplaatst worden. Wanneer men dit doet, blijkt het beeld dat hij van Ronse schetst als no-go zone bijzonder inaccuraat.

Men kan Ronse omschrijven als een provinciestad met de problemen van een grootstad. Voor de fusie van gemeenten in 1977 was Ronse één van de grootste steden van Oost-Vlaanderen, maar omwille van haar taalfaciliteiten, kon geen enkele omliggende Vlaamse gemeente met Ronse fuseren. Daardoor werd de gemeente eigenlijk een stadskern zonder randstad. Bovendien was er vanaf de jaren ’70 een grote toestroom van allochtonen vanwege de lage woonprijzen (en weerom de taalfaciliteiten). De overgrote meerderheid van die vaak arme nieuwe Ronsenaars woont nu in gesegregeerde wijken. Bovendien heeft de relatieve geografische isolatie van Ronse, omringd door de prachtige heuvels van de Vlaamse Ardennen, ertoe geleid dat de bevolking wordt gekenmerkt door de open mentaliteit van een polderdorp. Deze is echter gemakkelijk om te buigen in defaitistisch chagrijn over gevoelige thema’s als veiligheid.

Anekdotiek is waardevol, maar moet worden begrepen in een breder perspectief. Het is daarom ook broodnodig dat het stadsbestuur sociale wetenschappers aanneemt om de problemen van Ronse (die resulteren uit die unieke achtergrond) wetenschappelijk in kaart te brengen. Op die manier kunnen de problemen op een gefundeerde manier aangepakt worden. Deze nuanceringen betekenen niet dat we de geweldplegingen die Demeulemeester aanhaalt trivialiseren: we veroordelen elke vorm van zinloos geweld. Maar om zinloos geweld zinnig te bestrijden, moet men het allereerst weten te kaderen.

Daarenboven wekt Demeulemeesters opiniestuk de schijn dat Ronse ’s avonds één grote no-go zone is, dat Ronse qua geweldplegingen een voorstad van Charleroi is, Bogota aan de Molenbeek als het ware. Misdaadstatistieken tonen echter aan dat Ronse gestaag, maar met onmiskenbare zekerheid stappen vooruit zet. Zo is de kloof met Oudenaarde qua fysieke molestaties teruggebracht tot een verschil van 1 delict per jaar, berekend op 1000 inwoners. Ronse doet het overigens op dit gebied ook beter dan Gent en Aalst, twee van de grootste steden van Oost-Vlaanderen. Wie de misdaadstatistieken, die via het kadaster vrij raadpleegbaar zijn, van naderbij bestudeert ziet ook dat de criminaliteit in Ronse vermindert. Lichamelijk geweld is nog steeds een probleem, maar wordt opgeblazen. Althans, dat maakt een simpele comparatieve statistische analyse duidelijk. Het door Demeulemeester gecultiveerde onveiligheidsgevoel wordt dus disproportioneel uitvergroot. Was Ronse bovendien gefuseerd met Kluisbergen en Maarkedal, dan zou haar bevolking op ongeveer 38.000 komen met een werkeloosheidsgraad van 9,97% (i.p.v. 12,94%). En ook qua gemiddeld inkomen en criminaliteit zouden de cijfers zich normaliseren.


Het beeld dat Demeulemeester schetst van Ronse, is dus nogal overtrokken, mist duiding en is op de keper beschouwd onjuist. Ronse is een stad met karakter, de ongekroonde Koningin van de Vlaamse Ardennen. Demeulemeesters veronachtzaming van de sociologische achtergrond gooit opnieuw een emmer gitzwarte verf over het imago van deze gemeente. We kunnen niet anders dan dit ten diepste te betreuren.

Yann Verhellen, Jonathan Sadaune en Jonathan Jouret

Inmiddels blijft het debat omtrent de (on)veiligheid van Ronse letterlijk en figuurlijk een hot item zowel in de printmedia op het web en via Facebook.