25 oktober 2011

NEN NIEVEN DAAG


3.

Niks dan Trage Wegen had Ronse Stad toen. Totale verkeersluwte was het. Schaarste van voituren. Monsieur l’Abbé in opwaaiende zomersoutane op zijn kletterend Puchke onderweg naar de Patronoejze. Een wever op zijn Zundapp. De boekhouder van de schoenfabriek in zijn pruttelende Prinz NSU.

Om het halfuur zie je wat beweging in The Streets of Ronse. Bloedhete hondsdagen. (In zijn stek aan Ten Hole zou Hugo Claus dit een pleonasme noemen). Met het hart op zak en je tong op je onderlip kijk je uit naar ‘Woof’ met paard en veesch gedroejden Crême à la Glace. Of dan de meneer van La Renommée met het haar van zilver de beige 'kiel' en de toeter van goud.

Een boer - onderweg naar Boddin ‘om noegoost’ - dokkert 'mei zien oele' over de kasseien, stopt pal voor je rubberbal. Een seigneur in Studebaker knalt hem (de bal niet de boer al zou hij durven) even later achteloos aan flarden. Het is onze eigen schuld, beweert hij. Terwijl hij de handgebreide halve rij-handschoenen van bij Samdam in de Peiperstroete over de vingers ajusteert.

(Denkt hij misschien dat hij Olivier Gendebien is en met zijn stoefkar in de Mille Miglia zit? In Liège-Sofia-Liège? In de Rallye de Monte-Carlo?)

‘La racaille Renaisienne, mademoiselle Germaine’.
‘Stroetlupers, cher Edouard.’
‘Des moins que rien”.
‘Wierkvook.’

We verdienen niks beter. En dat balleke van ons: ‘Gepiekt zeikers?’

Geen haar op zijn gegomineerde kop dat eraan denkt ons te vergoeden. Kaatsen dan maar. Tegen de muur van de Précision Mécanique. Trage Wegen?

15u: Een Ondine Renault.
15u40: Een Triumph Herald.
16u10: Een Ford Anglia.
16u30: De Malander in zijn rooie Sumbeam onderweg naar de Patria.

Martial Van Hasselt als lokale Antony Quinn in zijn nieuwste demonstratie-limousine van General Motors. Op naar de Cambrinus. Urbain Van Habost die van onder zijn beau chapeau reclame ‘beuroot’ voor Tic Tac Pontiac.

Wim Van Est
na zijn val in den Tour:
Zijn hart stond stil.
Zijn Pontiac tikte nog.

Het mijne, mijn jongenshart staat stil voor de circusartiest van Cirque Pinder (spreek uit: Paindeir). In de sterrennacht balanceert hij op een paal aan de Royerslaan. Il Silenzio.

‘Gilles Margaretis présente!’
‘La Piste aux Etoiles!
‘Ce soir à Renaix!’

Olifanten. Dwergen. Een slangenvrouw.

‘Des Marwabouts d’Afwique’.

Steerekies van Ronse. Die ene waant zich op de Boulevard du Quatre Mars Mylène Demongeot, in haar quincaillerie van Paco Rabanne . Schudt met al wat ze aan haar lijf te schudden heeft.

In de Familia gaat de Rode Zee voor je open, in de Concordia een zee van blute petsies. Kuifje is dan nog een stripheld van papier. Trekt met Haddock naar de Kongo. Mag er de negerkes nog negerkes noemen zonder voor het tribunaal van Den Haag te worden gesleept vanwege misdaden tegen de humaniteiten. Je houdt je adem in voor de boten van Kroetsjev. Je treurt met Jacky om de dood van John en de hulpeloosheid van John John. De Keizer van Herentals is je god. Ook al onderschat hij het vals plat van de Glorieux . Je vindt Jeannine Anquetil elegant in haar imperméableken van Marvan . Willy Vannitsen en Willy Bocklandt zijn je tweede keuze-helden. Maar de mooiste van allemaal is toch Felicé Dzimondi. Later zal je hem laten vallen in je idolengalerij voor Gianni Motta.

Ronse vindt dan al zijn eigen Ronde van Vlaanderen uit, als jaarlijks wielercriterium. Wouter Vandenhaute kijkt dat allemaal af van Raymond Vandeputte. Onze Peetvader van de koers. Onze Goddet. Onze Lévi(a)than. Zo machtig dat de nieuwe jonge God Merckx zijn bloemekee nièt tot bij zijn Claudine aan haar frietpot brengt. En ook niet bij Célie Dehaene, maar recht naar de kliniek bij de Zuster Zonder Arm god hebbe haar ziel.

Motocycletten denderen door de Prinskouter. Achter ’t Park Lagache aan een café hangt een kartonnen bordje met erop in uitgelopen inkt:

‘Interdit Aux Nord-Africains’.

Navraag in de wereld van de volwassenen om je heen leert je

‘DA SJAROO MARTOO DE MAUREN HEIT BOATENGESMETEN EN DAN DIE MEESENTREEKERS NIE MOETEN POAZEN VAN HIER NOA WEIRE BIENEN TE KOMEN ZWEIVEN OOP HEUR TAPOATEN.’

In de Canterbury aan het station laat je een lilakleurige dikke sjiekleete uit de glazen sjiekenbak rollen. Je tikt Ramona in op de Wurlitzer. Aan de overkant wordt de waard aan flarden geschoten. Ronse is dan al een geweldige stad. Altijd wat te beleven. Ik zweer het je.

‘Nen Nieven Daag.’
'En ’t kloert ien Ronse;