31 mei 2012

TOEVALLIG HEDEN

Je komt onze jongenskamer in. Plukt het Vogue-schijfje van de Dual-platenspeler. Weg die Franse rommel. Prullenmand in, Poupée de cire. Al mijn yéyé-idolen uit 'Salut Les Copains' gaan bij deze voorgoed naar af. Nep. Namaak. Covers. Tijd voor the real thing, zeg je. Het echte werk.

Zie je hem daar nu staan, jij Dylan-fan van het eerste uur. Ik kan me niet voorstellen dat je het goed vindt. Ik hoor het je zeggen. Mister Yes We Can recupereert hem voor zijn campagne. Met medaille en strik.
Oh my god. Hugo Claus had dit niet laten gebeuren. Maar Obama is Boudewijn Subito Santo niet.


‘Presidential Medal of Freedom.’

Zimmerman Robert.
Alias Bob Dylan.

Niet Dylan Thomas, nee. Al zijn er die hem vandaag de Nobelprijs gunnen. Onder wie ondergetekende. Onvoorwaardelijk. Voor de Vrede zeker. Voor de Literatuur ook. Maakt niet uit. Het moet niet altijd Papa Macho Hemingway zijn.

Ware literatuur is het.
Met ballen. Like a Rolling Stone.
Knocking on heavens door.
Poésie pure.
To make you feel my love.
The girl from the North.









Eén man alleen tegenover dat hele militair-industrieel systeem.
Marcuse op muziek. De eendimensionale mens met mondmuziek.
En gitaar. Mister Tambourine Man.

Eén plaat die je mijn kamer in mikt. En alles wordt anders.
Twee foto’s. Eén van toen. Een van nu.

De ravage van de tijd op zijn gezicht jawel.
En het meisje is lang dood: Lay lady, lay.
Maar de liefde zal blijven. Sterker dan de dood.
Het oeuvre ook. Houdbaarheidsdatum onbeperkt.

Bob Dylan heeft ons gered van een systeem dat mensen gek en eenzaam en ongelukkig maakt. Hij, Jack Kerouac, Salinger. En al die anderen van de Alive Or Dead Poets Society.