17 februari 2012

IEN RONSE EES DAT IET

STORMLOOP VOOR
BUIRGEMIESTER TAVI
VERWEKT RONSIESE REVIVAL


















Zeer terecht verzucht Tavi-regisseur Koen Lauwereyns in Het Nieuwsblad ‘dat de jeugd ’t Ronsies niet meer klapt’. Tifanie (‘awui die bouilloote van Tavi’) belooft van haar kant plechtig aan de levenden en de doden dat ze een inburgeringscursus gaat volgen 'boa Mories Boussee oom hier Ronsies te perfectioneiren'. Ofschoon dat wat haar betreft helemaal niet hoeft. Tifanie (Karen Wilpart) spreekt zelf namelijk feilloos Ronsies. Wat van 'Cannau Twie(tie)' niet echt kan worden gezegd.

Maar de Stad Ronse gaat er onder impuls van Cultuurschepen Joris Vandenhoucke wat aan doen. Hét referentiewerk van wijlen Maurice Bouchez (‘’t Ronsies ien guiren en kluiren’) is namelijk weer te koop op de Dienst Cultuur, de Dienst Toerisme en…op de voorstellingen van Tavi Buirgemiester.


STAD RONSE LANCEERT
HERDRUK VAN
DE TAALBIJBEL VAN
MAURICE BOUCHEZ

Toen ik een paar jaren terug zelf mijn ‘Beurooboekskie’ uitgaf met erin ondermeer de liedjes voor ‘Tavi in ’t Paradijs’ en ‘Tavi Buirgemiester’ heb ik Cultuurschepen Joris Vandenhoucke voorgesteld dat ik mijn auteursrechten wou afstaan voor een ‘goed doel’. Zeg nu zelf: is er voor liefhebbers van het authentieke Ronse een beter doel dan de herlancering van ‘Maurice ziene pieroo an de kruune van oes kuinengiene Ronse'?

Schepen Joris Vandenhoucke (op de foto met Alain Bouchez, zoon van Maurice) is dus een man van zijn woord. De ondersteuning van deze herdruk zie ik persoonlijk ook als een postuum eerbetoon aan Maurice Bouchez: groot Ronsenaar die de nazikampen overleefde en in het Ronsiese verzet zijn leven veil had voor onze vrijheid van spreken, schrijven, lachen, zingen.

13 februari 2012

DE RECONSTRUCTIE





6.

Ze kleven een sierlijke sticker van Scuderia Rothnacum op het koffertje van hun Mini Cooper S, willen Jacky Ickx worden. Met gierende banden slalommen ze tussen balen stro op de Markt. Op zomerse zaterdagen hebben ze daartoe geoefend aan de industriezone Klein Frankrijk. Later deze week zal in ‘La Centrale Renaisienne du Pneu’ de rubberen ravage van al dat stoere bochtenwerk en overmatig remgedrag worden opgemeten. De stockagezolder zal er worden aangevuld met nieuwe ladingen Michelin, Dunlop en Good Year. In de garages van Ronse zullen jerrycans Bardahl en Duckhams Oil voor al die opgepepte dorstige moteurkes worden bijbesteld. Een boost voor de Ronsiese Automerkverdelers. Met als absoluut hoogtepunt van het seizoen: ‘De Twaalf Uren van Ronse’. Al hebben ze geen vinnige Ford Escort RS, allemaal willen ze meervoudig Belgisch rallykampioen Gilbert Stapelaere naar de kroon steken.







Bij gebrek aan Belgische titeldrager huldigt Ronse in afwachting zijn eigen rallyhelden ten stadhuize met bekers van klatergoud. Op maat van de sterke verhalen aan de toog van ‘Le Bia’(rritz) bij waard Albert die nu wel kwarteltjes kweekt en succulente ajuinsoep maakt, maar volgens de gestadig aanzwellende toogverhalen in een vorig leven jazzman is geweest die nog met den Fats D. en met Louis A. en zelfs met den Duke E. zou hebben getrompetterd. Wat zijn Ghislaine in haar vorig leven deed, daarover zijn de meningen verdeeld.

Het Ronsies rallyteam Number One Onijn-Wauters (BMW Kroassies) laat zich dan wel kronen tot koningskoppel van hier tot in Oostende, Hermès Delbar hij en geen ander is het onbetwiste flegmatieke godenkind van de Ronsiese rallyscène. Begenadigd piloot aan het stuur van droomwagens die je alleen in films van Lelouch ziet (‘Un homme et une Femme’) of in Hollywood-kaskrakers met Steve Mac Queen (‘Bullit’). Precies op het moment dat de messe d’onze heures van zijn patroonheilige erop zit, nadat de chers paroissiens hun Dieu Vivant op de tong hebben genomen en hun vieux divan weer opzoeken, komt Delbar met zijn bolides luidruchtig op volle paardenkracht en uit alle cilinders rond het Klein Marktje touren. De ene week doet hij dat in een machtige Ford Mustang coupé. De andere week in een diepblauwe Lotus. Dan weer in een mysterieuze Sabra. Van Israëlische makelij, zo wordt er bewonderend gefluisterd door connoisseurs die 'L’Autojournal' verslinden en lid zijn van de Royal Automobile Club de Belgique.

‘Mémès pour les intimes’ staat in Ronsese rallykringen ook bekend als absolute wereldrecordhouder op de afstand Renaix-Le Zoute. Met een chrono die je alleen breken zou met de Bluebird van Donald Malcolm Campbell, afgevuurd als een raket op het Zoute van Salt Lake 'ien Ameirikaa'.

Soms heeft het godenkind pech. In de 'Zes Uren van Waregem' knalt hij met zijn ‘protège cartèèère’ en al de rest op de ‘boote stienen' en laat hij zijn Alpine Renault dan maar voortslepen tot aan 'De Karekiet' gerund door Werthèèère Vandersarren, koning van de wilde Waregemse nachten.

De ‘Twaalf Uren van Ronse’ worden na een paar edities uitgerekt tot vierentwintig. De Scuderia Rothnacum, Ronsiese filière van de Gentse ‘Chardon des Dunes’ zoals 'Autostal Duindistel' zich in de Old Ghent laat noemen, verdwijnt dra in de kroniekjes van de petite histoire en maakt plaats voor Motor Union 2000. (Spreek uit: Deux Mille) . De figuurlijke motor ervan is Jean-Paul Cuvelier, zoon van die ook al de Ronsese dansnachten kleurt met zijn 'Gogo Club' in het gemetalliseerde kelderke achter de Harmonie. Non stop Tamla Motown, Soul en Sax-labelmusic in Ronse.

Wekenlang heeft ‘Jimmy’ zoals hij zich in rallykringen het liefst laat noemen met zijn maat André Wauters bij de boeren, de jachtopzieners van pepaa en de autorités locales des Collines ‘genegocieerd’ omtrent alle landwegeltjes waar the kings of the road van Ronse vroeg of laat hun T -punt ('Je t’ai dit T- à gauche pas T- à droite!' verzucht de co-piloot terwijl hij zich door het zijraam wringt) zullen missen om er met de vier wielen omhoog in de gracht te ‘landen’. Na een tête-à-queue of vier en een tonneau of twee. Daar dienen die steunstangen en Klippan-gordels voor. Om ‘s anderendaags weggehaald te worden met de tractor van de boer voor een zacht prijsje. Voor wat hoort wat.

Voor de nachtelijke toeschouwers is veiligheid langs de kant van dezelfde orde als wanneer je je met een opgepepte kart op de Ommegangstraat waagt. Je moet dus al echt god aan je zijde hebben. Al is daar in zo’n go-kart weinig plaats voor. Maar je bent jong. En je wil Goldstein worden, meervoudig Belgisch kartkampioen. Goldstein of niks. Je wordt geen Goldstein.

De verkeersdoden van Ronse vallen overigens niet bij al dat stunt- en vliegwerk op de vers gegoten tarmacwegeltjes. Ze sneuvelen integendeel banaal in een gemiste bocht boven de Kruissens, met een motocyclette tegen een gevel in de Wijnstraat, in een Porsche Carrera onder een aanhangkar op de N60, in een Alfa Romeo Spider Veloce tegen een elektriekpaal na een al te vettige bietenbocht aan Garage Labieze in Nukerke. De dood loert daar. En niet op de taluds rond Ronse waar je ze als rally-fan min of meer verwacht. En waar de vrijwilligers van 'La Croix Rouge de Belgique' (onder de presidentie van jawel pepaa Emile Cuvelier) al benevool klaar staan met hun draagberrie en gegeven bloed in de RK-post halverwege de Kruissens. Precies daar waar de dood tegenwoordig op het voetpad loert. Want ze speelt spelletjes, de dood. Van in Ronse tot in Ispahan.


Tussen de laatste trekpaarden voor de poort van ‘Den Boerenbond’ aan de Zonnestraat en voor de Brouwerij De Keyser in de Priesterstraat wordt het Ronsese straatbeeld nog even gekleurd door wondere droomkarretjes van de (Salut Les) Copains de Renaix . De laatste Jaguar Type E op de parking van de Happy Night aan de Savuistroete etaleert een welstand die samen met de erfenis opgaat in ‘den domp van de chargeboaze’. Na ultieme happy nights ('La nuit n’en finit pas') zit de sombere dageraad van de Génération Desargentée er nu snel aan te komen.

Veel dieper dan in alleen maar een taaltwist duikt Ronse in een maatschappelijke omwenteling. Als een Petit Beurre in de koffie, brokkelt de Ronsiese beau monde of wat daar graag voor door gaat onverbiddelijk weg in wolkjes gebakken lucht. De schoenfabriek van de Abeelstraat gaat failliet. Subsidies houden de schone schijn van kunstmatige weelde nog even op. Maar dan is het helemaal voorbij. Zie je kopstukken van hun voetstuk tuimelen. De ene brutaal. De andere traag, in een lange zachte vernieling als in een roman van Hugo Claus.

Les fils de famille verdwijnen ongemerkt uit de stad, het is niet langer hun Renaix. In de anonimiteit van de grootstad kunnen ze nog even zelf in hun eigen verhalen blijven geloven. Met hun afgedragen blauw blazerke van bij Butch. En hun foularke van de 'Galeries de la Reine'. Een nieuw bestaan in Bruxelles Capitale, alwaar alles beter wezen zal. Waar het Front des Francophones van Antoinette Spaak over hun rechten waakt. Waar de Ronsiese ex-pats zich samen kunnen optrekken aan het eigen grote gelijk, ver van de roots.

Anderen blijven in hun biotoop en verschansen zich vlakbij Ronse in het groen van de Collines, volgen vanuit vastgeroeste serviceclubs de gebeurtenissen vanop afstand. Ver weg van het 'gepeupel' en veilig achter de schermen van de stemmingmakerij. Maar het sociale weefsel van Ronse weeft ondertussen onder hun ogen een ander tapijt en 't is geen Perzisch meer.

Nog net kunnen ze een fermetje redden uit het familiaal vermogen. Om er bij een geruststellend boek van Françoise Mallet-Joris en een zoveelste flutverhaal van Françoise Sagan te mijmeren over hun jeunesse dorée, in de kastelen op de heuvels rond de stad.

Domaine St Hubert. Boekhaege.
Kasteel de Malander. Huize Regibo.

Op Monumentendag zullen de Ronsenaars de stenen getuigen van de verloren tijd te zien krijgen. In wachtrijen, per tien om te zien.

‘De Reconstructie.’ Een digitale tijdreis door Ronse.