13 september 2013

DE BINNENTUIN

OBAMA BEACH



De Amerikanen hadden ons bevrijd. Ze hadden de moderne tijd mee, chicletten om op te sjieken in de klas. Chlorophyl was goed voor ons, melkmuilen van de M-Brigade. Zodus perste ik mijn eindeloos tot marbel herkauwd schijfje sjiek onder de bank om het twee uur later (na het turnen volgde de biechtstonde ) weer mals te knabbelen tijdens Gewijde Geschiedenis. In zijn oneindige goedertierenheid maximaliseerde Jezus broden voor de hongerige Joden die hem bij wijze van dank door Pontius Pilatus lieten kruisigen (nog liever een voort levende Barrabas dan dat prekerige mama’s mietje) doch helaas geen chicletten. Onze Verlosser in de kapel van ’t College onder het wachten op de biechtbeurt verzoeken om een megalading Clark’s was bijgevolg geen optie, veeleer pure tijdverspilling. Ik kon beter wegdromen bij Séraphine met wie ik best wel eens doodzondigen wou in het parkje aan haar huis onder de toren van de Oude Sint-Martinus.

De Amerikanen waren mijn helden. Niemand vertelde mij (madame Blauwvoet al zeker niet, zij haatte de bolsjevieken die katholieke kindjes de tong afsneden zodat ze ons Heer niet ontvangen konden) dat de Russen als onoverwinnelijk volk minstens even moedig ook wel ferm hun Duits in het zakje hadden gedaan voor onze bevrijding ter hoogte van Stalingrad. Twintig miljoen landgenoten hadden ze daartoe naar hun eeuwige sneeuwvelden gestuurd. Zij waren het die de mislukte kladschilder met snor uit zijn Berlijnse bunker gingen schudden. Daarna hadden ze het Ijzeren Gordijn opengerold om alle kinderen met vooralsnog niet afgesneden tong te beschermen. Tegen chicletten, tandbederf en Elvis Presley.

In onze perceptie, aan deze kant van het gordijn, hadden de Amerikanen het allemaal gebolwerkt. Tegen de nazi’s hier. Tegen de Jappen ginderachter. Zij hadden toch die parachutist gedropt op de kerktoren van Sainte-Mère L’Eglise, of niet soms? Zij hadden toch de nazibunkers op Obama Beach gezandstraald met bazooka’s?

Zo hadden ze heel het Oude Avondland bevrijd in hun reuze Dinky Toys. Met hun Willy’s Jeeps. Zoals Jef Dardenne er een had die hij jaar na jaar vol wilgentakken hing na de Ommegang om dan, de pijp onbeweeglijk in de mond zoals Georges Simenon op de achterflap van Maigretverhalen, de Kruissens neder te dalen achter het schrijn van de Heilige Hermes die ons beschermt tegen de waanzin van de ons omringende wereld.

Van dan af bleven de Amerloques in Vloesberg: om de Russen te bewaken met hun radars. Ze bleven rondhangen aan het station van ons stadje, op de grens van de oude en nieuwe culturen. In de Rami,de Canterbury, de Renard en de Ritz. In plunjes zoals je die ook voor geen geld tweedehands kon kopen in de Stock Américain, onderaan de Kruisberg. (Helmen met visnetjes erover. Om outdoor te survivallen met stekelbaarsjes uit de Molenbeek).



Mijn onvoorwaardelijke vererering van het Amerikaanse heldendom duurde tot diep na de moord op John Fitzgerald Kennedy. Dat Russen ook van hun kinderen hielden ( zij het zonder chicletten) was toen nog niet bezongen in westerse popsongs.

Tot ik op een avond één fotoshot van Time-Life onder de neus kreeg geduwd. Het was op zolder, in de donkere kamer van mijn tweede broer terwijl we samen oude negatiefjes ontwikkelden.

‘Hier zie. Wat je vriendjes met napalm doen.'

In het ontwikkelbad bracht hij ondertussen grootvader weer voor even tot leven, met Albéric. Samen wandelend door de duinen. Weg uit de nieuwe tijd van de waanzin.

‘De Binnentuin’.
Roman. U las hoofdstuk 17.
Foto boven: Johan Vancaeneghem