12 april 2013

ZWARE LACHGASBOETE VOOR VTV

HET MANNELIJK ONVERMOGEN
BEUR(S)T JE HELEMAAL OP




Aan de Funès die vanuit de kleinste bijrol hoofdrolspelers ertoe dwong het allerbeste van zichzelf te geven. Daaraan denk ik bij de ‘preview’ van ‘Het Mannelijk Onvermogen’. Donaat Deriemaeker & Wim Van Coppenolle die mekaar dwars door het dak van de Volksbond tegen de sterren aan spelen. Daarbij theaterrevelatie Pascal Baeke meesleuren in diens (her)geboorte als veelzijdig toptalent . Vijfduizend Tavi-fans kenden hem van zijn onvergetelijke muzikale inbreng en interpretaties . Wat je nu vooral in première meemaakt is de ontdekking van een geboren rasacteur.





Donaat als bazige schooldirecteur en tirannieke amateur-regisseur (DEVENTER DIMMEN DAT LICHT!) die in de schoolfeestzaal met twee van zijn leraren eventjes het Bijbelse verhaal van Jozef & zijn broeders ten beste geven zal. Niet zonder eerst wat belerende betuttelende duiding . Al dient er voor dat laatste woord een ander, veel simpeler te worden bedacht. Want voor de ‘jongens en meisjes in deze zaal’ is de grondtekst van Joost van den Vondel sowieso al veel te hoog gegrepen (NITWITS!). ‘Duiding’…. ge kunt peinzen. Daarom heeft één van de leraren dan maar zijn eigen karamellen-Vondelken gedaan. Probleem is dat, beste jongens en meisjes , onze leraar hier zwaar aan de drank zit en die andere daar net een operatie aan het afwateringsinsysteem heeft ondergaan en vele repetities heeft gemist. OFSCHOON HIJ DE TEKST AL HAD GEKREGEN OP ZIJN ZIEKENHUISBED. En zelf beleeft hij als schooldirecteur ook al geen glory days, ‘daar zijn echtgenote het echtelijk dak verlaten heeft’.



Wat je daarna krijgt is de lachkramp. Hilarische rijmelarij. Mix van idiomen (van en) voor de schoolse idioten. Onwaarschijnlijk bal costumé (remember de collegekemels van Drie Koningen), danspasjes die Rabbi Jacob verbleken doen. Het mannelijk onvermogen beur(s)t je helemaal op. Als je net denkt dat je dit wonderland van de lach nooit nooit nooit meer wenst te verlaten, hebben de drie je pas helemaal bij je coucougnetten. Nemen ze je bij de strot, duwen ze je door…hun vierde bodem, serveren ze je met één aangrijpend kantelmoment, in één rauwe authentieke tirade het leven zelve zoals het is: op en om de planken. Je denkt terug aan de tirannieke regisseur die je prille theaterambities in de kiem schreeuwde met zijn Vondeliaanse volzin:

HEFT DIENE SAFEL OP GELIJK NEN RIDDER!
GE ZIJT GEEN STRANDZJANET GODVERDOMME!.

En dan weet je weer waarom deze mensen dit alles overstijgen met podiumpassie en kunst. Want hun speelgenoegen spat van de planken. Samen met de rook (DEVENTER MINDER ROOK! ) spuiten ze hun lachgas door de Volksbond en ver erbuiten door het Vrolijke Vlaanderenland van Ooit. En als de rook om je hoofd is verdwenen, ben je een dankbaar mens om zoveel puur theatergenoegen. Zware lachgasboete voor VTV.

‘Het Mannelijk Onvermogen’. Regie Els Trio (foto). Productieleiding: Karen Wilpart
Info en reservaties: www.theatervtv.be
of 0478-888.444.

11 april 2013

TOEVALLIG HEDEN

VAN SCHRIFTJES
EN GESCHRIFTEN




‘Hij zal altijd willen toegeven, de schrijver, dat iets autobiografisch is, en het tegelijkertijd heftig ontkennen. Omdat hij weet dat zijn fantasie alles ooit aan één of dé werkelijkheid ontleende, maar dat hij diezelfde fantasie gebruikt om er een nieuwe, gelogen , verzonnen werkelijkheid overheen te leggen, die er als een echte werkelijkheid uit moet zien. …’

‘Sommige schrijvers verzinnen één verhaal, andere bedenken een complete wereld. Proust veranderde Illiers in Combray en Cabourg in Balbec. Iets dergelijks deden Gabriel Garcia Marquez met zijn mythische Macondo, Thomas Hardy met de West Country en Faulkner die Oxford City in Jefferson transformeerde...’

Schrijft Cees Nooteboom in zijn inleiding bij ‘Over Het Verdriet van België’, de weergave van een marathongesprek dat hij met Hugo Claus had toen hij met hem twee dagen in en om Kortrijk , Aalbeke en Astene op zoek trok naar waarheid en fictie in het magnum opus van zijn vriend.



‘Je kunt alleen een boek schrijven over een wereld die je kent of waar je uit voortkomt’, zegt Claus zelf daarover in een Humo-gesprek met het legendarische interviewduo Herman De Coninck en Piet Piryns.

Hugo Claus: ‘We moeten ook niet doen alsof wij over een andere wereld beschikken. De enige Vlaamse schrijver die bij mijn weten weleens geprobeerd heeft om een roman te laten spelen in een wereld van chirurgen en advocaten is Johan Daisne, en daar klopte niks van. Dàt was pas artificieel’.

In ‘Mijn leven is mooier dan literatuur’, ‘Een kleine filosofie van het schrijverschap’ graaft Jannah Loontjens (foto boven) daarover dieper door.

‘Een van de kenmerken van literatuur is dat zij de tijd in een model vangt, terwijl de vraag blijft of tijd wel aan een model kan voldoen. Hierdoor gaat alle literatuur in feite ook over tijd en tijdbeleving. …



Tijd is volgens de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) een essentieel deel van onze relatie tot de wereld en wordt door ieder individu anders ervaren. Deze subjectieve tijdsbeleving noemde Bergson la durée. In de durée loopt het verleden door in het heden, wat niet alleen betekent dat herinneringen het nu-moment kleuren, maar ook dat zintuigelijke indrukken beïnvloed worden door geestelijke processen en associaties.’

Faulkner, Woolf, Proust, maar ook Joyce gaven blijk van een vergelijkbaar bewustzijn van tijd, dat veelal tot uiting kwam in streams of consciounsness, waarin associaties, obeservaties en herinneringen zich afwisselen en aanschakelen.

Door deze schrijfwijze kunnen we ons afvragen of Prousts Recherche of Musils Mann ohne Eigenschaften, Woolfs The Waves of Joyce’s Finngegans Wake wel voltooide werken zijn. Enerzijds zijn ze beslist voltooid, maar tegelijkertijd blijft de suggestie van eindeloosheid in deze werken’.

MOEDER GERMAINE OP BEZOEK IN NUKERKE



Eén van de werken die tegenwoordig over Claus , de meester van deze tot literatuur verheven mix, verschijnen is ‘De Kleine Encyclopedie van Het Verdriet’. Daarin dit ene voorbeeld van hoe Claus daarmee omspringt.

Claus woont dan met zijn echtgenote Elly Overzier en zijn zoon Thomas in een boerderij in Nukerke, als hij op 2 december 1968 noteert:

‘Mijn moeder, in huis sinds vanmorgen, heeft al zo’n honderd pagina’s roman weggegeven, alleen door over een bezoek te vertellen aan de familie. Ik geloof dat hier iets mee te doen is … een nieuwe Scandinavische familieroman, unanimisme voorbij, er zijn geen grenzen aan het fourmillement van de familie Claus, zodanig dat ik misschien moet beginnen in een apart schrift de elementen te verzamelen. Right, meteen.’

NINI IN RONSE



Ware fictie, verzonnen werkelijkheid, verleden en heden. Het blijft voor mij datgene wat me (zo anders dan in journalistiek, het schrijven om den brode en de overleving in Vlaanderen) altijd weer en steeds meer terughaalt naar die eindeloze wakkere dagdroom. Dat rondslenteren in de binnentuin van hart, herinneringen en verlangens. Vanuit het onstilbare verlangen om een al te grijze werkelijkheid naar de pen te zetten en tot de mijne te maken in de ideale wereld van het opgroeiende jongentje. Claus daarover, in datzelfde historische Humogesprek met Herman & Piet: ’De ervaringswereld van een schrijver is rond op zijn twaalfde of zijn dertiende-dan heeft hij het wel zo’n beetje gezien’.

(Foto hierboven: Nini Van Looy met 'Zonde van Nini')

08 april 2013

DE BINNENTUIN

SEDE VACANTE



Het hoofdbestuur had beslist dat we de zomer zouden doorbrengen in Duinbergen. Het dagelijks bestuur werd voorgezeten door mijn vader die nooit wat zei vermits hij dood was. Hij dirigeerde ons pro formica vanuit zijn kadertje in cognackleurig gerimpeld koeienleer, verloren tussen de sanseveria’s van de veranda.

Het postume gezag was hem bij zijn overlijden automatisch doodslang geschonken door de nabestaanden bij wijze van eerbetoon. Dit vanwege de herinnering aan hem die - nooit nooit nooit ik zweer het u - vervagen zou. En voor de rest doorgaans compleet doodgezwegen bleef.

Ze hadden mooi praten over hun herinneringen. Zelf diende ik het te doen met zijn halve glimlach op glanspapier van Studio Pessemier. Papa had het haar in het vet zoals mijn gitaarheld Henk Marvin. Helaas zonder die mooie zware zwarte Ray Ban. Maakte niet uit. Papa was mijn persoonlijke Shadow. Ik was zijn Apache, verwekt met zijn laatste pijl in de wigwam van mama net voor hij naar de eeuwige jachtvelden van onze binnentuin vertrok met uitkijk op het bescheten betonnen duivenkot en de rotspartijen met sneeuwklokjes en krokusjes achterin.

Hij stond daar - nooit of nooit! - te vervagen in de bij navraag steeds kariger herinneringen van diegenen in huis die hem nog zelf hadden gekend. Des te meer drukte hij op alle strategische huisplannen. Zijn beeltenis stond te pronk, als ultiem alibi voor mama. Zijn enige en dus lievelingsdochter zag het juist. Er viel niet meer over te praten. Zij genoot zijn volle postume steun met haar voorstel om de donkere uitgeleefde Villa Condé op de zeedijk van het al te druk geworden Blankenberge te ruilen voor een zomerhuis in de duinen van Duinbergen.



Met of zonder zegen van de dode vaderfiguur: ik vond het klote. Duinbergen had bij navraag geen havengeul. Met mijn broers rondrazen in onze Torcq-bolides van aan de Caltex tot aan de havengeul van Blankenberge om er de terugkeer van de Sancta Maria af te wachten, zien of ze tussen de garnalen in hun bolle netten weer zo’n purperen opgeblazen drenkeling hadden meegegraaid, het zat er allemaal niet meer in.

Mama had papa als een erepaus in de binnentuin van haar Castel Gandolfo zitten. Ze had het hem gevraagd en zijn zegen was vanuit zijn sede vacante sebiet komen opborrelen in haar hart, zei ze. De tijd van een schietgebedje. Hij had er geen bezwaar tegen dat het Blankenberge van hun geluksjaren, de aquaramamuziek met 'Oh Mein Papa' in de Pier, het staketsel vol geklitte mosseltjes, hun avonden in Het Witte Paard voor goed verlaten werd.

(Het schietgebedje van mama was vooral gekoppeld aan haar verzoek om tegelijk met zijn goedkeuring de coupons van de Lainière de L’Escaut voldoende te doen aanzwellen om de meerkost van de overstap naar het meer mondaine Duinbergen te overbruggen).

Grootvader sputterde tegen. Vroeg of hij met Albéric dan wel nog zijn Vieux Temps zou weten te nuttigen, zoals ze die in veelvoud pleegden binnen te kabbelen, diep onderaan de dijktrappen in de buik van Blankenberge. Als vader van mama kon grootvader niet op tegen het dodelijk gezag van papa. Hij beschikte enkel over een raadgevende stem. Het antwoord was ja. Bovendien kon hij bij gebrek aan Vieux Temps met Albéric altijd naar believen gaan wandelen in de duinen. Dit zou zijn galstenen zeer ten goede komen.



Behalve mama die als fondée de pouvoir alle geldstromen beheerde en in die hoedanigheid prompt haar goedkeuring gaf voor de aanschaf van houten koffers, een nieuwe bain de soleil voor mijn zuster, het zelf te bouwen vliegdekschip The Forrestal voor ons (tegen de regendagen), speelde ook Jacqueline, de vrouw van Albéric, onovertroffen cordon bleu en onbetwiste cheffin van het huispersoneel, een aanzienlijke rol achter de schermen bij alle beslissingen van het hoofdbestuur. Haar bezwaren betroffen meer problemen in verband met het aan te passen beddengoed en de mogelijkheid om eens met haar Albéric naar Holland te rijden voor de aanschaf van een paar clandestiene doch zoveel goedkopere flessen 'Bols Parfait Amour'.

'Het ware zonde om er niet van te profiteren, madame'.



Het werd haar allemaal toegestaan. Zonder Jacqueline was mama hoe dan ook gezien. Geen Blankenberge, geen Duinbergen. De man in het kadertje lachte Jacqueline voor eeuwig en altijd toe. Zij die bij haar geboorte in een klompje had gelegen achterin de afspanning van haar pépère en mémère in Pottes, was meteen gezwicht voor die ene glimlach van Monsieur, met erbij de ontwapenende vraag of zij goed wou zijn voor zijn vijf kinderen. En dat al de rest dan altijd wel in orde zou komen. Zo was het ook gegaan. Al zou niks nog ooit in orde komen. In afwachting waren zij en haar Albéric echt onmisbaar voor het welzijn van eenieder, niet zomaar van occasioneel postuum nut, zoals mijn vader. Aan wie een onnozel schietgebedje al volstond om meteen de financiën vlot te krijgen en er compleet foute beslissingen mee door te drukken.



Madame Blauwvoet, de inwonende oude Brusselse dame die ‘kleedselkens’ naaide naar de patronen uit Modes & Travaux die ze tegen de muren in haar eigen ateliertje boven onze achterkeuken had gespijkerd, zou pas een paar weken later naar Duinbergen overkomen met de omnibus, de bus en een kruier voor haar koffer tot aan de villa in Duinbergen. Eerst diende ze echter voor haar zoon te gaan zorgen in Schaerbeek. Hij wist niet meer wie hij was, nadat hij door de Simba’s uit de Kongo was gezwierd als koloniale Belg. Madame Blauwvoet zei dat haar schoondochter veel chance had gehad dat ze niet gevioleerd was door de sauvages.


Duinbergen was inderdaad klote. Geen bal te beleven. Zeven hufters op hun Zundapp achter mijn zus aan in haar nieuwe bain de soleil. Voor de rest de zon zien zakken achter piratenschip 'De Uilenspiegel' gestrand in het zand onderweg naar Cadzand. Wachtend tot ik papa in zijn kadertje zal terugzien om protest aan te tekenen tegen al te zeer gemanipuleerde beslissingen van de raad van bestuur.

DE BINNENTUIN
Roman. (U las: Hoofdstuk 5)
Foto boven: Johan Vancaeneghem.