02 oktober 2013

SCHAAM JE SCHAUVLIEGE.

MEI OOF ZONDER
PARAPLU:
NIE MEI OES.




Ronse stelt een ‘milieustakingsvordering’ in tegen het bedrijf OB&D om het storten van verontreinigde grond op de site aan het Muziekbos te laten stilleggen.

Door VZW Comité voor een Leefbaar Louise-Marie en VZW Omer Wattez werd bij de Raad van State een procedure opgestart om de milieuvergunning van OB&D te vernietigen. Op 23 mei dit jaar besprak de Raad dit verzoek. Tot op heden heeft de Raad echter geen uitspraak gedaan. In afwachting kan het bedrijf het stort verder inrichten.

Het stadsbestuur van Ronse besliste in september 2012 al dat Ronse een vordering tot staken zou instellen zodra het storten zou opgestart worden. Nu dat is vastgesteld beslist het stadsbestuur om een milieustakingsvordering in te stellen. Hiermee schaart de huidige coalitie zich achter één van de doelstellingen uit haar bestuursakkoord waarin letterlijk te lezen staat:

"We dulden in Ronse
geen stort voor
gevaarlijke afvalstoffen".
(Bestuursakkoord 2013-2018).

Minister Joke Schauvliege leverde een milieuvergunning af die volgens Ronse niet comform is aan de bouwvergunning. Daarvoor loopt er bij de Raad van State nu de procedure. De auditeur geeft Ronse daarin alvast gelijk. Volgens burgemeester Luc Dupont (vandaag in Het Nieuwsblad) kan een uitspraak over de milieustakingsvordering echter een maand of zelfs meer aanslepen. Ondertussen wordt er volop gestort.

Luc Dupont: ‘De snelste manier om dat storten te stoppen, is dat de Raad van State morgen een arrest verleent. Vernietigt deze de milieuvergunning, dan stopt het storten onmiddellijk.’

Maar dat betekent dan echter nog niet dat alles voorbij is. Dan gaat het dossier terug…. naar de minister. Die kan dan een nieuwe milieuvergunning afleveren, beter gemotiveerd of anders geformuleerd. Of ze kan beslissen geen milieuvergunning af te leveren.



SHAME ON SCHAUVLIEGE

Een milieuvergunning dus?
Voor niet-reinigbare gifgrond?
Aan het mooie Muziekbos?
Non-conform de bouwvergunning ?

Maar hier wel in Ronse... ongeneerd komen pronken in de Fiertel? Mee op bedevaart dwars doorheen datzelfde Muziekbos? Van schijnheiligheid gesproken. Met of zonder je paraplu... Of dan is het onbekwaamheid. Schaam je diep, Schauvliege.

30 september 2013

DE BINNENTUIN

LE JARDINIER D’ESPAGNE



Met haar zilveren lepeltje - Hôtel du Parc Ostende stond erin gegraveerd, Albéric beweerde dat ze een ongeneeslijke kleptomane was - en om de broze pols haar eeuwig speldenkussentje, draaide Madame Blauwvoet onzekere rondjes in de chocolat chaud die mama beneden in de keuken voor haar had klaar gemaakt. Het gezicht van La Blauwvoet, barometer voor al het onheil in de hemel en op aarde, stond op Bestendig Groot Malheur. Ze zei dat de étoiles filantes ongunstig stonden. Ze zei dat ze dringend mijn levenslijnen wou lezen. Nu. Sebiet.

‘Il le faut. Je le sens à mes artères'.

Ik balanceerde onverstoord voort op het voetstoeltje naast haar chaise longue. Het zeteltje was een houtsculptuur in de vorm van een meeuw die zijn fluwelen vleugels spreidt alvorens zijn lading drek te parachuteren op het gekroonde hoofdje van de Koningin van de Corso Fleuri die me kusjes toe tuit op de dijk van Blankenberge .

Zonder op te zien van mijn verhaal over de Beverpatrouille die op kamp trekt in hoogst onherbergzame gebieden vol verraderlijke adders onder het gras schoof ik de rechterhand op de glimmende rand van haar Singer doodsreutelmachine.

Uit de grote wandkast van haar naai-ateliertje toverde ze daarop haar glazen Merry Christmas- bol. Het zat volkomen ondergesneeuwd door haar moeizame maneuvers tussen oude modepatronen van Femmes d’Aujourd’hui en rond slingerende veelkleurige échantillons van de weverij.

Het wonderbaarlijk kindje Jezus lag volgens zijn eigen levenslijnen in een luierke van verhard plastiek op zijn kruisiging te wachten. Daarbij liefdevol omringd door zijn mama en Jozef die van niks wist en er dan maar het beste van maakte met het oog op zijn tweederangsrol in de Heilige Geschiedenis. Met zijn allen werden ze vacuum clean op kamertemperatuur gehouden door de vette os die ik vagelijk herkende van zijn obscure figuratie als os op de Ark van Noach in het Oude Testament. Aan de overkant van de kribbe lag een ezel waarvan ik hoopte dat hij ontsnapt was aan de slavernij van het eendagstoerisme bij Tieste, Kruisberg op en af, zo de hele dag door.

Madame Blauwvoet schudde de Heilige Familie in een Antarctische sneeuwstorm. Want vergis je daar niet in: de winters kunnen hard zijn in Bethlehem. Heel anders dan in Nazareth bijvoorbeeld waar de inboorlingen genieten van een gematigd klimaat met verzachtende maritieme luchtstromingen en de gunstige winden, vanuit het nabije Gent.



Nu gooide ze haar toversjaal (goudgele sterren op een diepblauwe achtergrond zoals op de dozen van donzige Beka-dekens) over haar magieken bol. Ze greep mijn rechterhand , evalueerde het levenslijnenspel, oogde nog veel meer verontrust dan op dagen van doordeweekse verontrusting. Volgens mijn lijnen, die ze in alle richtingen wist wegschieten, zoals bij het vuurwerk van Saint-Michel op het strand, zou mij een nog korter leven beschoren zijn dan dat van mijn vader in de hemelen. En er was zo al geen overschot. Er restten me volgens haar bevindingen nog maar enkele scoutskampen, met inbegrip van dat in Surice deze zomer. Mijn tijd zou bovendien eindigen met een algehele Apocalyps. In dood en vernieling alom. De Vandalen. De Hunnen. De Vikings. De Kelten. Les extrémistes. Alles bijeen in de mix, maar dan nog veel erger. Eerst zou ik wel nog mercenaire worden in het bataljon van haar held Kolonel Schramme en de Simba’s van de Congo Belge hun vet geven om daarna dan zelf door een vreselijke mensenetende stam in een kokende. Nee dit wou ze me besparen.

Was er dan geen goddelijke genade meer voorhanden?
Geen geheime ontsnappingslijn?
Geen enkele kans op redding?

‘Non. Je regrette.’



De Jardinier d’ Espagne (veel later kwam ik erachter dat ze die van Ispahan bedoelde) had zijn draaiboek. En dat lag nu helemaal vast. Hij wist perfect wie hij diende te gaan afmaaien in de maïsvelden van de Collines en de Ardennes Flamandes, hij met zijn zeis. Hij wist waar en wanneer. Hij kende dag en uur, wij niet. Ik moest geen enkele moeite doen. Er was geen ontsnappen aan. Het kon tijdens een pick-nick aan een plooitafeltje van Caravan-Expo langs de E3, gegrepen door een stuurloze camion . Het kon van een zonnesteek, tijdens de eindeloze speechen van de Ijzerbedevaart. Ik kon dood vallen bij een sprong van de Rode Kruispost op de dijk met mijn speelkameraad Jean-Pierre ( en zijn schattig zusje Claudine). Ik kon zinken met de amfibie. Van de pier tuimelen op de tonen van Elvira Madigan in het Aquarama. Van een golfbreker glijden, vermaald worden door de schroef onder de motorboot van de succesvolle schrijver van Série Noire-verhaaltjes uit Blankenberge. Tussen een spleet van het staketsel slieren. Een kwaaie val doen op de piste van de velodroom. Dood gaan van teveel Boules de Berlin.



Het enige wat me in afwachting te doen stond, was gelaten mijn lot afwachten. Alle dagen mijn gebeden zeggen. Na elke doodzonde (ik zou rap weten hoe je dat doet, doodzondigen) sebiet biechten. Dit vanwege de staat van genade, altijd goed om te bezitten in het hiernamaals. Per pakketje van veertig dagelijkse zonden voor alle zekerheid toch maar mijn zielke zuiveren. Ik zei dat ik er zou over nadenken. Of ik dan nu si’l vous plaît mijn tekenverhaal mocht voortlezen? Bij wijze van laatste wens. Het mocht. Nu ik eindelijk weer vrij over mijn rechterhand beschikken kon, draaide ik de bladzijde om.

‘Einde!’ las ik. Met een kronkelende adder errond. Zoals op de gevel van Apotheek Provost aan de Steenbrugge waar mama mijn Revitalose haalde, om aan te sterken, mijn koppig vegetarisme te counteren en me een lang en gelukkig leven in te lepelen met ampoules. Madame Blauwvoet grijnsde, plukte een speld uit haar pols.

‘Le Jardinier d’Espagne’, zei ze.
‘N’oubliez jamais.’

En ze liet haar mond in een glas glijden.
Met in letters van goud Hôtel Métropole Bruxelles erop.

‘DE BINNENTUIN.’
Roman. (U las hoofdstuk 18)

Onderste illustratie: Ronse by night. Michel Provost.

29 september 2013

SPIEGELSCHRIFT

DE KOPBREKER
VAN DE CRYPTE




Komt er een senioor – zonder Venetiaanse das - de crypte binnen gesukkeld. Vraagt of ze hier bij gelegenheid misschien eens kunnen vloeren?

‘Een mens zou zich nog een malheur terten’.

‘Ik geef uw vraag door aan de bevoegde instanties’, hoor ik de zaalwachter repliceren. Zonder verpinken. Dan, de rechter wenkbrauw iets omhoog:

‘Wil ik tegelijk vragen dat ze ook de zuilen wegpakken.Voor het zicht?’

Ien Ronse ees dat iet.

In het kader van het prachtige Textielfestival ‘Touching Textiles’ op diverse locaties en in (ondermeer ) onze onwaarschijnlijk mooie crypte vergaap ik me aan ‘De Kopbreker’, pronkstuk van Thierry De Cordier.

Hermetisch Zwarte monoliet. Ik heb zin om te krabben met mijn Zwitsers pennenmeske. Zien of er alchemie mee gemoeid is, een hart van goud misschien. De Cordier is een magicien. Werkt vreselijk op de zenuwen van eenieder die vindt dat kunst je niet op het verkeerde been zetten mag en helemaal al niet op deze onzekere kerkvloeren.

Prima op zijn plaats is Thierry De Cordier in dit mysterieus ondergronds heiligdom van Hermes zijne heilige knoken. Op deze miraculeuze plek waar in het verleden een – godbetert Oudenaardse - lingerieshow voor kopbrekens zorgde in hoofde van onze wereldlijke en kerkelijke overheden.

Meer bepaald bij de schepen van lingerieshows die zich hiervoor naderhand in deze zelfde crypte openlijk (naar aanleiding van Armand Demeulemeesters ‘Kruisweg’) verexcuseerde bij de heer deken. Al was het me toen bij dat monkellachje van de schepen niet duidelijk of hij het wel echt meende, dan wel veeleer nog nagenoot.

Want de geheimen van de crypte laten zich maar mondjesmaat kennen. En dat zal Thierry De Cordier niet tegenspreken met zijn Kopbreker. Naast de nis van de Heilige Stefanus (zoals eenieder weet die van zijn pen leven moet: de eerste martelaar) werden eerder al hermetische rituelen opgezet waarbij de waanzin zonder lingerie in al haar middeleeuwse volslanke naaktheid langdurig werd belezen en gretig besprenkeld. Tot genoegen van de botergeile kanunniken.



Thierry De Cordier is een in Ronse onbekend wereldberoemd kunstenaar. Niveau Thuymans, Fabre, Panamarenko. Met in sommige werken een knipoog naar Leonardo. Met iets van Hitchcock (in ‘Birds’). Laat Ronse hem vervloeken, vermaledijden in vele generaties zoals het de brave Baruch de Spinoza overkwam, laat Ronse hem vooral koesteren en altijd weer verwelkomen.

‘De Cordie zeede?’
‘Noejt van g’huurd.’



Ien Ronse ees dat iet (bis). Biënnale van Venetië. New York. Oostende, lang voor Claus (wel nà Ensor al had hij met hem best op de zwier gekund naar het Bal du Rat Mort). En nog voor Oostende of all places: een boomhut in Schorisse.

De Cordier is de neef van wijlen Albert. Voor Ronsenaars zouden deze antecedenten alleen al de definitieve garantie horen te betekenen voor gegarandeerde onvoorspelbare extravaganza. Mèt vloek.

‘Kopbreker’ dus. Breek er je kop niet op waarom en probeer De Cordier in de crypte vooral niet te plaatsen. Kunst is het zeker. Dit kan je krijgen met kunstenaars die buiten alle kaders kleuren, zoals Fabre zuilen behangen met plakjes ham, kevers aan paleishemels kleven en voor kopbrekens zorgen bij de verbouwereerde zondagse toeschouwer die een nieuwe vloer voor de crypte wil.



Leo Copers, eveneens present in deze ‘Touching Textiles’ is ook zo’n speciale. In de Ververij (Starting Point van dit festival) lokt hij je de trappen op, laat hij in de verte van lokaal 105 zijn licht schijnen op jouw vraagtekens. De toegankelijkheid van zijn werk gaat erop vooruit vind ik. Jaren geleden zag ik van hem een mitrailleur met zandzakskes ervoor. Ik was toen al blij dat de toeschouwer niet werd neergemaaid. Voor de rest veel mooie tissus gezien in Ronse vandaag.

En dan dat lied der oude getouwen dat mijn wonderjaren ritmeerde tussen de lieve warme mensen die mijn jeugd bevolkten, nu allemaal in een kaderke met hun decoratie naast mijn altijd al dode papa aan de muur van het Must plakken, er mij doen aan denken dat Ronse een stad is en blijft van vele netwerken en weefsels. Ees't azuu niet, professeur Hendrik Vuye?

SPIEGELSCHRIFT
Losse blognoten over Ronse.

(Nog op 5-6 oktober/12-13 oktober. 11-18 u).